Jan Hauspie
Jan Hauspie Voormalig redacteur bij Sport/Voetbalmagazine.

Killian Overmeire is twintig en al drie jaar prof, maar hij zag nog nooit een journalist met bandopnemer van dichtbij. Het allereerste interview, van de jongeman die op speeldag één met een wonderschoon doelpunt Standard in het verlies trapte.

1 Drie jaar A-kern en geen énkel interview. Wat heb je gedaan om zo weinig op te vallen ?

Killian Overmeire : ” (Glimlacht) ’t Is waar. Ik denk niet dat ik bekend ben bij het grote publiek, al moet ik toegeven dat daar na Standard een klein beetje verandering in is gekomen. Mensen spraken me plots aan. Mocht ik niet hebben gescoord, mijn match zou even goed zijn geweest, maar de mensen hebben vooral die goal onthouden. Ik was zeventien toen ik bij de A-kern kwam en direct mijn Europese debuut maakte tegen Dinamo Tirana. In Tirana had ik al een halfuur mogen invallen, maar thuis was het mijn echte debuut aan de aftrap. Meer zelfs : het was mijn eerste officiële wedstrijd met de A-ploeg. ‘Je bent een jongen uit de eigen jeugd’, zei de trainer, Paul Put, ‘het publiek zal je zeker steunen.’ Dat was ook zo. Ik heb enorm genoten van die wedstrijd.”

2 Wat is er nadien misgelopen ?

“In januari kreeg ik een vrij zware heupblessure. Mijn lichaam was nog in volle groei en waarschijnlijk raakte het overbelast. De enige remedie was rusten. Ik mocht niks doen : niet lopen, geen krachttraining, niks. Dat heeft vier, vijf maanden geduurd waardoor mijn ontwikkeling werd afgeremd. Op het eind heb ik nog vier matchen met de reserven gespeeld, omdat ik dat per se wilde met het oog op de EK-voorronde onder negentien jaar. Een prestatie, want ik was nog niet voor honderd procent in orde. Onder Muslin ben ik weer boven water gekomen, tot ik in een reservenwedstrijd zwaar onderuit ben geschopt. Resultaat : barstje in het been. Weer drie maanden out. Twee zware blessures waaraan ik weinig kon doen.”

3 Je heet een rustige jongen te zijn, maar ook snel ongerust als niet alles naar wens verloopt. Klopt dat ?

“Dat zou ik niet zeggen, maar door die blessures ken ik ondertussen wel mijn lichaam. Als ik iets voel, zal ik naar de kinesist of de dokter stappen. Ik neem geen risico’s, maar is dat ongerustheid ? Rustig ben ik wel, dat heeft altijd in mijn aard gelegen. Voetjes op de grond. En mocht ik toch beginnen zweven, maar ik denk het niet, dan zijn er genoeg mensen rond mij die me weer naar beneden trekken ( lacht). Mijn vader is bediende bij Sidmar, mijn moeder werkt in een bakkerij : dat zijn heel nuchtere mensen.”

4 Dit moet jouw jaar van de doorbraak worden, wordt gezegd. Akkoord ?

“Om eerlijk te zijn : ik denk dat vórig seizoen het jaar van de doorbraak was. Na Nieuwjaar heb ik bijna alles gespeeld. Ik zou dit het jaar van de bevestiging willen noemen. Op dit moment ben ik titularis en ik wil dat blijven. Elke wedstrijd spelen, steeds beter worden en mezelf verder ontwikkelen, zodat ze niet meer naast mij kunnen kijken. Mijn eerste wedstrijden in de eerste klasse voelden wat onwennig aan, maar na een tijdje voelde ik : ik hoor hier thuis. Maar ik ben nog lang niet aan mijn top. Ik wil uitgroeien tot een van de belangrijkste spelers van Lokeren. De uiteindelijke ambitie is om me zó te ontwikkelen dat ik naar een grotere club kan.”

