Cédric Roussel is na een ongelukkige passage bij Standard opnieuw brandend ambitieus. ‘Ik weet dat ik zal slagen bij Zulte Waregem,’ zegt hij, ‘de club ligt me.’

Het is zonder twijfel Francky Dury die de meest gemotiveerde in- druk maakt op de eerste oefensessie van Zulte Wa- regem. Onder het goedkeurend ge- mompel van de toeschouwers maakt de coach hevig gesticulerend zijn ideeën duidelijk. De trainer heeft er zin in. Ook nieuwkomer Cédric Roussel maakt een gedreven indruk, hij geniet zichtbaar van zijn eerste training. “Torinstinct !” roept een van de toeschouwers uit als de spits zijn eerste goal pot in een oefenwedstrijdje. Net als de achterban kijkt de 28-jarige Waal vol verwachting uit naar het komende seizoen.

Hoe beoordeel je de werkwijze van Francky Dury ?

Cédric Roussel : “Op training ligt de nadruk op het voetbal, het is niet overdreven fysiek. Eindeloos lopen zonder bal bederft voor mij het spelplezier. Dury aarzelt ook niet om de training stil te leggen en uitleg te geven bij een bepaalde situatie. Wat me vooral bevalt, is dat hij praat met zijn spelers, misschien zijn grootste kwaliteit. Hij houdt ervan om te discussiëren en drukt zich bovendien in meerdere talen uit. Toen ik hem de eerste keer zag, vertelde hij me meteen dat hij me er écht bij wilde, dat hij veel van mij verwachtte. Sommige jongens zijn qua karakter zo sterk dat extra oppeppen onnodig is, een Conceição heeft daar niets aan. Ik ben meer van het type Walter Ba- seggio, een extra duwtje in de rug is onmisbaar. Daarom voelde ik me zo goed bij een trainer als Marc Grosjean. ‘Vandaag ben je de beste, vandaag kan niemand je houden, je gaat scoren’, dat soort peptalk prentte Grosjean me voor elke wedstrijd in. Gordon Strachan, mijn trainer bij Coventry, was daar ook een crack in. Voor hem wilde ik sterven op het veld. Vertrouwen is cruciaal voor me, vanaf het moment van de contractonderhandelingen voel ik al dat het bij Zulte Waregem goed zit.”

Denk je dat je Salou Ibrahim kan doen vergeten ?

“Het zal niet gemakkelijk zijn, hij was hier de absolute smaakmaker vorig seizoen. Ik vergelijk de situatie een beetje met mijn eerste seizoen bij Genk, toen arriveerde ik er in de schaduw van Wesley Sonck en Moumouni Dagano. Ik weet dat ik hier zal slagen, de club ligt me. Op dit moment lijkt het misschien gevaarlijk om daar definitieve uitspraken over te doen, maar het voelt in ieder geval juist aan. De teammaats komen hier rechtstreeks naar je toe om een praatje te slaan, dat is anders bij de topclubs. Het gaat er hier allemaal wat gemoedelijker aan toe, un club chaleureux. Ik vergelijk het met Bergen, na een training ging ik er nooit voor negen uur ’s avonds naar huis. Ook hier zie je dat alles vriendschappelijk gebeurt, er wordt collectief gedacht. Dat is meteen de sterkte van deze club.”

De sfeer bij een topclub zoals Stan- dard ligt je niet, kan Cédric Roussel het alleen maken bij kleinere clubjes ?

( grijnst) “Ik begin te geloven van wel. In de grote clubs voel je meteen de druk, vanaf het moment dat je er arriveert. In Standard voelde je dadelijk de honger naar eindelijk nog eens een titel, in Genk moest er Europees voetbal afgedwongen worden. Hier ligt dat anders, er werd me onmiddellijk gezegd dat het wellicht moeilijk wordt om te bevestigen. In vergelijking met Standard is de druk hier miniem, ook wat de aanhang betreft. De boodschap is genuanceerd. Realistisch, maar toch ambitieus, dat bewijst het aantrekken van jongens zoals Aliyu Datti en Geert De Vlieger. Hier liggen mogelijkheden, er is een goeie mix van ervaring en jonge spelers.”

