De Rode Duivels beginnen zaterdag hun kwalificatiecampagne voor het WK. Vice-aanvoerder Eric Deflandre kijkt vooruit. ‘Helemaal klaar zijn we niet, maar er staat een competitief elftal.’

Eén zege, bij Cercle, volstond om Standard weer licht euforisch te maken. De Rouches leken met een 1 op 6 hun start alweer te gaan missen, maar de winst in Brugge haalde de lont uit het kruitvat en deed de grootste optimisten opnieuw luidop dromen. Eric Deflandre, begin augustus 31 geworden en sinds dit seizoen aanvoerder, nam de voorbije week zijn verantwoordelijkheid. Na Cercle om de euforie te temmen. “Er is absoluut geen reden om nu al te ontvlammen. Die zege buitenshuis is niet meer dan een mentale opsteker, nieuw puntenverlies had ons gegarandeerd problemen met de supporters opgeleverd.”

Ook vooraf had hij zijn verantwoordelijkheid genomen, op verzoek van ex-aanvoerder Ivica Dragutinovic had hij voor de wedstrijd de groep toegesproken. “Wat ik gezegd heb ? Dat de manier van spelen er weinig toe deed, dat we alleen absoluut moesten winnen. Drago heeft daarna ook wat gezegd. Dat is onze taak én die van Moreira en Runje, de groep meetrekken. Naar, wie weet, een ticket voor de Champions League.”

Maar voor ze daarmee verder gaan, is er eerst de nationale ploeg, die zaterdag in Charleroi begint aan de WK-kwalificaties met een wedstrijd tegen Litouwen. Gedaan met oefenmatchen, plaats voor het echte werk.

Zijn de Rode Duivels daar klaar voor ?

Eric Deflandre : “Nog niet helemaal, maar wie kan winnen in Nederland en gelijkspelen in Noorwegen, heeft een competitief elftal op de been gebracht. Ik heb vertrouwen in de groep, allemaal jongens met een goeie mentaliteit en met veel talent. Mijn indruk is dat we stilaan het niveau bereiken dat nodig is om een kans te hebben op plaatsing. Maar echt honderd procent klaar zijn we niet, ik denk dat er nog een paar zwakke punten zijn.”

Wat zijn de goeie en slechte punten die je meeneemt uit de oefenwedstrijden ?

“De goeie punten zijn ongetwijfeld dat er talent is én dat de ervaring in de loop van de wedstrijden is teruggekeerd. Negatief is voor mij dat er in iedere wedstrijd momenten waren waarin we de concentratie verloren én de problemen bij spelhervattingen. Daarbij slikten we te veel goals. Op dat vlak moeten we veel attenter zijn en meer naar de richtlijnen van de coach luisteren. Voor de wedstrijd tegen Noorwegen werd ons erop gewezen, en toch pakken we op die fasen de twee goals. Een duel verliezen kan altijd, maar je moet bereid zijn om desnoods een klein foutje te maken, zodat de tegenstander niet kan koppen. Op dat punt zijn we veel te braaf.”

Vroeger hadden we stevige mandekkers, de laatste jaren wordt meer belang gehecht aan zoneverdediging. Verloor je daarmee wat hardnekkigheid in de duels ?

“Ik denk dat we man tegen man nog vrij goed kunnen verdedigen, alleen op spelhervattingen loopt het fout. Twee uur voor elke wedstrijd neemt de coach alle namen van de tegenstander door en hoort iedereen wie zijn mannetje is. Geen zone daar, wel pure mandekking. Dan kan het niet dat je twee uur later dat mannetje uit het oog verliest. In principe is alles duidelijk : ik sta aan de eerste paal, Bart Goor of RobertoBisconti nemen de tweede voor hun rekening en de rest heeft zijn mannetje. Die duidelijkheid moet je respecteren. Maar tegen Duitsland zag je dat elke corner gevaarlijk was. Onoplettendheid, te braaf, te veel respect in een duel… Ik weet dat mijn kopspel niet goed is. Als ik in duel moet met een aanvaller, weet ik dat ik negen op de tien keer verlies als we allebei correct naar een bal gaan. Dus moet ik een foutje maken, een elleboog gebruiken, een arm, om hem het springen te beletten.”

