Ronny Van Geneugden bevindt zich in een spagaat : straks zijn vleugels uitslaan als hoofdcoach of kiezen voor levenslang bij RC Genk. ‘Ik heb misschien nog twintig jaar trainerschap voor mij liggen : wat maken elf wedstrijden dan uit ?’

De afspraak wordt gemaakt met hemzelf, maar als er moet worden geschoven, laat hij zijn agendabeheerder bellen voor een nieuwe datum. In minder dan geen tijd heeft Ronny Van Geneugden de organisatie bij RC Genk stevig naar zijn hand gezet. De avond voor het interview laat hij zelfs nog opbellen om aan de afspraak te herinneren. Gedaan met toeval en improvisatie, Van Geneugden is een man van duidelijkheid en controle.

“Hij vraagt om de lift te nemen naar het derde en daar alvast plaats te nemen in de zeteltjes”, antwoordt de receptioniste van achter haar raampje. Aan de zeteltjes is het stil en rustig. “Komt u voor Ronny ?”, vraagt een vriendelijke vrouw. “Dan mag u hier al plaatsnemen. Hij heeft me gevraagd in deze zaal de verwarming op te zetten. Dat zal wel voor u zijn. Kijk, zijn krant ligt er al.”

De koffie zal de gastheer zelf uitschenken. Niet voor hemzelf : hij drinkt al drie jaar geen koffie meer. Alleen groene thee. En water.

Wat een ontvangst. Als iets duidelijk is, dan wel dat je deze club ook naast het veld helemaal naar je hand probeert te zetten.

Ronny Van Geneugden : “Ik loop hier al een aantal jaar rond. Dit is een heel familiale en gemoedelijke club, maar ik houd liever alles intern, dat geef ik eerlijk toe. Ik merk dat het randgebeuren toch impact heeft op de prestaties, dus moeten de spelers wat worden afgeschermd. Van bij mijn aantreden zijn er duidelijke afspraken gemaakt. Deze club moet uitstraling hebben en dus moet er professionaliteit zijn in de werking en de omkadering. We hebben strikte lijnen getrokken, volgens een agenda waarbij iedereen weet waar hij aan toe is, maar zich ook belangrijk en gewaardeerd voelt. Dat creëert rust en sereniteit.”

Waarom ben je zo dominant ?

“Dat is zo gegroeid. Binnen de jeugdwerking heb ik altijd carte blanche gekregen in mijn functie van technisch coördinator. Toen men mij vroeg als interim-hoofdcoach, was het de normaalste zaak dat ik me ook daar kon profileren. Ik heb gezegd : alle beslissingen die ik nu zal nemen naar organisatie, zijn er omdat ik denk dat ze een meerwaarde bieden in de professionele uitbouw van de club. Ik ben een KRC-man : alles wat ik doe, is in het belang van KRC Genk.”

Hoort dit bij de taken van een hoofdcoach ?

“Misschien niet. Een hoofdcoach is in principe een passant. De interne en externe organisatie van een club moet vastliggen en een hoofdtrainer moet daar gewoon instappen. Het mag niet meer zo zijn dat hij ergens binnenstapt en zegt hoe het allemaal moet gebeuren. Belgische clubs moeten dringend overstappen op een langetermijnvisie.”

Jouw handdruk is stevig en je kijkt mensen letterlijk recht in de ogen. Dat verraadt zelfverzekerdheid.

“Het heeft ook te maken met respect. Het eerste wat ik de spelers heb gezegd, is dat ze respect moeten hebben voor elkaar. Ik heb iedere week een gesprek met de mensen die verantwoordelijk zijn voor het gras : ik nodig hen uit voor een koffie, vraag hoe het met hen gaat en we overlopen face to face het weekprogramma. Mijn drijfveer in het leven is : iedereen heeft het recht om met respect te worden behandeld. Dat heeft te maken met de opvoeding die ik heb gekregen van mijn ouders en waarin respect, normen en waarden heel hoog stonden aangeschreven. Ik probeer dat nu zelf mee te geven aan mijn zoon, samen met mijn vrouw, en aan de spelers waarvoor ik verantwoordelijk ben. Maar respect krijg je niet, je verdient het. Pas als je respect toont, krijg je respect terug. Dat is de manier waarop ik probeer door het leven te stappen en dan kun je iedereen recht in de ogen kijken : zowel degene met wie je praat – op het moment zelf, maar ook achteraf – als de man in de spiegel wanneer je je ’s morgens staat te wassen.”

Je staat bekend als een harde man.

“Ik ben niet hard : ik probeer correct te zijn. Dat kan hard overkomen, maar ik ben niet negatief kritisch : altijd positief kritisch. En hoe ben je dat het best ? Door eerlijk te zeggen waar het op staat. Ik probeer altijd afspraken te maken en mij daaraan te houden. Ik verwacht van iedereen rond mij dat ze dat ook doen.”

Maar toch : als jeugdtrainer had je een harde hand.

“Als jeugdtrainer móét je een harde hand hebben. Met schouderklopjes kom je er niet. Genk heeft 26 jeugdinternationals. Die mannekens hebben hun hele opleiding niets anders gehoord dan dat ze goede voetballers zijn. Bij de A-kern moeten ze ineens omgaan met concurrentie, met op de bank zitten, zelfs niet tot de selectie behoren, met kritiek van trainers en medespelers. Daar moet je hen tegen wapenen. Toen ik hier begon, heb ik direct gezegd : wij als jeugdtrainers moeten strenger zijn voor onze talenten dan voor de zogenaamde mindere goden. De echte talentjes moeten harder worden gemaakt. Niet door ze af te breken, maar door ze positief kritisch te benaderen. De een noemt dat ‘hard zijn’, de ander ‘correct zijn’, en nog een ander ‘afbreken’. Wij proberen er het beste van te maken.”

Ronny Van Geneugden is iemand met lange tenen, die niet vergeet wie erop hebben gestaan, wordt gezegd.

“Als dat binnenskamers gebeurt, heb ik er geen moeite mee. Dan wil ik met iedereen discussiëren en kan ik gerust een fout toegeven. Of ik overtuig de ander van mijn mening, of we vinden de gulden middenweg. Maar als de deur weer opengaat, trek je aan hetzelfde koord en moet iedereen met dezelfde mening naar buiten stappen. Ik heb moeite met mensen met wie je intern afspraken maakt en die naar buiten gaan verkondigen dat ze er eigenlijk anders over dachten.”

Dan moeten de uitspraken van Jos Vaessen en voorzitter Harry Lemmens vorige week in de kranten je zeker hebben gestoord : volgens Vaessen is dit geen moment om met jonge spelers te gaan experimenteren, en volgens Lemmens is de club ten einde raad. Nieuwe trainer, nul op zes en alles wordt al in vraag gesteld.

“Dat is voor hun rekening. Dit moet intern worden uitgepraat, dus ik reageer daar niet op.”

Gecontesteerde voetballer

Kom je nog altijd met de fiets naar het werk ?

“Vandaag niet, nee, maar ik kijk reikhalzend uit naar beter weer. Ik kom al met de fiets naar dit stadion van toen ik een twaalfjarig jongentje was. Zevenentwintig jaar later is dat niet veranderd.”

Dit is ook het stadion waar je vader heeft gevoetbald.

“Bij Thor Waterschei, in de tweede klasse. Ik heb hem nooit aan het werk gezien, maar wel veel krantenknipsels gelezen. Daaruit blijkt dat hij een erg begaafde voetballer was. Op een bepaald moment heeft hij gekozen voor werkzekerheid boven het onzekere bestaan van profvoetballer.”

Leken jullie op elkaar als voetballer ?