La Louvière, Gent, Coventry, Wolver- hampton, Bergen, Genk, Rubin Kazan, Standard en nu Zulte Waregem, word je die transfers nooit beu ?

“Natuurlijk ! Maar het was altijd iets, nochtans wilde ik bij de meeste van die clubs blijven. Bij Bergen wilde ik gerust een extra seizoen doorgaan, maar Wolverhampton – de club waar ik op dat ogenblik nog eigendom van was – vroeg 2 miljoen euro, voor Bergen is dat onmogelijk. Niet mijn schuld toch ? Na mijn transfer naar Genk maak ik er een uitstekend eerste seizoen. Nadien wordt Sef Vergoossen vervangen door René Vandereycken en verdwijn ik volledig uit beeld. Met Vandereycken voelde ik meteen dat ik niet aan de bak zou komen, ik zou niet kunnen samenspelen met Kevin Vandenbergh. Nochtans vond ik dat we mekaar heel goed aanvoelden. Nu ja, dat zijn keuzes van de trainer, ik heb bij Genk met niemand problemen. ( geïrriteerd) Doordat je vaak van club verandert, geven sommigen je het etiket van moeilijke jongen, maar ik heb nergens fouten gemaakt. Integendeel, ik ben iemand die altijd bijdraagt tot de sfeer in de ploeg, ik vind dat er af en toe eens gelachen moet worden. Als ik moeilijk ben, wat zeg je dan van iemand zoals Conceição ?”

Reiken je ambities nog verder dan Zulte Waregem ?

( verontwaardigd) “Absoluut, ik ben amper 28, ik moet verder kijken. Als ik vertrouwen voel, scoor ik overal, bij eender welke club. Dat is altijd zo geweest. Bij Bergen word ik topschutter van het kampioenschap met 22 doelpunten, in mijn eerste jaar bij Genk maak ik er 14. Die cijfers zeggen genoeg, niet ? Zelfs bij Standard scoorde ik aanvankelijk aan de lopende band. Natuurlijk, wie niet speelt, kan niet scoren.”

Welk gevoel hou je over aan je Standardperiode ?

“Het is duidelijk dat de clubleiding er niet correct was. Bij Standard voelde ik nergens vertrouwen, enig respect ontbrak. Mijn eerste zes maanden waren nochtans goed, op een knieblessure na verliep alles zoals ik het wilde. Dit jaar heb ik geen eerlijke kans meer gekregen, jamais. In de voorbereiding op afgelopen seizoen scoor ik in drie van de vier wedstrijden die ik speel. Nadien begint het kampioenschap en speel ik niet meer. Bangoura daarentegen komt twee maanden te laat terug, niemand schijnt aan hem twijfelen en hij begint dadelijk als basispion. ( blaast) Bij Stan- dard gebeuren er intern tal van zaken die niet kunnen.”

Zoals ?

“Ik heb geen zin om te gaan natrappen. Ik wil alleen kwijt dat ik geen profes- sionele fouten heb gemaakt. Ik was altijd op tijd voor de trainingen, heb alle wedstrijd met de invallers afgewerkt en zelfs nog een twintigtal keer gescoord. Nochtans had ik het er enorm moeilijk mee. Zonder reden, zonder uitleg word je plots aan de kant geschoven. Ik denk dat ik, met mijn palmares, beter verdien. Bovendien staat Standard bol van het favoritisme, sommige spelers worden geacht een wedstrijd met de invallers te spelen, dagen niet op, maar staan op zondag gewoon in de ploeg. Mentaal heb ik het echt moeilijk gehad, ik heb steeds hard getraind, terwijl anderen keer op keer in de fout gingen en op tonnen respijt konden rekenen. Ik wil geen namen kwijt, maar sommige spelers bij Standard kunnen zich alles permitteren, anderen niets, zo werkt het in Luik. Enfin, ik ben er altijd trots op geweest om voor Standard te mogen uitkomen, daar spelen is de droom van iedere Waal. Het is vooral één persoon die me daar gebarreerd heeft. Dit seizoen kan ik sportieve revanche nemen op hem.”

