Peter t'Kint
Peter t'Kint Redacteur bij Sport/Voetbalmagazine

De armoede in zijn jeugd, het verlangen naar zelfmoord, de vlucht in drank en de gevoelens voor een clown. De binnenkant van een Haags jongetje uit de Schilderswijk. Zonder champagne.

“Ik heb twee zussen en vier broers, mijn vader was timmerman. Van hem heb ik allicht mijn handigheid, eigenlijk kan ik alles. Schilderen, timmeren, metselen, ik probeer het altijd, zal nooit zeggen dat ik iets niet kan. Een kwestie van zelfvertrouwen en durf. Je ziet hier thuis zelf wat ik allemaal veranderde, ik heb het terras zelf gemetseld, de oprit gelegd. Ik werk graag, kan niet stilzitten.

“Het mooie aan Den Haag is Scheveningen, de boulevard. Ik heb lang in Knokke gewoond, maar Scheveningen is toch heel anders, heel brede boulevard, heel veel mensen, orkestjes, de pier. Héél gezellig. Maar om nou te zeggen dat ik daar weer ga wonen… Neen, ik blijf liever in Knesselare. Ik vind de mentaliteit in Nederland niet zo gewelig, zou er niet meer kunnen wennen. In onze familie zijn we gek op elkaar, wij houden van elkaar, maar om nu te zeggen dat ik voor hen terug naar Nederland wil… Neen. Ik heb speciaal voor hen in de tuin een caravan staan, dat ze daar kunnen slapen als ze komen. Ik loop in huis immers graag in m’n blote kont rond. Als je visite hebt, moet je toch altijd oppassen en vragen waar ze zijn. Dat heb ik nu niet.

“Wij zijn niet religieus. Ik ben nooit in de kerk geweest, mis het ook niet. Ergens geloof ik wel, want ik ben bijgelovig en als je dat hebt, geloof je in iets. Mijn bijgeloof uit zich in details. Toen ik bij Antwerp kwam, haalde ik met een bepaalde rode das goeie resultaten. Toen kwam de nederlaag tegen Charleroi, waarna ik een andere cravatte nam. Ik drink graag een klein whiskytje voor een wedstrijd, ook dat is bijgeloof.”

orien ken ik nu 25 jaar. Dat was af en aan, ik was met een ander getrouwd, maar kon haar niet uit mijn hoofd zetten. Op een bepaald moment heb ik thuis gezegd dat ik verliefd was. Niet makkelijk, ik had toen twee kinderen. Mijn vrouw kreeg al het geld, ik hield het huis in Knokke. Iedereen gelukkig. Dorien heeft plaatjes opgenomen en ik hou wel van haar muziek. Van Vlaamse muziek over het algemeen. Ik vind André Hazes prachtig. Toen ie in die film aan het bleiten ging, omdat hij niet kon zingen als zijn vrouw er niet was…. Prachtig. Jongens die uit de achterbuurt komen, weten wat het is.

Cruijff was ook zo. Schitterend man. Als ik Canal + kijk en die analisten bezig hoor over tactiek, smijt ik het geluid dicht. Als ik Johan hoor, zet ik het luider. Omdat ie verstand van voetballen heeft, soms heel scherp is in zijn commentaar, maar tegelijk slaat en zalft. Hij heeft niet dat slijmerige.

“Ik maak een onderscheid tussen een trainer en een coach. Een coach is geen boekentrainer. Die laatste kan gerust een training geven, zelfs een tactische bespreking houden, maar hij slaat tilt als de wedstrijd begint. Dan moet je kijken en misschien corrigeren. Dat is coaching. Trainen kan je leren, coaching heb je. Jij zou perfect mijn hulptrainer kunnen zijn, in een boek vind je alles. Maar als ik zou zeggen : morgen ben ik er niet, kan jij de wedstrijd coachen, dan sla jij tilt, zeker weten.

“Als voetballer kon ik alles. Ik was technisch heel begaafd, had een goeie conditie en scoorde veel, als spits of als middenvelder. Mijn zwakke punt was snelheid, de eerste meters. Positioneel kon ik echter zo goed spelen, dat ik toch een hele grote voetballer was. Mijn donker moment als speler kwam er toen ik op mijn 18de en 19de binnen het jaar moeder en vader verloor. Als reactie ben ik drie maanden radicaal gestopt met voetballen. Ik ging niet meer training, ging nergens heen, wilde in feite niet meer leven. Er bestaat geen God die zulke lieve mensen weghaalde, vond ik. Hadden ze me toen niet tegengehouden, ik was in het water gesprongen. Ernst Happel, toen coach van Ado Den Haag, sleurde me uiteindelijk uit de depressie.