5 Volgens Ariël Jacobs ben je Belgische topdrie waard. En ?

(Geflatteerd) Wel een mooi compliment van de trainer. Het bewijst dat hij in mij gelooft. Om eerlijk te zijn : ik denk niet dat ik er nu al klaar voor ben, maar ik geloof wél dat ik ooit bij de topdrie kan spelen. Als jeugdspeler heb ik nooit nationale selecties gehad, tot enkele maanden geleden voor het eerst bij de min negentien, waarvoor ik nu weer ben opgeroepen. Ik was ook nooit een opvallende speler, er bovenuit steken of opvallen heb ik nooit gedaan. Ik ben iemand die er altijd honderd procent voor gaat, zelfs op training. Bij de jeugd heb ik op zowat alle posities gespeeld, behalve in de aanval. Ik was rechtsvoetig, maar heb vaak linkermiddenvelder gespeeld. Daardoor kan ik nu zeggen dat mijn beide voeten bijna even goed zijn.”

6 Je uithouding wordt geroemd. Vanwaar heb je dat ?

“Ik zal altijd blijven lopen : mocht ik vijf minuten staan wandelen op een voetbalveld, ik zou me niet goed voelen. Het is een stuk van mijn mentaliteit : niet willen opgeven. Twee jaar geleden kreeg ik na zeventig minuten verzuring in de benen. Nu zijn negentig minuten geen probleem meer. Er is mij altijd gezegd, en volgens mij klopt het : met talent alleen kom je er niet meer. Vanaf zeventien, achttien jaar is het best dat je in de fitness bij traint, daar pluk je later alleen maar de vruchten van. Wat dat betreft heb ik hier met Davy De Beule een uitstekend voorbeeld gehad. Van hem heb ik gestolen met mijn ogen.”

7 Van Jacobs krijg je de voorkeur op Ivan Vukomanovic, die vorig jaar mee kwam met zijn landgenoot Muslin. Was dat een nadeel voor jou ?

“Ik kan eigenlijk niks slecht zeggen van Muslin. Ik vond hem een schitterende trainer bij wie naar mijn gevoel van favoritisme geen sprake was. Ik heb nooit gevoeld dat Ivan een streepje voor had. Ik durf zelfs te zeggen dat als ik niet geblesseerd was geraakt, ik heel dicht bij de ploeg had gestaan. Trouwens, voor het seizoen voorspelde Muslin in een krant dat ik de openbaring zou worden. ( Lacht) Maar misschien was dat omdat hij nog niemand anders kende in België.”

8 Wat is verschil tussen Muslin en Ariël Jacobs ?

“Onze trainer straalt, net als Muslin, rust uit, maar dwingt ook respect af. Muslin trainde dag in dag uit op tactische patronen, hij dramde er als het ware de automatismen in. Onze trainer hamert meer op het enthousiasme : hij vindt de wil om te winnen heel belangrijk, zelfs al is het een trainingspartijtje vier-tegen-vier. Dat past bij mijn mentaliteit, maar niet alleen bij de mijne : we hebben een heel gretige groep.”

9 Jarenlang bepaalden de IJslanders hoe hard er werd getraind in Lokeren. De enige overblijver, Runar Kristinsson, 37 binnenkort, valt steeds vaker naast het elftal. Is zijn rol uitgespeeld ?

“Ik denk dat je nog ferm zou kunnen staan kijken van Runar. Zoals ik hem op training zie tackelen, zeker als er iets op het spel staat, taartjes bijvoorbeeld, is hij nog altijd een voorbeeld. Ik ben bij de kern gekomen na het seizoen dat Lokeren als derde was geëindigd. Het IJslandse blok was toen erg belangrijk. Dominant vond ik ze niet, maar je zag wel dat het leiders waren, maar niet in de zin dat zíj bepaalden hoe er werd getraind.”

10 Tot slot, nog één mysterie : wat betekent je ongewone voornaam ?

(Lacht) Volgens de ene bron is hij Keltisch, volgens de andere betekent hij uit de kerk, maar eigenlijk weet ik het niet. Mijn ouders vonden het een mooie naam. Gevonden in een boekje, zo simpel is het. Mijn zus heet Jaline. Zij is geboren op 1 januari en ik op 6 december : we hebben dus allebei ook een bijzondere geboortedatum.”

JAN HAUSPIE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content