Gelukkig deed Gunter Thiebaut dat niet en nu voert hij met Dender de rangschikking in de tweede klasse aan. Zaterdag is de leider te zien op Anderlecht. ‘Eindelijk een topmatch voor de Brusselaars.’

Interviews geeft hij niet graag, uit bijgeloof. Gunter Thiebaut : “Telkens als ik er een geef, scoor ik de weken erna niet meer.” Maar naar aanleiding van de topper in het Astridpark wil hij toch een uitzondering maken. Ook omdat hij vindt dat de prestaties van Dender in 2006 – de neotweedeklasser stootte in één ruk door naar de kop en schakelde voor de beker Cercle Brugge uit – relatief onopgemerkt bleven. Thiebaut : “Mochten Antwerp of KV Mechelen zo’n reeks hebben afgewerkt, dan was er veel meer aandacht gekomen. Ik begrijp dat we geen naam hebben – ik hoop nog geen naam – maar het is wel uniek wat we hebben gepresteerd, al zaten we op het einde duidelijk door de beste krachten heen. In tegenstelling tot de spelers van Antwerp of Mechelen zijn wij geen profs, de meesten waren vermoeid.”

Hoe leuk is het om straks op Anderlecht te voetballen ?

Gunter Thiebaut : “Dat mag blijken uit het volgende : nadat de loting bekend was, stonden de gsm’s van alle spelers geen seconde stil. Het enige berichtje na het andere. Het leukste vond ik : eindelijk een topmatch voor Anderlecht. Een derby is een groot woord, maar de twee hebben wel wat met elkaar. De grootste supportersclub van Anderlecht is gevestigd in Denderleeuw en veel supporters gaan naar beide ploegen. Ik ben de enige van de kern die er – destijds met Aalst – al heeft gevoetbald.”

Jullie schakelden Cercle uit. Achteraf stelde je dat er weinig niveauverschil was. Sterkt jullie dat in jullie ambities ?

“Het blijft beker, natuurlijk, daarin moet je nuchter blijven. Het is niet omdat je het in één wedstrijd haalt van een eersteklasser, dat je over een heel jaar mee kan. Maar ook Antwerp en KV Mechelen schakelden een eersteklasser uit, de topploegen uit onze reeks kunnen het in één wedstrijd.”

Wat voor een ploeg is Dender ?

“Een ploeg die vooruit voetbalt, die durft, maar ook goed kan verdedigen. In het begin slikten we te makkelijk goals, maar daarna hielden we acht of negen matchen op rij de nul.”

Interesse van Club

Steven De Petter, een van de twee centrale verdedigers, wordt intensief gevolgd door eersteklassers. Terecht ?

“Toen ik in 2003 voor Dender speelde, was hij zestien, zeventien en deed hij af en toe mee. Vrij snel nadien had hij een vaste plaats. Ik hoor dat Club Brugge al contact opnam. Steven verdient dat. Hij is een bijter met een goeie timing, hij anticipeert ongelooflijk goed. En ondanks het feit dat hij geen beer is, is hij heel goed in de duels. Eigenlijk verwondert het me dat hij nog altijd voor Dender voetbalt. Maar het is fout om er één iemand uit te lichten, wij hebben een hele goeie kern. Johan Gerets staat achterin ook sterk te spelen. Heel rustig, maar wel met de mentaliteit van een winnaar. De twee grote monden in de kleedkamer zijn hij en RoelVan Hemert. Wellicht omdat zij allebei in Nederland voetbalden.”

Opvallend : het is een ploeg zonder namen.

“Ja. Ons middenveld zit goed in mekaar. In het algemeen zag je dat we het in de heenronde soms wat moeilijk hadden met de snelheid van uitvoering, maar iedereen heeft heel snel bijgeleerd. We spelen altijd hetzelfde systeem, 4-4-2, met het middenveld in een ruit. Onze verdedigende middenvelder is een gewezen aanvaller, Koen Persoons. Hij stond nog naast mij in de spits. Soms is het een zot op die positie, hij gaat naar alles, maar ik vind het wel zijn beste plaats. Qua inzet een Vanderhaeghe, maar technisch is hij aanvallend beter. Voor elke eersteklasser is dat een goede speler, vind ik.

