Tien jaar nadat hij er voetbalde, is Stéphane Demol terug in Athene. ‘Ik heb het geluk dat ik mijn passie met mijn job kan combineren’, zegt de Belgische trainer van het kleine Egaleo.

Het is nog geen negen uur in de ochtend en het zweet loopt al over het lijf, alleen maar door van de rand van het veld naar de joggende voetballers van Egaleo te kijken. Meteen is duidelijk waarom Stéphane Demol de ochtendtrainingen om acht uur laat aanvatten en anderhalf uur later al van het veld wil zijn. Om zeven uur ’s avonds is een tweede training voorzien.

Het Ukkel van Athene, zo omschrijft Demol Egaleo. Geografisch klopt dat : net als Ukkel ten opzichte van Brussel ligt deze voorstad ten zuidwesten van Athene. Maar het chique, exclusieve karakter van de Brusselse randgemeente heeft Egaleo niet. Verstoken van groen strekt de wijk met veel moderne winkeltjes zich uit langs de snelweg die de havenstad Piraeus naadloos in Athene laat overgaan. Samen vormen Athene en Piraeus een agglomeratie van bijna zes miljoen inwoners, meer dan de helft van de totale Griekse bevolking.

Egaleo not a good team. Small team.” Het is het oordeel van de taxichauffeur. Hij stopt langs een drukke verkeersweg zonder dat er een stadion te bekennen valt. Maar het is er wel. Tussen een rij winkeltjes voert een smalle blauwe poort meteen naar het terrein, helemaal omgeven door tribunes. Op de muur boven de winkels staat de naam van de club. Links zijn een paar loketten, maar verder verdwijnt het stadion helemaal in de dichte bebouwing.

Straks wordt het vernieuwd. Met een computersimulatie toont de secretaris trots hoe het er dan uit zal zien. Onder de tribune aan de overkant worden nieuwe kleedkamers en kantoren gebouwd. In de winterstop wordt de huidige hoofdtribune afgebroken. De eerste Europese thuiswedstrijd, tegen het Turkse Gençlerbirligi, werkt Egaleo daarom af in het stadion van Apollon Athene. Daar speelde ook Olympiakos vorig seizoen zijn competitiematchen, terwijl het eigen Karaiskakistadion gerenoveerd werd voor de Olympische Spelen. Na de renovatie zal Egaleo 12.000 toeschouwers kunnen ontvangen, maar als er 5000 opdagen, zal het al heel tevreden zijn. Een vol stadion zit er alleen in voor de topaffiches tegen Panathinaikos, Olympiakos en misschien AEK Athene.

Vandaag werken de spelers in twee groepen een krachttraining af. Demol kan het werk overlaten aan zijn Griekse assistent en zijn fysiektrainer, maar komt toch liever zelf kijken : “Als mijn spelers vanavond humeurig of slecht gezind zijn, weet ik hoe het komt : dan heeft de fysiektrainer ze wéér te hard aangepakt.” Zijn tweede en derde keeper lopen er vandaag nukkig bij, ziet hij. “Allez, zíj weten nog niet dat ze tweede en derde keeper zullen zijn, maar ík wel.”

Even roept hij alle spelers samen. De voertaal is Engels, maar de Belgische trainer laat niet na zijn betoog te doorspekken met enkele Griekse woorden. Dat ze zich niet te zeer moeten willen bewijzen, vooral simpel moeten spelen en pas fris horen te zijn wanneer straks het echte werk begint. De Griekse competitie begint normaal op 19 september. Drie dagen eerder debuteert Egaleo in de eerste ronde van de Uefabeker.

Stéphane Demol is net met zijn spelers terug van een oefenkamp in de Griekse bergen, op vijfhonderd kilometer van Athene. “In de winter kun je er skiën. Ik wist niet eens dat je dat kon in Griekenland.” Voor de volgende oefenwedstrijden recupereert Demol de drie spelers die met de Griekse olympische ploeg niet door de kwalificaties raakten op de Spelen. De kern staat dan compleet. Geen enkele basisspeler verliet de ploeg, die vorig seizoen lange tijd derde stond en uiteindelijk verrassend op de vijfde plaats eindigde. Vier spelers zijn nieuw : de nationale keeper van Mali, de linksachter van de Ghanese ploeg, een Oostenrijkse spits en een Servische doelman. Demol omschrijft zijn aanpak als streng, maar rechtvaardig en menselijk. “Ik ben niet iemand die al de eerste dag een huishoudelijk reglement ophangt met wat mag en wat niet. Ik heb iedereen eerst een paar weken geobserveerd om de karakters te leren kennen. Het is geen toeval dat deze ploeg vorig jaar vijfde werd.”