“Ja, maar hij was sneller. Hij was een buitenspeler en een spits, ik een spelverdeler. Hij was rechtsvoetig, ik linksvoetig, maar technisch waren we allebei sterk.”

Je debuteerde als zeventienjarige in het eerste elftal, ook in de tweede klasse. Dan ben je een talent.

“Waterschei kende een terugval op dat moment en moest de kaart van de jeugd trekken. Onder invloed van André Bollen zaliger kregen de jongeren toen kansen.”

Maar toen drie jaar later de fusie met Winterslag volgde, was er bij het nieuwe KRC Genk geen plaats meer voor jou.

“Er was wél plaats, maar men zei mij dat ik deel zou uitmaken van de A-kern en dat ze pas over twee, drie jaar op mij rekenden als strateeg van het eerste elftal. Toen ik vervolgens voorrang gaf aan mijn studies als systeemanalist, zetten ze mij terug naar de B-kern. Dat was een zware ontgoocheling. Ik heb toen zelf beslist om te vertrekken. Een moeilijke beslissing, want ik had er altijd van gedroomd om hier in Genk mijn voetbalcarrière te starten en ze ook te beëindigen. Dat het niet zo is gelopen, heb ik altijd als een gemis ervaren.”

Je noemde jezelf destijds een type speler dat altijd gecontesteerd zou blijven. Waarom ?

“Het voetbal was bezig de omslag te maken van techniek naar kracht. Ik moest het hebben van mijn techniek en dus was ik gecontesteerd bij degenen die van werkvoetbal hielden. Qua rendement heb ik altijd erg hoog gescoord – ik behoorde elk seizoen tot de top in België qua doelpunten en assists – maar bij balverlies was ik niet de man die veel ballen recupereerde. Ik was de offensieve middenvelder die het moest hebben van een complementariteit met één of twee ploegmaats. In mijn ogen heeft ieder zijn specialiteit en is het de kunst om daar een geheel van te maken. Rendement heeft te maken met complementariteit.”

Heeft dit mee bepaald dat je nooit de stap naar de top hebt gezet ?

“Ik heb altijd bij ambitieuze ploegen net onder de top gespeeld. Eerlijkheidshalve moet ik daaraan toevoegen dat ik heel goed wist wat ik kon en wat niet. Ik bezat de technische kwaliteiten om het te maken in de top, maar miste de fysiek om die stap te zetten.”

En zo blijft die ene keer als gastspeler met Anderlecht in Hongkong het hoogtepunt.

Bah, dat was een mooie ervaring, maar het hoogtepunt was toch de groei met Lommel van degradatiekandidaat tot ploeg die tot de laatste speeldag meestreed voor Europees voetbal. En die enkele Europese wedstrijden met Germinal Ekeren, al was dat niet mijn beste seizoen. Ik heb toen zelf tegen de voorzitter gezegd dat ik niet kon brengen wat van mij werd verwacht en we zijn op een correcte manier uit elkaar gegaan. Dat typeert mij ook.”

Tweebaansweg perfectioneren

Je was nog maar 31 toen je afdaalde naar de tweede klasse en daar, bij Verbroedering Geel, twee seizoenen later al de schoenen aan de haak hing. Waarom zo vroeg ?

“Omdat ik vond dat ik nog onvoldoende rendement haalde. Zoals gezegd : ik was een gecontesteerde speler. Dat kan je camoufleren door je rendement te blijven halen, maar tweede klasse, dat was werkvoetbal en constant mandekking. Ik voelde dat mijn rendement afbrokkelde. Dus kon ik beter stoppen.”

Het coachen zit je in het bloed. Je was amper 30 toen je bij Lokeren de ontslagen Willy Reynders enkele weken als speler-trainer opvolgde.

“Van mijn 26ste al bezat ik het UEFA A-trainersdiploma. Op dat moment had ik ook al het Genker jeugdproject opgericht (een samenwerkingsverband tussen de stad Genk en zijn provinciale clubs, nvdr). Ik trainde de kadetjes van Zwaluw Wiemesmeer en organiseerde profdagen voor die mannekens. Ik was altijd met voetbal bezig. Volgens mij heeft het ook te maken met mijn positie in het elftal : als spelverdeler denk je constant na. Trainers praten ook meer met jou.”