Wordt er voldoende getraind op stilstaande fasen ?

“Minder dan in Frankrijk, dat constateer ik bij mijn terugkeer. De dag voor de match besteedden we bij Lyon minstens twintig minuten aan spelhervattingen, corners, vrije trappen, posities. Bij Standard beginnen we daar nu mee. Ik denk dat je dit werk niet serieus genoeg kan nemen. De nationale ploeg traint er minder op dan een clubelftal, maar dat begrijp ik. We zijn nooit lang samen en de trainer heeft heel wat door te nemen.”

Tien tegengoals in vijf oefenmatchen. Moeten we ons zorgen maken ?

“Neen, omdat we met Frankrijk, Duitsland, Turkije, Nederland en in mindere mate Noorwegen sterke tegenstanders hadden. Op dat vlak hebben we het onszelf niet makkelijk gemaakt. Dat kon gevolgen hebben voor het zelfvertrouwen, maar op dat vlak heeft de zege in Nederland een soort opluchting gebracht. Na drie nederlagen was het goed om nog even te winnen, zeker omdat de vorige verplaatsing, bij Duitsland, op een ramp was uitgedraaid. Anderzijds denk ik dat we in geen van de oefenwedstrijden in het spel echt werden weggevaagd door de tegenstander. Ook niet door de Duitsers. Alleen die spelhervattingen…”

Moet de doelman daarin meer gedecideerd tussenbeide komen ?

“Hij heeft zeker een verantwoordelijkheid bij ballen die in zijn kleine rechthoek vallen. Frédéric Herpoel kwam in Duitsland niet van zijn lijn en werd daarvoor afgestraft. De trainer sommeert de keepers om in hun doelgebied te heersen en in de duels te gaan. Als dat niet de stijl van de doelman is, heb je een probleem, ja. Het is ook niet altijd evident, om in dat pak te gaan. Zie de eerste goal van Noorwegen, waar Peersman belet wordt te springen. Misschien moet ook daar harder op worden gewerkt.”

Herpoel werd na Duitsland niet meer opgeroepen.

“Neen. Hij is afgestraft voor die wedstrijd, maar dat doet niets af van zijn kwaliteiten als doelman, vind ik. Wat ik goed vind aan Peersman is dat hij de problemen die hij bij zijn club heeft, blijkbaar goed kan afschudden in de nationale ploeg. Hij staat er, toont présence. Voor mij heeft hij twee keer goed gekeept.”

De Vlieger, Herpoel, Lemmens, Peersman…. Niemand steekt erboven uit.

“Echt een probleem is dat niet, we weten van elk welke hun beste voet is om ze bij een terugspeelbal aan te spelen en voor de rest passen we ons aan. Enerzijds is het een positief probleem, dat er veel goeie keepers zijn, anderzijds kan je het ook negatief bekijken en stellen dat er niemand boven uitsteekt.”

Met Peersman kom je bij een ander probleem, dat van de reserven. Indertijd werd jij door Anthuenis nog geweerd omdat je geen vaste plaats had bij Lyon. De tijden zijn veranderd.

Anthuenis heeft wel altijd laten verstaan dat ik terug kon keren als ik mijn plaats heroverde. Dat heeft al bij al een maand of drie, vier geduurd. Achteraf kan ik zeggen dat ik maar weinig tijd verloor, maar in die periode vond ik het verschrikkelijk. Het gevoel hebben dat je in vorm bent, maar dat nergens kunnen bewijzen, hier noch in de nationale ploeg. Gelukkig voor de anderen is de trainer nu van gedacht veranderd en komen jongens die in hun club wat problemen hebben, nog wel in aanmerking voor een selectie. Hier wordt soms wat vergeten, vind ik, hoe moeilijk dat is. Belgische kernen bestaan uit hooguit 14, 15 spelers die in aanmerking komen voor een basisplaats. In Frankrijk of elders heb je makkelijk 22 tot 25 spelers van uitstekend niveau.”

Je kan er wel begrip voor opbrengen, maar intussen stelt zich wel het ritmeprobleem. Jelle Van Damme gaf vorig jaar toch ook toe dat niks gaat boven spelen.

“Het is een probleem als je lange tijd niet aan voetballen toekomt. Dat is ook de grootste bekommernis van de trainer. Ik vind het minder een probleem, zolang de speler op de nationale trainingen maar bewijst dat hij scherp is. Je traint immers toch ook in de club de hele tijd op hoog niveau. Volgens mij zal er sneller een mentaal dan een fysiek probleem zijn.”

Moet de bond dan scouts naar de clubtrainingen sturen ?

“( Lacht.) Neen. Dat is onbegonnen werk. Maar het is nog vroeg, laat ons even wachten tot de buitenlandse ploegen definitief in hun plooi vallen.”

Kan België het zonder Wesley Sonck ?

“Dat weet ik niet. Sonck is een goeie speler, maar hij is ook goed vervangen. Zijn afwezigheid stelde de trainer in staat een andere tactiek uit te proberen. We speelden niet echt met een diepe spits, maar met Buffel en Mbo eerder in de rol van offensieve middenvelders, die in de gaten doken en zo de tegenstander pijn deden, daarin gesteund door Goor. Het was anderzijds wel twee keer op verplaatsing. Tegen Litouwen is het thuis en moeten we winnen. Dat vraagt iets heel anders van een ploeg.”

Vond jij de Rode Duivels in de voorbije wedstrijden offensief niet wat zwakjes uit de verf komen ?

“Misschien wel. Anthuenis heeft vooral aan de defensieve striktheid wat willen werken. Dat lukte min of meer tegen Nederland en in Noorwegen. Zoiets kan dienen voor de wedstrijd tegen Spanje, maar zaterdag moet het anders. Ik bekijk het positief : de trainer weet wat Wesley kan en wat een nationale ploeg mét Mbo op rechts en Wesley in de punt kan, én hij weet nu ook wat een ploeg zonder Wesley kan. En dat er zaterdagavond jongens teleurgesteld zullen zijn, is onvermijdelijk. Ik kan de ontgoocheling van Wesley begrijpen, maar ook eventueel die van Van Buyten. Of die van Deschacht die ongeduldig wacht op zijn kans als international… Ik heb het zelf allemaal meegemaakt, doorgebroken op het WK in Frankrijk, dan alles gespeeld tot het WK in Japan, vervolgens ginder amper en nadien mijn plaats kwijt, zowel als international als bij mijn club. Ik kan ze maar één raad geven : bijt op je tanden en blijf vechten, telkens weer.”

Geef toe : in die moeilijke periode anderhalf jaar geleden wilde jij wel stante pede weg bij Lyon. Van veel geduld gaf dat geen blijk.

“( Zucht.) Ik weet het. Ik stond heel dicht bij een transfer naar Galatasaray. Dat was gek, ik wilde absoluut niet naar Turkije, maar had dat contract van drie jaar ei zo na toch getekend omdat ik er zot werd. Twee jaar geen enkel probleem en dan plots nergens meer mogen spelen. Het waren vier zware maanden.”

Naast familiale was een van de redenen voor je terugkeer naar België dat je die plaats in de nationale ploeg veilig wilde stellen. Was je bang voor eenzelfde scenario ?

“Bang… Ik speelde bij Lyon gemiddeld 24, 25 competitiewedstrijden per seizoen. Echt bang hoefde ik niet te zijn, ik denk ook niet dat Anthuenis zich om mij zorgen maakte. Ik ben teruggekeerd om Standard te helpen weer een topploeg te worden en vooral om familiale redenen. Voor elke wedstrijd gingen wij op afzondering, zelfs voor een niemendalletje tegen een zevendeklasser in de beker. Eén nacht minimaal, Europees soms twee of drie. Dat hoort bij het spelen in een topclub, maar wetende dat je om de drie, vier dagen een wedstrijd had, begon dat te wegen. Als je begint blij te zijn dat je een keer niet geselecteerd wordt, dan is dat een signaal dat je naar wat anders moet uitkijken. ( Lacht.) Echt waar, ik was soms supercontent dat ik eens niet in de kern zat.”