“Het voordeel van onze ploeg is dat we niet afhankelijk zijn van mijn goals. In principe zouden we nu kunnen zeggen : het behoud is verzekerd. Het klinkt belachelijk, maar vooraf was het wel de doelstelling.”

Ben je tevreden over jezelf ?

“Ja. Niet alleen omwille van die twaalf goals, ook omdat ik opnieuw veel plezier heb. Iedereen amuseert zich, er is veel aansluiting, ik krijg de ballen én het vertrouwen, dat is voor iedereen, ook een spits, heel belangrijk.”

Wat maakt scoren in de tweede klasse voor jou zo makkelijk ? In 2003 was je al eens topschutter.

“Het is even moeilijk als in eerste. Ik ben nooit de rapste geweest en soms heb ik wel eens ruzie met de bal, ja. Iedereen weet dat je me niet in de diepte moet sturen, ik word binnen de eerste vijf meter gedubbeld. Maar met de ballen die er komen, weet ik blijkbaar wel raad. Een spits hangt ook altijd af van de wil van een ploeg om in zijn dienst te spelen. Ze moeten mij niet diep aanspelen, want dan wordt het niks. Maar als het gaat via de flanken, dan lukt het me wel. De vorige keer maakte ik er 23.”

Belachelijk gemaakt

Als je het zo ziet, rendeer je het best in een ploeg die offensief en dominant voetbal speelt.

“Natuurlijk. Toen bleek dat ik mocht vertrekken bij Zulte Waregem was er interesse van Lierse en Beveren. Dat zag ik niet zitten. Was ik twintig en wilde ik nog absoluut carrière maken in eerste, dan had ik dat ongetwijfeld gedaan, alleen al maar om in eerste te kunnen voetballen. Maar die tijd ben ik voorbij. Liever de kop in tweede of, beter gezegd, in een goed voetballende ploeg want de kop was niet voorzien, dan in een ploeg waar het knokken is op een eiland tegen een overmacht aan verdedigers. Ik ben hier vertrokken als topschutter, de verwachtingen waren hoog, maar anderzijds wist ik dat ze vertrouwen in mij gingen hebben. En daar was het me om te doen. Op het einde liep het in Duitsland ook niet meer goed, ik werd daar bij wijze van spreken in elke match op het veld belachelijk gemaakt. Als je alleen maar achter dieptepasses aan moet hollen en elke sprint verliest … Ik had er net mijn contract met twee jaar verlengd, maar verder doen op die manier zag ik niet zitten. Toen is Zulte Waregem gekomen, vorig jaar aan de winterstop. Ook voor mijn vrouw, Kathleen, was dat een verademing, ze zag opnieuw meer haar familie. In het begin had ik in Waregem ook plezier hoor. Ik ging de tijd krijgen om me aan te passen, zegden ze, en ik wist dat ik niet veel speelgelegenheid zou krijgen zolang Salou er was. Diverse keren heb ik daarover met Francky Dury gesproken, want ik vroeg me echt af wat ik in een ploeg die zo goed draaide, kon uitrichten. Maar hij legde uit dat ik tijd zou krijgen en dat ik ook naast, rond en met Salou zou kunnen spelen. De waarheid bleek anders : zelfs op training heb ik nooit met Salou samen in de ploeg gestaan.”

Toen Salou geblesseerd raakte, kreeg je een kans.