“De spelers moeten de trainingen beleven, niet ondergaan. Vragen naar het waarom en hoe worden te weinig gesteld.” Een oude uitspraak van jou, maar waar je nog steeds achter staat. Zijn voetballers te weinig bezig met hun vak ?

“Een speler moet niet zomaar een training van anderhalf uur afhaspelen. Hij moet zich ook afvragen wat erachter zit. Waarom doet de trainer dat ? Waarom díé oefening ? Ik heb dat als speler altijd gehad. Ik noem dat beleving, maar vooral ook engagement om het maximale rendement te halen. Dat doe je niet alleen met je voeten, maar ook met je hoofd. Ik wil dat de betrokkenheid, zowel individueel als in groep, groot is.”

Mis je die betrokkenheid nu ?

(denkt na) Nu niet, nee. De beleving hier van de spelers heeft me aangenaam verrast.”

Je legt wel veel beslag op hen. Training op maandagochtend en dinsdagmiddag wil zeggen dat ze tussendoor een vrije dag hebben gehad. Dat is ongetwijfeld wennen voor hen.

“Twee trainingseenheden achter elkaar is voor mij een vrije dag. Hier wordt elke dag gewerkt, maar niet noodzakelijk door de hele groep. Ik heb een aantal snelheden waarin ik wil werken, maar doordat ik geen voorbereiding heb gehad, kan dat niet zomaar. Ik ben in een groep gestapt die werkte volgens een bepaald stramien. Alle respect daarvoor, maar ik wil eigen accenten leggen en dat ga ik nu stap voor stap doen. De tweebaansweg die er al is, gaan we perfectioneren tot een driebaansweg.”

Bij Anderlecht is dat mee de ondergang van Frankie Vercauteren geworden. De meeste spelers vonden dat hij te veel van hen eiste.

“Het is aan mij om ervoor te zorgen dat ik het evenwicht bewaar. Ik heb de spelers gezegd : waarom zijn jullie profvoetballer ? Omdat jullie graag voetbalden. Nu worden jullie ervoor betaald, maar je moet het wel graag blijven doen. Komen trainen mag geen verplichting zijn.”

Lachen onder de snor

Wordt er soms gelachen onder die snor van jou ?

(glimlacht) Toch wel, vraag dat maar aan de spelers. Het zal misschien iets droger zijn dan bij een ander, maar niemand heeft zichzelf gemaakt. Ik ben niet de man die glimlachend door het leven stapt, wat niet wegneemt dat ik innerlijk mijn genoegdoening heb. Als speler was ik dezelfde : als ik scoorde, deed ik nooit uitbundig. Ik was blij.”

Emoties lijken geen vat te krijgen op jou.

“Dat is waar. Ik kan mij volledig afsluiten. Ik speel dat niet, ik ben zo. Zelfs als ik me kwaad maak, doe ik een minuut later alweer normaal en ga ik verder met datgene waarmee ik bezig was.”

“Sentiment is schadelijk voor de gedrevenheid” : nog zo’n typische uitspraak voor jou.

“Je gaat voor een doel. Sentiment en emoties mogen daarbij niet bepalend worden.”

Je start met nul op zes en dat brengt je niet aan het twijfelen ?

(direct) Absoluut niet. Ik ben overtuigd van mijn manier van werken. Genk gaat nog een mooi seizoeneinde tegemoet.”

De vorige keer dat je overnam, na het vertrek van Sef Vergoossen, won je vijf van je zes wedstrijden. Nu pakt het anders uit. Hoe bepalend zijn deze elf wedstrijden voor je carrière ?