Je doelt op Dominique D’Onofrio ?

“Ik denk dat het wel duidelijk is over wie ik praat, daarvoor moet ik niemand expliciet noemen. Ik ben inderdaad niet echt kapot van de trainer D’Onofrio. Wie niet op voet van gelijkheid handelt, is nu niet meteen de perfecte trainer. Zijn manier van trainen vond ik noch goed, noch slecht, maar met de ploeg van vorig jaar moest Standard gewoon kampioen spelen, dat laat geen twijfel. Ik heb nooit met hem gepraat over mijn situatie, dat wilde ik niet. Waarom ? Ik ken hem, ik wist dat het niets zou uithalen. Die enige die me bij Standard steun gaf, was Michel Preud’homme. Hij heeft me altijd gesust en telkens ik met hem praatte, voelde ik dat hij verveeld zat met de situatie. Het is duidelijk dat hij in zulke zaken weinig zeggenschap heeft.”

Vanaf welk moment voelde je dat je niet langer gewenst was in Luik ?

Johan Boskamp wilde me in augustus aantrekken bij Stoke City, maar ik weigerde een transfer. Ik wilde een volledig seizoen volmaken bij Standard. Ik was de club iets verschuldigd, ze gaven me een nieuwe kans na een nare ervaring in Rusland. Plus, ik wist dat er voor de titel gespeeld moest worden. Ik wilde daartoe een bijdrage leveren. Bovendien was mijn vrouw op dat ogenblik zwanger, anders had ik een transfer misschien nog overwogen. Ik heb een goeie relatie met Boskamp, hij heeft mij gelanceerd door me naar Gent te halen, en het salaris dat Stoke City me wilde bieden, lag een pak hoger dan wat ik bij Standard verdiende. D’ailleurs, ooit wil ik weer in de Premier League belanden, die competitie is me op het lijf geschreven. Op dat moment had ik echter geen keuze, ik moest voor mijn gezin kiezen.

“Daarna was het voorbij, ik heb geen kans meer gekregen. Hetzelfde verhaal toen de club Igor De Camargo van Brussels kocht. Ze wilden me oorspronkelijk in een ruiloperatie betrekken. Ik weigerde, nadien werd er me rechtuit gezegd dat ik niet meer zou spelen, carrément. Dat heeft me naar het einde toe quasi gebroken, als de club plots met Christian Negouai vooraan speelt, een middenvelder nota bene, dan voel je je volstrekt nutteloos. Ça fait mal. Ik voelde me op het eind niet eens meer speler van Standard. Waarom zou ik ook ? Je ziet je team winnen of verliezen vanop de tribune, maar je levert geen enkele bijdrage. Je traint, daar blijft het bij.”

Er wordt gefluisterd dat je statuut bij Standard mede werd beïnvloed door je ‘slechte’ relatie met Sergio Conceição.

“Ik heb die roddel ook gehoord. Franchement, die bewering is volledig uit de lucht gegrepen. ( lacht) Sterker, ik ben een van de weinigen die nooit met hem gevochten heeft op training. Neen, ik zou niet weten waarop de mensen die zoiets zeggen, zich baseren. In januari, toen we in Portugal op stage waren, is hij zelfs bij mij op de kamer komen aankloppen om me te vragen waar dat gerucht vandaan kwam. Niet dat Sergio mijn beste vriend was ; een teammaat, niets meer, niets minder. Ik heb zeker geen probleem met hem en vice versa. Ik heb veel respect voor Sergio, hij blijft een geweldige speler. Met hem erbij tot het eind van het seizoen zou de titel een stuk dichterbij geweest zijn. Akkoord, hij is impulsief, maar hij kan een groep motiveren als geen ander.”

Heb je het moeilijk met de grote concurrentie bij een topclub ?