Terug naar de Rode Duivels : zijn drie verdedigende middenvelders niet wat te veel van het goeie ?

“( Zucht.) Ik weet het niet. Ik had een goed gevoel met Roberto Bisconti voor mij, maar ik had dat vroeger ook met Mbo. Anderzijds vind ik niet dat je Vermant echt kan omschrijven als een ‘verdedigende’ middenvelder. Bisconti en Clement ja, Vermant neen.”

Walter Baseggio speelde haast alle wedstrijden in de EK-kwalificatie, maar verloor zijn plaats. Heeft hij het niet goed gedaan ?

“Walter kan ons in veel wedstrijden met zijn passes, zijn lange ballen, een grote dienst bewijzen, maar in sommige wedstrijden, zoals tegen Noorwegen, kan je met hem weinig beginnen. De Noren hebben een lange, stevige ploeg, het zou onzin zijn om tegen hen uit te pakken met hoge ballen. Afhankelijk van de tegenstander maakt de trainer een keuze.”

Bij Standard nam je als aanvoerder je verantwoordelijkheid. Welke rol heb je bij de nationale ploeg ?

“Toch een andere. Ik zit aan 63 selecties en heb 53 caps, dat begint ergens op te lijken. Ik breng mijn ervaring in, maar blijf toch de speler die graag wat ontspanning in de groep brengt en onnozelheden uitsteekt. Dat is mijn temperament. Zo had ik in Noorwegen Jacky Munaron nog eens goed liggen. Met Bart ( Goor, nvdr) zat ik op een muurtje en als je wat verder van ons weg stond, leek het alsof achter dat muurtje een diep gat lag. Ik zag dat de sportieve staf en wat andere spelers naar ons toe wandelden en vroeg Bart me een klein duwtje te geven. Met een schreeuw liet ik me achterover vallen. Toen ik weer over de rand gluurde, zag ik Jacky Munaron wit van schrik in onze richting kijken. Hij dacht dat ik in de diepte was gevallen… Dat is een beetje mijn rol, ontspanning brengen, zorgen voor de sfeer.”

Letland op weg naar Japan, Estland op weg naar Portugal. Tot dusver twee keer zes op zes. De Baltische staten bezorgden de Belgen nog niet te veel problemen.

“Het is moeilijk landen vergelijken, maar Litouwen zal wel ongeveer van hetzelfde kaliber zijn. Staan zij nog het slechtst op de ranking ? Ik ken ze niet goed, maar in principe moeten we starten met een zege. Het is alvast geen start tegen een directe concurrent, zoals de vorige keer tegen Bulgarije. Van die thuisnederlaag hebben we ons nooit kunnen herstellen. Voor mij is het duidelijk : wie naar een toernooi wil, mag thuis geen punt laten liggen. Anderzijds staan we nu verder dan bij de start van de vorige kwalificaties. Toen was de coach nieuw, moest je bouwen aan een nieuw team, met andere, jongere spelers. Intussen heeft hij verjongd en is er daarna opnieuw ervaring bijgehaald. Eerst ik, daarna Clement, vervolgens Vermant. Ik denk dat we ons blok hebben gevonden. De resultaten werden gaandeweg ook beter, alleen iets te laat.”

Wie vrees je het meeste ?

“Spanje, dat is duidelijk. Daarna Servië en misschien Bosnië als outsider. Niet de meest bekende namen, maar zij speelden onlangs gelijk bij Frankrijk. We moeten straks naar Spanje, maar krijgen daarna de andere twee thuis. Dat houdt in dat we thuis negen op negen moeten halen. En dan proberen ergens wat punten op verplaatsing mee te sprokkelen. De drie in San Marino en hopelijk ook in Litouwen en daarna her en der nog iets. Alleen dan maken we kans op plaatsing.”

door Peter T’Kint

‘Baseggio kan ons diensten bewijzen, maar in sommige wedstrijden kan je met hem weinig beginnen.’

‘Als ik in duel moet met een aanvaller, verlies ik negen op de tien keer als we allebei correct naar een bal gaan.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content