“Dat klopt, maar ik speelde slecht. Toch waren er verzachtende omstandigheden. Ik had sinds januari geen wedstrijd meer gespeeld en dus geen wedstrijdritme, en de woensdag voor die match plaatsten we ons voor de finale van de beker van België. Je kent Waregem, we zijn toen zwaar uit geweest met de hele ploeg. Bovendien werd ik slecht gebriefd. Ik had op dat moment nog nooit van João Carlos gehoord, maar leerde hem die dag wel kennen. Die anticipeerde echt op alles. Ik zag geen bal, was ook direct buiten adem, vond het ritme niet en bovendien draaide de ploeg in de tweede ronde niet. Door de euforie van de bekerfinale is iedereen vergeten dat Zulte Waregem vorig seizoen een archislechte terugronde afwerkte. Ik dacht : shit, wat gebeurt hier ? Ik ben geen tweede Salou, ik ben niet zo sterk dat ik kan trekken en sleuren en de bal bijhouden tegen twee man. Ik kaats liever. Tegen Charleroi kreeg ik een nieuwe kans en dat ging al iets beter, vond ik, maar de dagen erna kreeg ik van de trainer lichtjes zwaar op mijn donder. Dat ik elke bal had verloren, dat soort dingen. Diezelfde week hadden we ook een bespreking met het oog op het volgende seizoen en hij zei toch dat hij het nog volledig met mij zag zitten. Ik had niet goed gespeeld, maar voor het tussenseizoen zou ik een volledig programma krijgen, zodat ik fysiek beter klaar zou zijn. Ik zou de wedstrijd erop, tegen Westerlo, ook spelen, voegde hij er nog aan toe. Op training deden we toen evenwel een oefening die ik niet kende en alles liep fout. Daarom kreeg ik weer op mijn donder en toen ik begon te discussiëren – ik zei gewoon dat ik het ‘niet expres’ deed -, moest ik van hem zwijgen. Daarna was het verhaal afgelopen, ik startte niet tegen Westerlo, zat tegen Anderlecht negentig minuten op de bank en voor de bekerfinale was ik niet geselecteerd. In goed twee weken sloeg het helemaal om. Ze zeggen over Francky Dury : je mag er niet mee discussiëren. Lag het daaraan ? Dat maakt van hem zeker geen slechte trainer, integendeel, ik heb er veel van opgestoken. Het is eerder de manier waarop alles gebeurde. Ik heb het gevoel dat ik het kind van de rekening ben geworden van die slechte terugronde.”

Diep gezeten

Ben je gewoon niet een goeie spits voor de tweede klasse die net niet goed genoeg is voor eerste ?

“Dat vind ik niet, anders haal je toch niet meer dan honderd matchen in eerste ? Ik ben geen spits voor Anderlecht, geen supertalent, maar ik ben ook niet slecht. Mijn eerste meters zijn inderdaad niet goed, maar daar heb ik ook nooit op getraind, dat was een grote tekortkoming in mijn opleiding. Maar als ik het vertrouwen krijg en de centers zoals destijds in Aalst van Harold Meyssen en Steve Cooreman, kan ik in eerste ook mijn goals maken. Misschien kwam ik er op het verkeerde moment. De ploeg draaide slecht en ik had geen wedstrijdritme. Die commentaar kreeg ik onlangs nog van mensen van Waregem, mensen uit de club. Dat deed deugd, want ik heb echt diep gezeten. Op een bepaald moment dacht ik : ik ben zo slecht, ik hang mijn schoenen aan de haak. Kathleen heeft me tijdens onze vakantie moeten overhalen om door te gaan. Zo had ze me nog nooit meegemaakt. Na de bekerfinale was ik zwaar ontgoocheld. Die week stond twee keer in de krant, op dinsdag en op zaterdag, dat ik mocht vertrekken. Omdat ik van de club niks hoorde, belde ik op zaterdagmorgen de trainer, maar die was bezig. ’s Avonds belde hij terug om dat nieuws te bevestigen. Die beslissing was donderdagavond genomen, zei hij, maar hij had nog geen tijd gevonden om me op de hoogte te brengen. Wat ik wel erg vond, het ging tenslotte wel om mijn carrière ! Als ik geen ploeg vond, moest ik met de B-kern herbeginnen, want ik lag er nog twee jaar onder contract. Een nieuwe kans zou ik niet meer krijgen, zelfs niet meetrainen in de voorbereiding ! Een officiële brief met die mededeling kwam er niet, en het ontslag van wat spelers in Gent indachtig besloot ik me toch aan te bieden voor de eerste training. De dag voordien kreeg ik echter onverwacht telefoon van Luc Dhaenens, dat ik toch moest trainen met de A-kern.

En ?