“In die periode leerde ik drinken. Bier. Kleine pintjes. Ook daar hielp Happel me vanaf en binnen de drie maanden zat ik weer in vorm. Ik kwam hem nadien bij Brugge weer tegen. Het gebeurt wel vaker dat een trainer een lieveling heeft. Ik had dat indertijd met Marc Degryse, ook zo’n deugnietje.

“Happel was helemaal niet die norse, vieze man. Het was een lachebek. Je moest wel werken. Als je dat niet deed, noemde hij je een loel en schopte hij je eruit. Jammergenoeg kon ik niet naar zijn begrafenis. Ik zat in Griekenland, kon niet naar Oostenrijk en eerlijk gezegd zagen we elkaar op het einde ook niet meer zo vaak. Voor mij was ie een god, een hele goeie voetballer die alles kon voordoen. Ik heb naar zijn voorbeeld altijd bewust gegokt, wat risico genomen.”

ls ik in de put zit, wil ik die cassette van Brugge nog wel eens in de video gooien. Dan herbeleef ik de Europese successen en kan ik er weer tegen. Ja, vrolijke Henk zit soms in de put. De laatste keer na RWDM-Antwerp. Heb ik thuis met het vrouwtje eerst een goeie aperitief gedronken, dan twee flessen rode wijn en daarna twee Irish Coffees. Lekker beneveld raken voor je kan slapen, want ik ben een heel slecht verliezer.

“Ik ben gevoelig, weet je, ik kan ook makkelijk bleiten als er iets is. Zielige mensen vind ik verschrikkelijk en wat er nu gebeurt in Israël, dat is toch allemaal niet te geloven. Die beelden, kinderen die worden doodgeschoten. Daar ben ik toch ook mee bezig. Die oorlog op Cyprus ook… Ik woonde in het Griekse gedeelte, die mensen waren razend op de Turken, maar ook op de Amerikanen. Elf september vonden de Grieks-Cyprioten helemaal niet erg, kan je nagaan.

“Mijn spelerscarrière stopte abrupt, bij Antwerp. Op een dag het nieuws horen dat je nooit meer kan voetballen, dat is bijna net zo erg als iemand verliezen. Ik was weer helemaal weg, zoals in de periode dat ik vader en moeder verloor. Ik begon weer te drinken, héél veel zelfs. Dat hielp allemaal niet uiteraard, je vergeet wel even je problemen, maar de volgende dag heb je hoofdpijn en zijn de zorgen er weer.

“Ik had in die periode met Antwerp en zijn voorzitter een serieus dispuut. Antwerp kocht me van Club Brugge, bood me een contract van drie jaar en nam de verzekering over. Dat was allemaal nog niet in orde, maar ik ging toch al voetballen en raakte geblesseerd. De gebakken peren waren voor Henk, die zonder inkomsten viel, want de verzekering kwam niet meer in orde. Meneer Sustronck heeft geprocedeerd tegen Antwerp, ik kreeg nog wat geld, maar niet alles.

“Nu heb ik weer met meneer Wauters te maken en ik herken de man terug. Hij kan keihard zijn, over lijken gaan, maar altijd voor zijn club. Misschien verras ik je, maar op dit moment vind ik hem zelfs te braaf. Het gaat niet goed met de club, en dan moet het niet altijd de trainer zijn die op tafel klopt. De voorzitter laat op dit moment alles aan mij over, is veel rustiger geworden. Hij is nog steeds voetbalgek, belt me elke dag, maar weet dat we geen goeie ploeg hebben en dat we alles zullen doen om ons te redden.

Wim De Coninck zegt dat ik nu de pluimen opstrijk van zijn werk, maar veel pluimen heb ik nog niet gezien, hij nam ze zelf mee, denk ik. Hij heeft iets achtergelaten om slapeloze nachten van te hebben. De problemen zijn nog steeds dezelfde, maar dat wist ik. Als je drie, vier nieuwe spelers mag kopen, kun je ze uit de wereld helpen, maar als je verder moet met dezelfde groep, kan je die alleen motiveren en er een geheel van maken. Dat was er niet.

“De meeste jongens beseften ook niet dat ze een degradatiekandidaat waren. Winst of verlies interesseerde ze eigenlijk niet. Die zou ik zo eruit schoppen. Bij Antwerp liepen 36 jongens toen ik daar aankwam. Het eerste wat ik deed, is een boel jongens weghalen. Jongens die ik niet eens ken. Af en toe ga ik nog wel eens kijken, of er niks bruikbaars tussen zit.