“Helemaal niet. Een trainer die wint, heeft altijd gelijk natuurlijk. Ik moet toegeven dat Mémé Tchité er een subliem seizoen op heeft zitten. Hij is jong, werkt hard en maakt voortdurend progressie. Wat niet wil zeggen dat ik onbruikbaar was. Met spelers zoals Rapaic en Conceição op de flanken is een grote, kopbalsterke spits in de rechthoek nuttig, neen ? Het aantal doelpunten uit voorzetten vanop de flanken of uit spelfasen zoals corners dat Standard afgelopen seizoen maakte, ligt bedroevend laag. Mémé is iemand voor de sprint, iemand voor de diepte. Ik zou, met mijn deviaties, zéker complementair met hem kunnen zijn, we zijn twee totaal verschillende spelers. In een 4-4-2 zouden we perfect samen kunnen spelen. Eén match, meer wilde ik niet, dan had ik de trainer ten minste kunnen tonen dat ik er stond. Ik herinner me een week waarin ik acht goals maakte : vijf in twee wedstrijden met de invallers en drie in één helft in een vriendschappelijke match van de eerste ploeg, tegen Seraing. Zelfs toen behoorde ik niet tot de kern.”

Na de thuisnederlaag van de Rouches tegen Gent scandeerde de Luikse aanhang jouw naam, terwijl je al maanden uit de gratie was. Beschouw je dat als een persoonlijke overwinning ?

“Ja, het gaf me een buitengewoon gevoel. Het maakte me fier. Niet dat ik gelukkig was dat Standard uiteindelijk naast de titel greep, helemaal niet. Vorig seizoen bracht de groep niet wat erin zat, het spelpeil reflecteerde de kwaliteit van de groep zelden. Vooral tegen kleine ploegen zoals Beveren, La Louvière of Sint-Truiden blijkt het voor sommigen moeilijk om geprikkeld aan de aftrap te komen. Misschien is het toch vooral een kwestie van mentaliteit, je kan je vragen stellen bij de motivatie van enkele spelers. Langs de andere kant moet je ook nuanceren : het seizoen was lang geweest, het blijft de vraag of het fysiek nog wel mogelijk was om alles uit de kast te halen. ( denkt na) Maar toch, als je het mij vraagt, heeft Standard het kampioenschap op het psychologische vlak verloren. Meteen het verschil met Anderlecht, zij wonnen wél die kleine wedstrijden.”

Hoe blik je terug op je carrière tot dusver ?

“Als je me voor mijn carrière had geconfronteerd met wat ik tot nog toe gerealiseerd heb, zou ik dit niet voor mogelijk houden. Ik heb alle jeugdcategorieën met de nationale ploeg doorlopen, ben topschutter geweest in de Belgische competitie en heb met Coventry bijna veertig wedstrijden in de Premier League gespeeld. Die twee doelpunten die ik tegen Manchester op Old Trafford maakte, vergeet ik niet gauw. Bovendien heb ik met Genk en Standard bij Belgische toppers gespeeld én ik speelde voor de Rode Duivels. Waarom zou ik klagen ? Het enige wat ik mezelf verwijt, is mijn transfer naar Rubin Kazan. In Rusland gaan spelen was een vergissing, vooral de mentaliteit van de mensen vormde een tegenvaller. Toen ik met Kazan in Oostenrijk was om er een Europese wedstrijd te spelen tegen Rapid Wenen, kreeg ik een waarschuwing omdat ik aan het fluiten was in de gang van het hotel. In een dergelijke omgeving kan ik niet functioneren. Trouwens, ik moet toegeven dat ik mentaal niet sterk genoeg ben om alleen in zo’n land te slagen, het leven is er te verschillend.”

Denk je nog aan de Rode Duivels ?

“Het is geen prioriteit voor mij, ik heb de nationale ploeg niet nodig. Boven- dien draag ik nog altijd een rancune met me mee : toen ik titularis was in de Premier League, werd ik niet eens geselecteerd. Ook toen ik met Bergen topschutter werd, selecteerde men mij louter onder druk van het publiek. Ik droom niet langer van de nationale ploeg. Als je ziet wie er nu bondscoach is, zou het wellicht toch maar ijdele hoop zijn.”

Bert Boonen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content