De oevers van de Gaverbeek zijn niet meer zo veilig als vroeger. Dankzij Mbaye Leye, een Senegalese spits, lekker atypisch in zijn woorden en daden. ‘Zestien goals maken is bij Zulte Waregem veel moeilijker dan bij een topclub.’ Afrika op zijn best.

Al in zijn eerste dagen in België, een dik jaar geleden, toonde Mbaye Leye (26) dat hij een speciale kerel is. Niet elke voetballer springt stante pede in zijn auto om een journalist op te sporen als die aan de telefoon meldt dat hij wat later zal zijn voor het afgesproken interview, omdat hij verloren gereden is. En zoiets valt al zeker niet te verwachten van een Senegalees die pas neergestreken is in West-Vlaanderen. Maar voor de toen nog totaal onbekende Leye was het de evidentie zelve. Hij toonde de weg naar zijn appartement alsof hij al jaren thuis was in Waregem, om zich vervolgens in een vlot en aangenaam gesprek vriendelijk voor te stellen als een gastvrije, zelfbewuste jongeman die weet wat hij wil.

Zestien maanden later komt hij nog altijd zo over. Veel andere dingen zijn wel veranderd. Zijn Franse vrouw, Sandrine, is nu bij hem. In april werd hij papa van een zoontje, Tidiane. Hij verhuisde, naar een huis in Sint-Eloois-Vijve. En vooral: heel voetbalminnend België kent nu zijn naam.

In augustus 2007 zei hij dat hij pas tevreden zou zijn over zijn seizoen als hij vijftien keer zou scoren. In mei 2008 stonden zestien goals achter zijn naam.

Je had tot voor vorig seizoen nog nooit op het hoogste niveau gespeeld, kwam vanuit het niets en werd door Zulte Waregem een beetje per toeval ontdekt. Ook wij vroegen ons af: ‘Komt dat wel goed?’

Mbaye Leye: “De helft van de bestuurders bij Zulte Waregem had geen vertrouwen in me toen ik aankwam.

“Nikica Jelavic liep hier toen ook nog rond. Iedereen praatte alleen over hem. Alleman beschouwde die als spits nummer een.”

Frustrerend?

“Nee. Ik voelde wel een groot ongeduld, wilde dat die competitie zo snel mogelijk begon. Ik wist dat ik iets kon tonen in de Belgische eerste klasse.”

Pro maken van contra

Jij hebt telkens weer die goesting om te tonen: hier ben ik!

“Als je ergens aankomt, zijn er mensen voor je en anderen tegen je. Je moet er alles aan doen om iedereen aan die eerste kant te krijgen. Ik span me altijd het meest in voor de mensen die tegen me zijn, voor zij die geloven dat ik niet zal slagen. Ik heb altijd zin om die te tonen: voilà ( steekt zijn tong uit), ik kan het wél. Met dat gevoel ga ik vooruit.”

Jij roept al van in het begin dat je hogerop wil. Heb je geen schrik voor de dag dat het niet meer zal lukken, de dag dat je tegen je plafond botst?

“Ik steek constant in mijn hoofd dat ik kan slagen. Als dat niet lukt, moet je tegen jezelf zeggen dat er iets is waarin je tekortschoot. Dan ligt het niet buiten jezelf, het is je eigen fout.

“Ik nam altijd al dezelfde houding aan: als ik in een kamer alleen met mezelf ben, moet ik kunnen zeggen dat ik er alles aan gedaan heb. Als je niet speelt, mag je niet moeten vragen waarom dat zo is. Zorg ervoor dat het de mensen rond jou zijn die opmerken: ‘Hoe kan het toch dat die niet opgesteld wordt?!'”

De natuur kan je toch ook tegenwerken? Iedereen heeft zijn capaciteiten, voor alleman stopt het ergens.

“Juist. Maar je mag geen greintje spijt hebben om een gram die je niet in de weegschaal wierp.”

Stel dat je bij Anderlecht raakt en daar ervaart dat zo’n club jouw top is, ben je dan tevreden?

“Ja, dan zit ik bij een grote club. Dan speel je altijd om eerste te eindigen. Een geweldige motivatie. Je kan ook in de UEFA Cup aan de slag. En als je bij Anderlecht kan spelen, kan je ook bij andere grote clubs aan de slag, want Anderlecht zou altijd bij de eerste zes eindigen in Frankrijk.

“Om eerlijk te zijn; het belangrijkste voor mij nu is dat ik mijn zoon over enkele jaren een palmares kan tonen. Dat zal een mooi begin zijn voor zijn leven. Zo heeft hij direct een doel. Een globaal doel, want hij moet geen voetballer worden, hij doet wat hij wil.

