Dat ze zich bij Cercle Brugge maar vasthouden aan de takken van de bomen. ‘Ik ga op de Heizel nog tien keer meer geven dan anders’, zegt Christophe Lepoint. Het werkpaard van AA Gent verkeert in bloedvorm en wil dat tonen in de stad waar hij opgroeide.

C hristophe Lepoint (25) glimlacht. “Ik zeg niet dat ik de laatste maanden mijn topniveau haal, maar veel zal het niet schelen. Ik ben tevreden over mijn seizoen. In Moeskroen speelde ik zowat alle wedstrijden, maar hier ben ik bij een club die elk seizoen de top drie voor ogen heeft. Dat is toch iets anders. Ik voel dat ik Gent enorm veel kan bijbrengen. Dat motiveert me.

“Misschien maken mijn fysieke kwaliteiten op dit moment wel het verschil. Mogelijk zet de vermoeidheid van anderen die troef extra in de verf. Maar ik ga geen gekke dingen doen omdat ik plots een van de beste spelers in play-off 1 wordt genoemd. Ik weet wat ik kan en wat niet. Ik besef maar al te goed dat ik op het technische vlak niet in de buurt van El Ghanassy kom, maar ik heb wel mijn kwaliteiten. Die probeer ik te gebruiken. Michel Preud’homme leert me ook hoe ik dat op de meest efficiënte manier kan doen. Dankzij hem visualiseer ik het spel tegenwoordig beter en schat ik juister in wanneer het interessant is om te infiltreren en wanneer niet. Hij liet me inzien dat het soms zinloos is om te lopen, dat ik bij momenten mijn krachten beter kan sparen.

“Dat blijven lopen zat er al van jongs af in. Ik was op mijn vijfde niet sterker dan de anderen op het veld, maar je zag wel dat ik meer energie in me had. Of mijn jeugdtrainers me nu vooraan zetten of achteraan, dat maakte geen enkel verschil. Ik liep toch overal. Ook naast het veld was ik heel actief. Ik logeerde vaak bij mijn grootouders op het platteland. Als opa klusjes opknapte, wilde ik hem absoluut helpen. Met de kruiwagen rijden vond ik fantastisch. Wanneer ik nu Marco zie, mijn zoontje van vijf … Die is net dezelfde. De hele tijd hangt hij aan mijn mouw omdat hij in de tuin wil voetballen. Als ik ga schilderen spurt hij naar de garage om de verfborstels te zoeken. Als ik meubels ga ineensteken, haalt hij zijn speelgoedschroevendraaier.”

Een held, een beest

“Hoewel altijd gezegd werd dat mijn broer Laurent, die nu 29 is, en mijn zus Valerie, die nu 19 is, kalmer waren dan ik, kon je me zeker geen stout kind noemen. Op een van de beste scholen van Brussel haalde ik prima resultaten, elk schooljaar eindigde ik bij de eerste vijf van de klas. Het móést ook goed zijn, met een slecht rapport mochten wij niet naar huis komen. Wel stond er af en toe een opmerking bij mijn punten. Ik was een beetje de komiek van de klas, ik deed anderen graag lachen. Nog. Ik hou niet van kleedkamers waarin iedereen in zijn hoekje zit.

“In de tuin voetbalden mijn broer, mijn zus en ik vaak samen. Ook Valerie kon met een bal overweg, maar ze mocht zich van mijn moeder niet inschrijven bij een club. Mijn pa trainde een caféploeg, Laurent en ik speelden bij Anderlecht. Dat volstond, vond ze. Ze stuurde Valerie dan maar naar de dansles.

“Vanaf mijn vijfde gingen mijn broer en ik met pa naar Anderlecht kijken. Het stadion lag op vijfhonderd meter van ons huis. Tussen mijn vijfde en mijn vijftiende miste ik geen enkele match in het Astridpark. Ik hoorde de fans tot in mijn slaapkamer. Aan de hand van het gejuich kon je tellen hoe vaak Anderlecht scoorde.

“Van de drie kinderen had ik de meest hechte band met pa en ma. Tegenover mijn moeder was ik heel lief, we pakten elkaar geregeld vast. En mijn vader, die kwam naar al mijn matchen kijken. Laurent was ouder en kon al eens alleen zijn plan trekken. Misschien voelde mijn vader ook dat ik zou slagen. Ik zeg niet dat ik zijn kleine chouchou was, maar we stonden toch dicht bij elkaar. Hij was mijn held, mijn voorbeeld. 2m05, 150 kilo. Een beest. Pa werkte bij een verhuisfirma, hij maakte appartementen leeg en reed met de vrachtwagen. Hij beoefende ook allerlei sporten: rugby, voetbal, catch … Onder zijn invloed concentreerde ik me enorm op de school en het voetbal. Iets anders had ik niet nodig. Toen toch niet. Op mijn vijftiende stierf hij. Nadien was ik niet meer dezelfde.”

