Dieumerci Mbokani spreekt haast nooit, maar voor Sport/Voetbalmagazine maakt hij een uitzondering. ‘Ik ben geen mouwveger.’

D ieumerci Mbokani (23) is ongetwijfeld de beste spits die Standard dit decennium al heeft opgesteld. Toch is hij nog geen topscorer geworden en heeft hij noch de Gouden Schoen, noch de Ebbenhouten Schoen, noch de titel van Profvoetballer van het Jaar gewonnen. Interviews geven is voor hem een lijdensweg, vooral omdat hij zo bedeesd is. Dat we hem in het Luikse stadscentrum op een terras toch twee uur aan de praat kregen, is dan ook redelijk uniek te noemen.

We beginnen met enkele cijfers: je scoorde in 81 competitiewedstrijden in België 39 goals. Kun je nog beter?

Dieumerci Mbokani: “Dat is omzeggens één keer om de twee wedstrijden. Niet slecht, toch? Om beter te doen zou ik nog wat beter omringd moeten zijn.”

De jongste vijf jaar won je nochtans elk seizoen de titel!

“Ja. Twee keer met Tout-Puissant Mazembe in Congo, één keer met Anderlecht en twee keer met Standard. Misschien breng ik die ploegen geluk … Ik werd in Congo ook topscorer en won hier nog twee supercups. Een mooi visitekaartje, niet? En wat ik nog belangrijker vind: in bijna alle topduels was ik beslissend. Tegen Anderlecht scoor ik zelfs bijna systematisch. Mbokani mist zelden een afspraak met de geschiedenis, wellicht omdat hij dan supergemotiveerd is.”

Als alle spelers van Standard voor alle duels even gemotiveerd waren, zouden jullie wellicht op kop staan?

“Precies. Men mag zeggen wat men wil, maar niemand haalt bij ons hetzelfde niveau tegen Roeselare als tegen Anderlecht.”

Kun je straks België met een gerust gemoed verlaten in het besef dat je het hier perfect hebt gedaan?

“Ik vertrek misschien in januari, wellicht in juni. Ik vind dat ik hier niets meer te bewijzen heb. Ik blijf erbij dat ik in België geen progressie meer kan boeken.”

Dit seizoen is het ook niet goed begonnen, want je scoorde nog maar driekeer …

“Ik denk er ook niet meer aan. Ik ben het zo gewoon geworden dat ik in individuele klasseringen verlies dat het geen doel meer is voor mij. De Gouden Schoen, de Profvoetballer van het Jaar, de ranglijst van de topscorers … het kan me eigenlijk allemaal gestolen worden. Ik had vorig seizoen veel trofeeën verdiend, maar men heeft me die niet willen geven. Tja, het zij zo.”

Milan Jovanovic en Cyril Théréau scoorden twee keer meer dan jij. Zijn ze beter?

“Natuurlijk niet. Ik geef goede passes aan Jovanovic en veroorzaak strafschoppen. Hij trapt ze. Het is goed dat hij bovenin staat op die lijst. Ik wil hem graag aan de titel van topscorer helpen. Zelf penalty’s trappen doe ik niet. De coach heeft het me nochtans al gevraagd, maar ik doe het niet.”

Als je naar een grote competitie wilt, speelt het in je nadeel dat je niet zo vaak scoort.

“Dat weet ik, maar het seizoen is nog niet gedaan. Ik sukkel met de knie en ik maak me zorgen om iets ergs in de familiale sfeer waar ik met niemand over wil spreken, maar ik doe er alles aan om het snel op te lossen. Als niet alles in mijn leven loopt zoals het moet, ben ik op het veld ook geen honderd procent.”

Fellaini achterna

Ben je het eens met John Bosman die je de beste spits van België noemt?

“Als ik naar de beelden kijk van andere aanvallers, denk ik dat hij gelijk heeft. Want welke andere aanvaller is zoals ik in staat om alleen het verschil te maken? Wie is even krachtig? Het is in dit verband interessant de Mbokani van nu te vergelijken met die van bij Anderlecht. Toen ik in België aankwam, was kracht zeker niet mijn grootste troef. Ik weeg nog altijd rond de tachtig kilo maar ik heb de jongste jaren veel meer spiermassa gekregen.”

Is er niet een bepaalde kwaliteit van een spits in de Belgische competitie die je zou willen overnemen?

“Bij Anderlecht was ik in de ban van de snelheid van Mémé Tchité. Maar dan was ik nog geen diepe spits. In Afrika speelde ik eerder als een nummer tien of soms als tweede aanvaller. Door de blessures van Tchité en Nicolás Frutos heb ik eerder toevallig een rol als diepe spits gekregen. En ik heb bewezen dat dat me ligt.”

Michel Preud’homme zei ooit dat je hetzelfde niveau zou kunnen halen als Didier Drogba. Mee eens?

“Wel ja. Waarom niet? Didier Drogba is mijn grote voorbeeld. Met name omdat niemand beter de bal kan afschermen dan hij. Daarnaast heb ik ook vaak naar de Braziliaan Ronaldo gekeken. Hij dribbelde een hele verdediging en legde dan de bal in het mandje. Dat is wat voetbal moet zijn: spektakel toevoegen aan efficiëntie. Het mooie van voetbal blijft toch dat spelers hun intuïtie kunnen volgen. Jammer als het verkeerd loopt, maar dan heb je de mensen toch iets getoond.”