Na de training rijdt Demol in een Alfa Romeo naar zijn huis, hoewel dat op wandelafstand ligt. Sinds een paar dagen zijn ook zijn vrouw en twee zonen aangekomen. “Net op tijd om mee de gordijnen omhoog te helpen hangen”, grijnst hij. Het huis heeft een minuscuul tuintje, de meubels zijn die van de voorzitter. “Zijn nieuwe vrouw wilde de meubels uit zijn vroegere huwelijk niet meer.” Halfweg zijn huis en het terrein bevindt zich, in het clubsecretariaat, zijn kantoor. Fier : “Ik ben de eerste trainer hier met een eigen kantoor.”

Kallimera“, begroet hij de secretaresse. Het is Grieks voor ‘goeiemorgen’. De conversatie gaat ook verder in het Grieks. Toen de club hem voorstelde een tolk te nemen, bedankte Demol vriendelijk voor de eer. “Ik spreek zes talen, Grieks wordt de zevende. Nu praat ik nog Engels, maar langs de lijn probeer ik mijn spelers al in het Grieks toe te roepen. Zij mogen ook Grieks praten tegen mij.”

Trots haalt hij een eigenhandig geschreven mapje tevoorschijn, waarop in grote letters ‘Grieks’ staat. “Toen ik in 1989 bij Bologna kwam, ben ik op eigen houtje Italiaans gaan leren. Elke dag schreef ik een aantal woordjes uit het woordenboek op, leerde ze van buiten, en ging na hoe de grammatica in mekaar zat. Tot ik vlot Italiaans sprak en begreep. Op dezelfde manier pak ik het nu aan met het Grieks. Eén uur per dag hou ik me ermee bezig. Ze zijn hier stomverbaasd met wat ik na zes weken al kan.”

Toen hij tien jaar geleden voor Panionios speelde, sprak hij géén Grieks. “Panionios was van al mijn buitenlandse avonturen het minst geslaagde. Ik voelde me er niet goed, zowel op als naast het veld. Al na twee maanden werden we niet meer betaald. Dan ben je niet gemotiveerd om je te integreren en de taal te leren. Ik voelde ook veel afgunst in de spelersgroep. Misschien gaf ik daar mee aanleiding toe, door altijd op te trekken met de andere buitenlanders en slechts Engels en Duits te praten. Misschien is het een goede les geweest voor mij. Wil je je goed voelen en geaccepteerd worden, moet je zelf ook een inspanning doen.”

Dezelfde vrienden die hem tipten bij Panionios, introduceerden hem nu bij Egaleo. “Die goede vriend van mij is een restauranthouder in Molenbeek. Hij kent veel mensen in het Griekse voetbal en laat al eens een naam vallen. Zo is het gegaan. Dat ik een Pro-Licensediploma heb, wat je straks nodig zal hebben om nog in Europa aan de slag te kunnen, is nu wel een goede investering gebleken. Ook het lijstje clubs waar ik voetbalde, speelt in mijn voordeel : Anderlecht en Standard zijn clubs die ze hier kennen. En als je langs je neus weg kan zeggen dat je bij Porto hebt gespeeld, dat pas twee keer een Europabeker heeft gewonnen, dwingt dat ook respect af.”

Vorig jaar al had hij contact met de voorzitter van Egaleo. “Maar toen voelde hij zich nog niet klaar voor een buitenlandse trainer. In april belde hij me weer op : ‘Ik ben je niet vergeten.’ Op 30 juni kwam ik naar hier en nog dezelfde dag was het contract getekend.” Kort voordien onderhandelde Demol met twee andere Griekse clubs, waaronder OFI Kreta. “Maar laten we eerlijk zijn : OFI kon me niet betalen wat ik hier opstrijk.” Het toploon van een ervaren trainer van Olympiakos of Panathinaikos vangt hij niet. “De trainers van de grote drie in België zullen wel meer verdienen dan ik, maar dan kom ik toch op de vierde of vijfde plaats.”