De helling over

“Die ene dag was een keerpunt in mijn leven. Als hij er nu nog geweest was, had ik op dit moment verder gestaan in mijn carrière. Zeker. Ik heb stommiteiten begaan na zijn dood, dingen die anders niet gebeurd zouden zijn. Ik was de man kwijt die mij de weg wees. Mijn moeder, mijn broer en mijn zus deden er alles aan opdat ik me weer goed zou voelen, ik stond er niet alleen voor, maar niemand kon zijn plaats innemen. Hij was alles voor mij. Ik zag waarschijnlijk het meeste af van allemaal, ook omdat ik net in mijn adolescentie zat. Uiteindelijk heeft het me gesterkt, maar ik ben de helling pas sinds anderhalf à twee jaar over.

“Zonder een stabiel leven kun je niet slagen in het voetbal. Nu heb ik een huis, een vrouw en een kind en wil ik nog maar één ding: het ver brengen in mijn carrière. De zaken zijn helder in mijn hoofd. Ik ben ook op een punt gekomen dat ik mezelf op tijd en stond eens in vraag stel. Maar dat etiket van fuifbeest plakt waarschijnlijk tot het einde van mijn carrière op mijn rug.

“Bij Tubeke amuseerde ik me graag. Dat was een heel familiale club, net als Moeskroen. Ik hou van dat contact met de fans. Gent is professioneler. Na een match trekken de meeste ploegmaats naar de vipruimte, maar mij hebben ze daar nog niet gezien. Ik ben een simpele jongen, ik ga liever met de supporters babbelen. Dat zit in mijn natuur. Dat het publiek achter mij staat, helpt me trouwens ook om goede prestaties neer te zetten. Als ik mijn naam hoor of een staande ovatie krijg, raakt me dat. Dan heb ik zin om me de volgende match nog meer te tonen.

“Als we gewonnen hebben, drink ik nog altijd graag een glas, maar gaandeweg leerde ik wel dat je niet én kunt weggaan én de volgende dag een match kunt spelen zoals het moet. Ik voel dit seizoen goed het verschil met vroeger. Het is niet zo dat ik minder goesting heb om uit te gaan, ik kies mijn momenten gewoon beter. Het gevolg is dat ik frisser ben op het veld. Het bewijs zie je: we zijn aan het eind van het seizoen en ik loop in deze laatste wedstrijden nog evenveel als tijdens mijn eerste competitiematch. Dat toont aan dat ik mijn job dit jaar goed heb ingevuld. Er valt mij niks te verwijten. Als ik in Moeskroen niet trainde van maandag tot vrijdag, stond ik op zaterdag nog in de ploeg. Als je bij Gent één training niet volledig scherp bent, kom je er niet. Je mag niet verslappen, want bijna niemand kan stellen dat hij titularis is.

“Aanvankelijk hadden ze mij genomen om Milos Maric te vervangen, maar die bleef wat langer dan gepland. De eerste maanden had ik last met de grote concurrentie, nu vind ik het goed. Achteraf bekeken zorgde het uitgestelde vertrek van Milos er ook voor dat ik met minder druk aan het seizoen begon. Als hij onmiddellijk was vertrokken, hadden de mensen direct meer van mij verwacht. Ik vind het niet tof om het gespreksonderwerp van alleman te zijn. Als er veel over je gepraat wordt, móéten de prestaties volgen.”

Leven opofferen

“Dat is nu ook een beetje zo bij de bekerfinale. Iedereen noemt ons de favoriet en eigenlijk hou ik daar niet van. Dat motiveert de tegenstander. Maar we gaan er alles aan doen om het te halen. Hier hebben we een jaar voor geknokt, dit is de match waar iedereen al maanden naar uitkijkt. Ik wil bij wijze van spreken mijn leven opofferen om die finale te winnen. Ik ga nog tien keer meer geven dan anders. We staan op negentig minuten van een vermelding in de geschiedenisboeken.

“Als mij de laatste weken gevraagd werd of ik liefst de beker wilde winnen of liefst tweede wilde worden met Gent, gaf ik altijd de voorkeur aan de beker. Onze tweede plaats is fantastisch, maar die prestatie kunnen we misschien volgend seizoen nog eens overdoen, als ik hoor wat de trainer en de voorzitter allemaal in hun hoofd hebben. De bekerfinale nog eens halen is minder vanzelfsprekend, die kans krijg ik misschien nooit meer.

“Met het oog op zaterdag ben ik maar voor één ding echt bang: het matchbegin. Bij zowat 30 van onze 38 competitiematchen startten we slap aan de wedstrijd. Als dit seizoen onze hele match telkens zo goed geweest was als onze tweede helft, hadden we de competitie kunnen beëindigen met een straat voorsprong op Club Brugge. We zijn niet regelmatig genoeg geweest. Een uitleg is er niet. We hebben er al uren over gepraat en vergaderd, iedereen heeft zijn mening kunnen geven en toch … Zijn we zaterdag vanaf de eerste minuut bij de les, dan hebben we 80 à 85 procent kans.

“Als Gent straks de finale wint of als ik scoor, is mijn vader de eerste aan wie ik denk. Ik had hem er graag bij gehad. Maar die beker aan Marco kunnen tonen, dat lijkt me ook wel wat.”

door kristof de ryck – beelden: reporters

“Als we zaterdag vanaf de eerste minuut bij de les zijn, geef ik ons 80 à 85 procent kans.”

“Of mijn jeugdtrainers me nu vooraan zetten of achteraan, dat maakte geen enkel verschil. Ik liep toch overal.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content