Zie je Bölöni eerder als een grote broer of als een strenge sheriff?

“Hij is eerder als een vader voor zijn spelers. Soms zelfs een beetje te streng. Het ergert me bijvoorbeeld dat we zo vaak op afzondering trekken. Als we op de Académie moeten overnachten, heb ik altijd moeite om de slaap te vatten. Als je tot 3 of 4 uur ligt te woelen, is dat niet goed. Onder Preud’homme moesten we om 11 uur in het stadion zijn. Dat was perfect.”

In de zomer van 2008 zwoer je dat het je laatste seizoen zou zijn bij de Rouches. Waarom ben je er nu nog altijd?

“Enerzijds omdat ik graag de Champions League wilde meemaken en anderzijds omdat de club me niet wilde laten vertrekken, zelfs niet toen Stuttgart 14 miljoen euro bood. Nochtans had ik bij die Duitse club tien keer meer kunnen verdienen. Maar ik weet zeker dat ik ten laatste in juni 2010 weg ben en dat ik even snel naam zal maken als Marouane Fellaini in Engeland heeft gedaan.”

Hoeveel denk je waard te zijn op de transfermarkt?

“15 miljoen euro, misschien 16 miljoen.”

Wenen op afzondering

Je pakte sinds begin dit seizoen al 4 van de 20 gele kaarten die Standard kreeg.

“Ik hoor elke dag dat de aanvallers de eerste verdedigers moeten zijn. Ik kwijt me dus van mijn taak, maar de scheidsrechters laten niets toe en je kunt ook nooit met hen in dialoog gaan. Als je na een fluitsignaal iets probeert te vragen, trekken ze dadelijk een kaart. Ik heb alvast een gerust geweten: ik doe wat de trainer me vraagt. Als de scheidsrechter dat bestraft, is dat maar zo.”

Tijdens de avond van de Gouden Schoen zagen we je familie die in Afrika in armoede leeft. Denk je daaraan als je loon op je rekening komt of als je in je Mercedes stapt?

“Televisie moet je vaak met een korreltje zout nemen. Dat was niet echt het universum waar ik ben opgegroeid. Ik kom niet van nergens. Mijn vader werkte op de centrale bank in Congo, een heel mooie job. Hij wilde trouwens aanvankelijk niets van mijn plannen weten om profvoetballer te worden. Slechts toen ik met de nationale jeugdelftallen mooie reizen begon te maken, besefte hij dat hij de keuze van zijn zoon moest respecteren. De reportage toonde inderdaad arme huizen, maar enkele meter verder ben ik een heel mooi huis aan het bouwen. Dat heeft men natuurlijk niet laten zien.”

Je had het in de zomer van 2008 erg moeilijk met de dood van je vader. Ben je er nu al overheen?

“Het gaat iets beter, maar ik mis toch iets. Mijn vader riep me voor elke wedstrijd bij zich om me wat bemoedigende woorden in te fluisteren. Het maakte deel uit van een ritueel. Dat mis ik. Gedurende maanden heb ik op elke afzondering geweend. Nu gaat het wat beter.”

Je hebt een ingewikkelde relatie met de media …

“Om een interview te geven, moet ik vertrouwen hebben in de persoon die het me vraagt. Anders doe ik het liever niet. Sommige spelers bewegen hemel en aarde om toch maar in de krant te komen en krijgen dan enkel lovende commentaren. Mij interesseert dat niet. Ik ben geen mouwveger. Anderzijds doet het me hartzeer als ik onzin zie verschijnen. Bijvoorbeeld als men schrijft dat ik toegeef aan mijn grillen, dat ik een blessure veins om bepaalde wedstrijden niet te moeten spelen of dat ik bij Standard gewoon mijn zin doe. Bij het duel tegen Kortrijk was het ook zo. De dokter had nochtans duidelijk vastgesteld dat ik last had van de knie, maar kennelijk vonden sommigen het toch nodig om me met de vinger te wijzen. Ik zal daarmee moeten leren leven. Ik praat weinig en dan nemen mensen wraak door niet op mij te stemmen voor de Gouden Schoen, terwijl iedereen vooraf toch had gezegd dat ik hem verdiende. Bij de Ebbenhouten Schoen was het van hetzelfde laken een broek. Zelfs winnaar Mbark Boussoufa stak niet onder stoelen of banken dat ik hem eigenlijk verdiend had. Ik heb me er inmiddels bij neergelegd. Maar op de gala-avonden waarop een trofee wordt uitgereikt, zullen ze mij niet meer zien. Sterker nog: ik zou zelfs willen dat men me van de lijsten haalt met namen waarop men kan stemmen. Misschien verander ik van gedachte als ik in een andere competitie speel en daar opnieuw van nul af aan kan beginnen. Dan zullen er misschien geen vooroordelen meer bestaan over Mbokani.”

door pierre danvoye – beelden: reporters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content