“Ik was zo blij als een klein kind. Toen ik eraankwam, groette ik opgewekt maats en supporters. Vlak voor de training riep Dury me plots naar zijn bureautje. Ik moest me niet omkleden, zei hij, de B-kern begon pas de week erna te trainen. Dury voegde er nog aan toe : ‘Je bent hier vertrokken als beste spits van tweede, maar ik ga niet zeggen hoe ik je terug heb gekregen, want dan ga ik je te diep kwetsen.’ Daarop brak er iets. Ik voelde me als een klein kind dat veel zin had om te wenen. Buiten kwam ik Dhaenens tegen. Waarom ben jij niet omgekleed, vroeg hij, helemaal verrast, want de dag voordien moest hij me van Dury nog bellen. Kortom, ik snapte er niks meer van, maar hij evenmin. De kranten heb ik toen gezegd dat ik me enorm vernederd voelde door Waregem. Dieper wilde ik daar tot nu nooit op ingaan, veel mensen kennen dit verhaal niet. Ik zal ook wel fouten hebben gemaakt. Ik was soms minder, zoals tegen Lokeren, toch had ik wél goede kritieken gekregen van medemaats en supporters voor mijn invalbeurten. Maar om me zo te behandelen voor alle spelers en supporters … Achteraf zijn ze wel correct geweest met alles, ik lig er nog onder contract, word correct betaald, geen enkel probleem. Nog later las ik van voorzitter Naessens, toen het slecht ging met de ploeg, dat ze nog een spits zochten, ‘maar een hele, geen halve zoals Thiebaut’. Blijkbaar heb ik het er wel héél slecht gedaan. Tijdens ons kennismakingsgesprek in Gent zei Dury : ‘Ik ben niet de trainer die na drie, vier matchen een speler gaat veroordelen.’ Kathleen zat daarbij, zij is nog kwader dan ik. Ik heb het daarnet over Dender gezegd : een ploeg is vaak afgestemd op een spits. Daarom was Salou er zo goed en heeft hij het nu misschien in Brugge wat moeilijker. Pas op, dat Zulte Waregem nooit afgestemd was op mij, vond ik de logica zelve. Maar een beetje geduld. ‘We zijn te snel geweest, we hebben hem niet gezien’, was een andere kritiek. Waarna Dury twee weken later Vigil op dvd kocht. Daar zakt mijn broek dus van af. Waarom geef je dan geen jonge gast van achttien de kans ? Onlangs stelde hij dat terecht aan de kaak, maar in de praktijk doet hij hetzelfde. Anderzijds begrijp ik hem, Dury is een trainer die vooruit wil gaan. Maar soms te snel. Als iemand niet goed speelt, maakt hij de gedachtesprong : met die kan ik het niet bereiken, ik moet een ander hebben. Hij is zo ambitieus … Hij heeft zijn verdiensten en zijn visie en misschien is hij het vanuit zijn beroep bij de politie wel gewend om dingen te verkrijgen zoals hij het wil. Soms zit hij zo vreemd in mekaar, is hij weken aan een stuk heel hard en als het toch niet lukt, kan hij op een dag voor de groep zeggen : misschien ben ik fout geweest, moet ik jullie anders aanpakken.”

Jullie huidige trainer is ook ambitieus. Hij weet dat niemand in eerste op Jean-Pierre Vande Velde zit te wachten, dus moet hij zelf promoveren.

“( lacht) Hij heeft zelfs al gezegd dat hij een kloon ( spelt het woord en lacht : ‘Kloon hé, niet clown.’) van Francky Dury is. Hij heeft al wat neergezet met Dender en je voelt zijn ambitie. Er zijn ook vergelijkingen, het is een vriendenclub die graag gaat feesten en die goed aan mekaar hangt. Het bestuur is ook clever, ze zullen hier evenmin gooien met geld. Maar of het kan ? Eventueel succes kunnen we wel rustig voorbereiden. We hebben nog geen licht, er moet een staantribune worden omgevormd tot zittribune, onze kleedkamers willen ze verder uitbouwen. Ik weet dat de plannen klaar zijn, ze gingen al op bezoek bij Roeselare om inlichtingen over die tribune te nemen. Aalst zit nu even in vierde, als sponsors in de dans willen springen, kan dat nu. Supporters uit Aalst gaan we nooit krijgen, maar geld misschien wel.”

FRéDéRIC VANHEULE & PETER T’KINT

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content