“En voor een voetballer is het bij zo’n palmares heel belangrijk om te kunnen zeggen welke dingen je gewonnen hebt. Want dat is wat men onthoudt op het einde. Als je 300 matchen in de eerste klasse speelt, maar geen enkele titel of beker pakt, dan staat er niets op je blad.”

Winnaar worden

Ga je Tidiane ook bijbrengen om net als jij zo in zichzelf te geloven?

“Zeker. Dat is het belangrijkste. Als je niet in jezelf gelooft, kunnen de mensen ook niet in jou geloven.”

Geloven Afrikanen meer in zichzelf dan Europeanen?

“Ja. Niet elke Afrikaan natuurlijk. Maar Afrika is wel een goede school. Mensen hebben er niet direct alles. Je bent verplicht om te wroeten om bepaalde dingen te bereiken. Je moet knokken. In Europa krijgen veel jongeren een hoop in hun schoot geworpen dankzij hun ouders. In Afrika niet. Dan word je een winnaar.”

In Europa vinden we het vaak ongemakkelijk als iemand zo zelfbewust is als jij, we noemen die snel hautain.

“Je moet willen vooruitgaan, maar zonder op de tenen van anderen te trappen. Je moet respect hebben voor de anderen. Heel belangrijk. ( zie ook kader, nvdr)

“Mij maakt het niet uit wie voor me staat; de mevrouw die op de club onze kleren wast of de manager. Voor mij zijn dat dezelfde personen. Hetzelfde respect. Daar heb ik altijd erg in geloofd.

“We leven hier in een land waar geld heel belangrijk is. Mensen worden soms niet gerespecteerd omdat ze een kleine job hebben. Men heeft meer ontzag voor personen met veel geld. Ik vind dat abnormaal. Als ik als voetballer met pakweg mijn postbode ergens binnenkom, is iedereen geneigd om mij meer te respecteren. Maar ik ben niet meer dan hij. Alleman werkt in dat domein waarin hij zich zo goed mogelijk kan ontplooien.

“Onlangs zei een journalist dat hij me timide vond, omdat ik niet veel praat. Terwijl dat niet bepaald de indruk is die je krijgt als je met mij een gesprek voert.”

Exact.

“Ik legde hem uit dat het geen kwestie is van verlegenheid. Ik vind alleen dat ik me niet per se moet manifesteren omdat ik voetballer ben. In het dagelijkse leven ben ik als iedereen.”

Maar inderdaad, je wekt zo’n brave indruk. Nochtans zegt Luc D’haenens, die je naar hier bracht en je goed kent: “Braaf zou ik hem niet noemen.”

“Ik ben rustig. Ik neem mezelf niet voor iemand anders. Maar als je voetballer bent, denken mensen vaak dat je per definitie arrogant bent. Terwijl het niets wil zeggen.”

Raar dat zo’n rustige jongen zich op het veld tot een leider ontpopt.

“In de kleedkamer ben ik er om te winnen. Je moet praten als het nodig is, niet praten om niets te zeggen.”

Spits bij topclub? Makkelijker

Jij beweert al meer dan een jaar dat je een topclub aankan. Dat kun je toch vooraf niet zo zeker weten?

“Als je in je nationale ploeg omringd bent door jongens die in de Champions League of de UEFA Cup actief zijn, als je met hen traint en merkt dat die jongens niet sterker zijn dan jij, hetzelfde doen, dan vraag je je af: waarom ik niet? Maar je moet dat niet alleen zeggen, je moet ook iets tonen. Dat is wat ik vorig seizoen deed.

“Als je een seizoen afwerkt zoals het mijne, en je voetbalt bij een topclub, roept iedereen je uit tot een superspits.”

Bij een topclub is dat dan ook een pak moeilijker.

“Maar als je spits bent bij Zulte Waregem krijg je geen drie of vier kansen per match. Hooguit twee heb je er. Als je er dan één of twee binnenstampt, ben je heel goed. Bij een topclub krijg je wel drie of vier kansen per match. Dat is het verschil. Vraag spitsen van topclubs eens om bij Zulte Waregem zestien keer te scoren. Dat zullen ze niet allemaal kunnen. En dat zeg ik luid en duidelijk. Zestien goals maken is bij Zulte Waregem veel moeilijker dan bij een topclub. De mensen zien het niet zo, maar in een topclub heb je goede spelers rond je die je op de voorgrond schuiven. Daarbij zijn de achttien spelers op het wedstrijdblad allemaal goed. Als bij Anderlecht JanPolák, MbarkBoussoufa, LucasBiglia en GuillaumeGillet rond je lopen, ben je er vooraf zeker van dat je een handvol goede kansen zal krijgen. Ik denk dat het toch makkelijker is om daar spits te zijn, nee?”

Ik betwijfel het.

“En er wordt vaak gezegd dat die jongens amper ruimte hebben. Maar als je als spits tégen een topclub speelt, dan heb je normaal gezien vier verdedigers tegenover je die vaak international zijn en die heel goed kunnen voetballen. Dat moet toch veel moeilijker zijn?”

Laten die niet meer ruimte?

“Denk nu niet dat je tegen Club, Genk of Anderlecht zoveel ruimte krijgt. Iedereen past op tegenwoordig.”

Als die topspitsen klagen over weinig ruimte, is dat dus ‘blabla’?

“Dat is ‘blabla’. Iedereen speelt met zijn mogelijkheden. Tegen zo’n topclub kan je achteraan geen boulevard laten om offensief te spelen. Als de grote clubs van hier in Europa tegen nog grotere clubs spelen, doen ze dat ook niet. Het is altijd aan de grootste om het spel te maken en om de sleutel te vinden.”

Nietszeggende lijstjes

Je zei vóór dit seizoen dat je teleurgesteld zou zijn als je nu nog hier zou zitten.

“Maar ik voegde daaraan toe dat ik mij dan 200 procent zou inzetten om mijn uiterste best te doen. Evengoed kan je dan zeggen: ik veeg er nu mijn voeten aan. Maar ik weet goed genoeg dat ik ook na dit seizoen niet zal kunnen vertrekken als ik niet genoeg scoor.”

Vinden je ploegmaats het niet lastig dat jij altijd maar praat over vertrekken?

“Ik denk dat zoiets hen enkel zou storen als ik niet gemotiveerd op training of aan de aftrap zou verschijnen. Maar ik ben altijd de eerste om te willen winnen.”

Er was in het tussenseizoen interesse van Belgische topclubs, zei de manager van Zulte Waregem.

“Als iemand van een club je belt, dient het tot niets als die zegt dat je hem interesseert, dat ze eens zullen kijken hoeveel je kost, …Als een club écht geïnteresseerd is in een speler, wordt alles in twee à drie dagen geregeld.

“In de voetbalwereld is er een hemelsbreed verschil tussen ‘deze speler interesseert ons’ en ‘we laten hem tekenen’. Voor één plaats zijn er wel tien spelers die de aandacht wekken van een club. Met een vermelding in dat lijstje koop je niks.”

In welke lijstjes stond jij?

“Kan ik niet zeggen.”

Alleen goals tellen

In elk geval was er afgelopen zomer geen concrete interesse voor jou. Na zo’n seizoen moet dat frustrerend zijn voor iemand met jouw ambities.

“Dan ga je alleen zitten met jezelf en zeg je dat je nog veel meer moet doen. Dan moet je kritisch zijn voor jezelf en toegeven dat het nog niet volstond, hoewel je dacht dat je al het nodige gedaan had.

“In mijn hoofd was ik klaar om te vertrekken. Maar voor zij die me moesten laten tekenen, was ik nog niet klaar. Dan moet ik hen overtuigen. Als spits doe je dat enkel door zo veel mogelijk goals te maken. Goed of slecht spelen is niet eens van tel. Als een club een spits wil kopen, wordt gevraagd: ‘Hoeveel matchen speelde hij en hoe vaak scoorde hij daarin?’ Niets meer.”

Wat kan jij nog meer doen?

“Bevestigen in een goede heenronde of in een goed seizoen.”

Is de kans groot dat je binnen enkele weken al vertrekt?

“Er is nog niets concreets. Het is fiftyfifty.”

Zeker voor afgelopen zaterdag leefde de indruk dat je het dit seizoen aanvankelijk wat moeilijker had.

“De mensen hebben die ervaring gehad met PatrickOgunsoto, die na een topjaar met twintig goals niet meer scoorde. Ook AdnanCustovic maakte achttien goals in het enejaar, en vorig seizoen maar negen.”

Het zat in onze hoofden?

Voilà. ( lacht) Weer een extra motivatie voor mij.

“Ik miste vier matchen en scoorde al vier keer. Eind december vorig jaar had ik er zeven. Ik zit perfect op schema.” S

door kristof de ryck – beeld: christophe vander eecken (reporters)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content