“Dat zijn ze absoluut niet. Ik heb misschien nog twintig jaar trainerschap voor mij liggen : wat maken elf wedstrijden dan uit ? In Genk weten ze wie ik ben en hoe ik werk. Het belangrijkste is nu dat de club weer de uitstraling krijgt die hij verdient. En als het goed gaat met de club, gaat het automatisch ook goed met mij.”

Jij staat voor dominant en aanvallend voetbal met een hoge handelingssnelheid. Moet dat kunnen met jonge, Belgische voetballers ?

“Ja, aangevuld met buitenlanders die een meerwaarde moeten betekenen. De doelstelling van KRC Genk moet zijn dat het op termijn een club wordt die hoofdzakelijk bestaat uit talentvolle Belgische spelers, aangevuld met ervaring, al dan niet uit het buitenland. Zo profileert het zich ook, dus die weg moet het opnieuw gaan bewandelen.”

Met Willy Reynders als sportief directeur was voor een andere richting gekozen.

“Daar kan ik vanuit mijn positie niet op antwoorden omdat je dan ook het financiële moet afwegen en dat is de verantwoordelijkheid van andere mensen.”

Maar dat Genk zijn jeugdopleider carte blanche geeft, is dat een statement over de richting die het weer uit wil ?

“Neen, want ze hebben gezegd dat ze in de eerste plaats zo hoog mogelijk willen eindigen, of dat nu met jongeren of ouderen is. Dat bepaal ik zelf.”

Zitten jij en Willy Reynders op dezelfde lijn ?

“Qua voetbalfilosofie wel, over de rest praten we niet op dit moment. De evaluatie van de spelerskern en over waar we naartoe willen, volgt pas op het einde van de rit. Maar als je een bepaalde filosofie hebt tot en met de beloften, moet je die ook doortrekken naar de A-kern, vind ik. Op vier jaar tijd hebben we er veertien overgeheveld : dat is immens. Ik blijf herhalen : de jeugdwerking zou de grootste sponsor van de club moeten zijn.”

Een kleine cultuurschok

Iedereen die je kent, verwacht dat je straks voluit voor het hoofdtrainerschap gaat. Naar de jeugd keer je niet meer terug, toch ?

“Voor alle duidelijkheid : ik heb een interim-opdracht tot het einde van het seizoen. Daarna zijn er drie mogelijkheden. Ofwel is de club tevreden en zeggen ze : we gaan verder met Ronny Van Geneugden als hoofdtrainer. Ofwel zeggen ze : wij willen Ronny voor lange tijd aan ons binden en hij gaat – tussen aanhalingstekens : voor de rest van zijn leven – naar een functie als tweede of derde man in de technische staf, mét een stuk beleidsprofiel. Ofwel scheiden de wegen.

“Ik heb altijd de ambitie gehad om ooit hoofdtrainer te worden : ik steek dat niet onder stoelen of banken. Alleen heb ik mezelf nooit een termijn opgelegd. Dat het nu al is gekomen, had ik niet ingecalculeerd : ik had verwacht nog enkele jaren op het tweede plan te kunnen functioneren. Jammer genoeg is het enkele weken geleden al moeten gebeuren. Als je midden in een seizoen nieuwe wegen gaat bewandelen, is dat toch een beetje een cultuurschok. Daarom had het moment beter gekund.”

Verder dan Lokeren en Waalwijk heb je niet gevoetbald en toen je eens bij Leicester mocht gaan testen, kon je niet snel genoeg terug thuis zijn. Ben je honkvast ?

“Ja.”

Dreigt dat niet in conflict te komen met je ambities ?

“Dat is zo. Maar ik ben wat ouder nu, mijn zoon ook, en ik kom in een fase dat ik de blik wat moet verruimen. Ofwel kies ik hier straks voor een job voor het leven, ofwel voor een trainerscarrière waarvan ik niet weet waar ze me zal brengen. In die spagaat bevind ik me nu.” S

door jan hauspie – beeld: danny gys (reporters)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content