De voorzitter, legt Demol uit, nam Egaleo zes jaar geleden over toen de traditieclub, gesticht in 1930, wegkwijnde in derde klasse. Van toen af ging het steil omhoog. Al na twee jaar was de promotie naar eerste klasse een feit. Vorig jaar speelde Egaleo Intertoto en het beëindigde het kampioenschap als vijfde, achter Panathinaikos, Olympiakos, AEK Athene en Paok Saloniki. Als beloning mag het straks weer Europa in. De eerste buitenlandse trainer moet die subtoppositie van de club bevestigen. Demol : “De voorzitter is niet zo gek om Panathinaikos, AEK of Olympiakos te willen beconcurreren. Dat kan niet, want het zijn instituten. De vijfde of zesde plaats en af en toe eens vierde is wat hij beoogt.” Maar Demol zal ook op de kwaliteit van het geleverde spel worden afgerekend. “Ze hebben hun goede resultaten hier behaald met zeer gesloten voetbal. Egaleo heeft twee jaar na mekaar de op één na minst gepasseerde verdediging gehad. Het Griekse voetbal houdt weinig risico in, op het tactische vlak is het amper innoverend. Bij Turnhout en KV Mechelen probeerde ik wél aanvallend voetbal te brengen. Dat is hier ook doorgedrongen.”

Voor een nieuw faillissement zegt hij niet bang te zijn. “Ik wéét dat het Griekse voetbal met zware financiële problemen kampt, maar dit is een uitzondering. Egaleo is de enige club in de Griekse eerste klasse waar de spelers vorig seizoen altijd correct en op tijd zijn uitbetaald. Ze zijn niet de rijkste spelers in Griekenland, maar ze krijgen hun centen wel. Het is ook de enige club zonder schulden, ook niet bij de belastingen. Vorig jaar sloot het als enige eersteklasser het budget af met een positief saldo, hoe klein ook. Vraag me niet hoe ze het doen, want meer dan 4000 toeschouwers komen hier doorgaans niet opdagen. Alleen als Piraeus op zaterdagavond thuis speelt, komen die supporters op zondagmiddag wel eens naar Egaleo.”

Toen hij tien jaar geleden bij Panionios voetbalde, geeft Demol toe, kende hij Egaleo zelfs niet van naam. Het speelde toen natuurlijk ook niet in de hoogste klasse. Hij wil er graag langer blijven dan zijn vorige Griekse verblijf. “Ik tekende een contract voor één jaar, met een optie voor twee bijkomende seizoenen. Als de resultaten meevallen, beloofde de voorzitter, kan die optie al in januari gelicht worden. Ik kan me best voorstellen dat ik een jaar of drie, vier, vijf in Athene blijf en ook daarna nog een paar jaar in het buitenland werk.”

Het buitenland is hem altijd goed bevallen. “Mijn roots liggen in Beersel, maar ik hoef er niet het hele jaar te wonen. Als kind gingen we altijd met vakantie naar Zuid-Frankrijk. Mijn ouders droomden er luidop van om er na hun pensioen definitief te gaan wonen. Die liefde voor het zuiden heeft zich op ons overgezet. Ik heb het geluk dat ik die passie met mijn job kan combineren. Als speler zat ik acht jaar in het buitenland, als trainer hoop ik het er ook acht jaar uit te houden. Ik ben dus niet van plan om op korte termijn naar België terug te keren. Mijn kinderen kunnen hier ook naar school. Overigens ben ik niet verbitterd uit België vertrokken : ik kan het ook niet helpen dat Turnhout en KV Mechelen failliet zijn gegaan.”

Hij zal in Athene ook niet andere Belgen opzoeken. “Nog elk jaar ga ik naar Bologna om er vrienden van toen op te zoeken. Hetzelfde met Toulouse. Overal waar ik kom, leg ik contacten die ik goed onderhoud. Mijn adresboek staat vol namen in het buitenland. In een job als de mijne pluk je daar op een dag de vruchten van. De hele tijd krijg ik hier vrienden en familie op bezoek. Ik kan ze alles laten zien. Ik ben op de Akropolis geweest, ik weet welke bezienswaardigheden er in en rond de stad zijn. Ik kan me niet voorstellen dat ik na een jaar ergens vertrek en niet weet wat de stad of regio buiten het voetbal te bieden heeft. Ik wil een land echt kennen, maar het is niet zo dat ik hier permanent een vakantiegevoel heb. Mensen geloven het niet, maar ik ben hier echt wel om te werken.”

door Geert Foutré

‘Mijn adresboek staat vol namen in het buitenland. In een job als de mijne pluk je daar op een dag de vruchten van.’

‘Alleen de trainers van de grote drie in België zullen meer verdienen dan ik.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier