Zijn eerste seizoen als trainer in de Belgische competitie zit er bijna op met La Louvière. Hoe kijkt Albert Cartier daarop terug ? ‘Ik heb het gevoel dat ik de club niets meer kan bijbrengen.’

België-Frankrijk

Albert Cartier : “Zeggen dat er heel anders gewerkt wordt in België dan in Frankrijk, zou verkeerd zijn, maar de approche, de mentaliteit is anders. Ook in de structuren van de clubs zit verschil. Er zijn er drie of vier die gestructureerd zijn zoals in Frankrijk, bij de anderen is er minder structuur. Maar het doel blijft hetzelfde : een week werken en dan een wedstrijd in het weekend. De enige club die in België min of meer in een andere optiek werkt dan de rest is Club Brugge. Zij laten maar een speler vertrekken als ze een vervanger in huis hebben die zich al heeft kunnen aanpassen. Een beetje zoals Auxerre in Frankrijk. In Frankrijk stelt men zich niet tevreden met tussen twee werkweken het niveau te behouden, men probeert daarentegen zijn niveau omhoog te krijgen. Tussen elke wedstrijd probeert men het technisch, tactisch, fysiek en mentaal niveau omhoog te krijgen.

“Fysiek vind je hier niet hetzelfde potentieel als je in de Franse eerste of zelfs tweede klasse vindt. In Frankrijk kan je qua werkintensiteit meteen een hoger niveau aanslaan dan hier. Had ik hier met dezelfde intensiteit gewerkt als ik deed bij Metz, dan zaten we met ongelooflijke brokken. Je moet rekening houden met de ploeg die je in handen krijgt, anders krijg je een tegengesteld effect. Ten tweede zijn we tactisch collectief van verder moeten komen dan ik in Frankrijk gewend was. Ik heb daar meer op moeten hameren in de eerste ronde, minder in de tweede. Op het vlak van techniek, l’exigence, de kwaliteit van de passing, balaanname…

“Om alles samen te vatten : l’exigence, het veeleisend zijn, is het grote verschil. Je speelt elke wedstrijd, elke bal, elk spel om te winnen. Je moet ook niet alleen met een groot hart spelen. Je moet bijvoorbeeld in een linie kunnen spelen. Je ziet twee aanvallers te weinig naar elkaar kijken : ze kijken wel allebei naar de bal, maar te weinig naar elkaar.”

Spelers

“Ik zal niet zeggen dat de ploeg van de eerste ronde sterker was dan de elf van nu, maar er zat meer evenwicht in omdat hij mij meer mogelijkheden bood om te variëren. Klukowski beheerste het spel in de lengte : hij kon passes geven van veertig meter, deed mee op stilliggende fasen, had potentieel in de lucht en ik kon hem zowel op het middenveld als in de verdediging opstellen. Laurent Montoya, die hem als linksachter vervangt, heeft daarentegen aanvallende troeven. Als ik over die twee samen had kunnen beschikken, zou La Louvière de briljantste linkerflank van eerste klasse gehad hebben.

“In het middenveld kon Assou-Ekotto lang spelen, de diagonalen zoeken, een pass naar rechts veinzen, maar hem uiteindelijk toch naar links geven. Ik heb ervoor gekozen om Gunter Van Handenhoven in de eerste ronde op zijn positie uit te spelen en JulienPinelli links op het middenveld te zetten. Pinelli is minder ervaren dan Gunter, maar hij heeft andere kwaliteiten zoals de capaciteit om een tegenstander uit te dribbelen, de flank af te gaan en voor te zetten. De tactische intelligentie is een van de sterke punten van Van Handenhoven. Hij onderschept en geeft goeie ballen. Spelers die ballen recupereren om ze daarna weer te verliezen interesseren mij niet. Van Handenhoven en Espartero hebben dat probleem niet : zij hebben de kwaliteiten om ons spel naar voren te verleggen. Espartero is bovendien in staat om zich volledig op te offeren voor onze verdedigende noden.

“Wat de aanval betreft, heb ik mij ook aan het vertrek van een paar spelers moeten aanpassen. Met Murcy beschikten we over veel snelheid. Met Ishiaku over snelheid én een pivot. Zeker als ik het duo DjebbourMaton laat spelen, zijn we minder snel voorin. Maar het wordt beter als ik Wagneau Eloi voorin posteer. In de eerste ronde was ons grootste probleem dat we te weinig kansen afwerkten. Eloi kan scoren uit acties die hij zelf heeft opzet of anderen. En zijn kopspel is nog beter dan dat van Ishiaku. Alleen mist hij ritme en automatismen : hij heeft zes maanden niet gespeeld en dat voel je. Idem voor Montoya.”

Systeem

“Een verdediging met vier is een constante in mijn trainerscarrière. Bij Metz heb ik het een periode met drie verdedigers geprobeerd, maar dan heb je wel drie uitzonderlijke voetballers nodig : snel, sterk in de duels, goed in de lucht en met tactisch doorzicht. Want met drie de hele breedte van het veld bestrijken, is niet evident. Met vier kan je alles beter afsluiten en een van de backs kan te allen tijde oprukken om een man meer te hebben op het middenveld. Maar de back die naar voren gaat, hoeft niet noodzakelijk die te zijn aan de kant waar de bal is. Ik geef mijn verdedigers precieze taken mee bij een aanval van de tegenstander : een gaat in duel, een andere sluit links af, nog een andere rechts. Mijn twee centrale verdedigers geven elkaar dekking, maar er is niet één iemand die zich specifiek voor de ander moet bevinden.

“Van twee aanvallers in een systeem hou ik ook, maar ze mogen nooit op dezelfde hoogte staan, want een bal die je geeft aan een speler die op dezelfde hoogte staat, is vaak een verloren bal. Die regel geldt trouwens ook voor andere posities op het veld. Ik wil niet dat de ene flankspeler naar de andere passt als die op dezelfde hoogte staat, want als de tegenstander die bal dan onderschept, zijn je twee flanken al geklopt. Zo wil ik ook geen lange ballen zien langs de zijlijn, want daar kan de tegenstander zich veel te gemakkelijk op instellen.

“Op het middenveld gebruik ik meerdere varianten. Het belangrijkste is dat je, zoals elders ook, altijd twee of drie spelers meer hebt dan de tegenstander in de zone waar de bal zich bevindt. Zowel in offensieve als defensieve fasen. Offensief moet de man in balbezit altijd een oplossing aan de zijkant en minstens een of twee oplossingen voor hem hebben. Daarvan hangt het af of we de tegenstander kunnen verrassen of niet. In het begin van het seizoen waren we zo sterk in de korte combinaties dat mijn spelers dat niet meer deden. Ik was bang dat die kracht een handicap zou worden, dus hebben we erop gewerkt om korte en lange combinaties af te wisselen. Ik heb hen geen enkele verdedigende vrijheid gegund. In een offensieve fase mogen ze maximaal vijftien procent creativiteit in hun spel leggen.

“Een 4-4-2 biedt ten slotte ook het voordeel dat het het systeem is dat je het gemakkelijkst kan aanleren. Of je nu een goeie opleiding hebt genoten of niet. Ik ben van het principe uitgegaan dat mijn spelers zonevoetbal niet kenden. Ik moest zeker zijn dat iedereen het op dezelfde manier speelde. Want je kan ze laag of hoog spelen, op buitenspel spelen of niet, agressief of afwachten, op je eigen helft of op de andere helft. Ik speel uit principe nooit op buitenspel, want dat is rattraper la faute. Zonevoetbal was ons thema in de eerste ronde : hoog onderscheppen en dan op het doel van de tegenstander af. Maar ik heb mij door het vertrek van een aantal spelers moeten aanpassen.”

Carrière

“Bij La Louvière heb ik ten eerste het gevoel dat ik de club niets meer kan bijbrengen, ten tweede vraag ik me af of ik nog altijd zo gewild zal zijn als in het begin van het seizoen en ten derde, tel ik, net als de andere leden van de staf, mijn uren en mijn werk niet en spelen we profvoetbal. Dus dat verdient een zekere erkenning. Gisteren had ik nog contact met een Franse club die geïnteresseerd was, maar ik zit al sinds mijn zevende in het Franse voetbal, ik heb zin om een tijdje iets anders te zien.

“Mijn toekomst ligt nog niet vast ( vorige week, nvdr). Of het Lokeren wordt, ik weet het niet. Ik zie het in elk geval niet als een stap achteruit : Lokeren haalde de voorbije vijf seizoenen gemiddeld de vijfde plaats. In elke club zit een verhaal. In een nieuwe club moet je dan ook altijd de geschiedenis en de ruimere omgeving leren kennen. Maar de belangrijkste overweging blijft voor mij : wil men me of wil men me niet ? Willen de mensen met wie ik moet werken mij, dan motiveert mij dat. Ik ben ook geen grote trainer en ik heb nog maar vier jaar ervaring. Ik zit in een periode de formation d’entraineur.

“Ik verkoos als speler eerder een grote te zijn bij de kleintjes dan een kleine bij de groten. Ik was op mijn 22e kapitein in eerste klasse en op mijn vijfendertigste was ik dat nog. Ik heb altijd meer belang gehecht aan een omgeving dan aan een club of geld. Maar als trainer heb je je carrière niet meer onder controle. Het zijn de spelers op het veld of de bestuurslui die beslissen. De stabiliteit valt weg, dus mijn tas staat altijd klaar, dat wist ik al van bij het begin van mijn carrière. Mijn devies is dan ook : bind je aan niets of niemand.”

Pierre Danvoye, Raoul De Groote

‘Had ik met dezelfde intensiteit gewerkt als bij Metz, dan zaten we nu met brokken.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content