“De problemen van Antwerp ? We hebben niks op rechts of op links en we hebben geen leider op het middenveld, allemaal brave jongens en niet één smeerlapje. Er lopen daar zeker vijftien jongens niks te doen, terwijl ze wél elke maand langs de kassa passeren. Antwerp moet straks heel veel schoon schip maken en helemaal opnieuw beginnen.”

k heb nog armoe gekend. Als we op zaterdag vlees op ons brood kregen, waren we tevreden, want in de week moesten we ons content stellen met suiker of speculoos. Ik ging naar Rotterdam met de bus, maar dat was voor mij alsof we naar Amerika trokken. Uniek. Terwijl die kleine van mij al heel Europa zag en pas zeven is. Dat zie je met voetballers ook, die kennen geen honger meer, maar zien alles, verdienen veel geld. Als zij moe zijn, zijn ze moe. Als wij moe waren, deden we nog iets extra. Als je nu op dit moment die wielrenners op tv ziet… Heerlijk om naar te kijken. In hen zit veel meer karakter dan in die voetballers. De helft heeft het te gemakkelijk. Als coach kan je daar soms moeilijk tegenin gaan, want heb je er vijf tegen die zeggen nu flikken we de coach en we verliezen, dan verlies je.

“Ik kwam bij Gent in een slechte periode. Sollied was als vierde geëindigd, en ik kreeg zes nieuwe spelers. Peeters, Cipi, Borkelmans, Kaklamanos, Laamers en Olcese. Dat zijn jongens die moeten spelen en die je moet inpassen in een ploeg die het eigenlijk goed deed. Zoiets vraagt tijd, en dan haal je nog tien op vijftien, maar dan komt de wedstrijd tegen Ajax waar ik volgens mij geflikt ben. Plots gaat het niet meer, vormen spelers een groepje met die andere trainer en ben je weg. Ik was blij toen meneer De Witte zei dat we zouden stoppen, want ik voelde me niet gelukkig in Gent.

“Door de week vond Franky Van der Elst me niet zo sterk, las ik eens in een interview. Kan kloppen, ik had in die periode heel weinig oefenstof. Ik gaf eigenlijk het liefst wedstrijdvormen, voor een trainer is dat ook het makkelijkste. Nu is dat modern, ik vind dat je daar ook alles in kan stoppen. Bovendien is het iets wat de spelers graag hebben. Je mag desnoods de hele dag trainen, als het maar matchkes zijn. Je mag het niet over een groot veld doen, en de intensiteit hangt van de spelers af, maar als ze er echt voor gaan, is er niks beters.

“Een paar spelers hebben ooit hard naar me uitgehaald. Weber trok achteraf wel zijn woorden in – ik geloof dat ie crapuul had gezegd. Drie jaar na elkaar maakte ik hem topschutter, maar toen ik Munteanu en Selymes ging halen, had ik de eerste wereldklasse genoemd. Dat accepteerde Weber niet, hij was de grote man bij Cercle. Munteanu gaf vervolgens niet die ballen zoals Weber ze wou en ik kreeg problemen. En als je dan moet kiezen tussen een spits van 90 miljoen en een trainer, is die keuze snel gemaakt. Waarna hij uithaalde en ik op mijn beurt ook.

Hein Vanhaezebrouck zei van zijn kant eerst in de krant dat hij wilde werken zoals ik het deed, terwijl hij me een maand later een ouderwetse trainer noemde. Vermeulen onlangs ook. Vooraf was er in de krant wat gehakketak, dat ik geen zoete broodjes moest bakken, daarom liet ik hem ook wat links liggen, maar na de 3-3 kwam hij speciaal op me af en zei ie : Henk, proficiat en ik meen het, want dat is een prestatie die je leverde. Vriendelijk, volgens mij omdat hij wat wroeging voelde. Hij weet dat hij in die periode verkeerd was. Als hulptrainer moet je het eens zijn met de hoofdtrainer, vind ik, anders moet je elders hoofdtrainer worden. En dan die toestand dat hij de training moest geven. Kan niet ! Paul Degenaersmag dat van mij, dat is heel anders. Maar hulptrainers die zelf hoofdtrainer wil worden… Die zijn moeilijk.”

n Cyprus kreeg ik Trond Sollied over de vloer. In mijn tijd had ik het over positioneel sterk spelen, als ik nu looplijnen zeg, dan hebben we het over hetzelfde en ben ik weer modern. Achteraf zei ie : ik heb altijd gezegd dat je een toffe bent en het klopt ook nog. Twee weken trokken we samen op en we zijn… goed op stap geweest. Ik drink graag iets, maar tegen hem kan ik niet op. Zo’n coole, maar tegelijk eentje die van plezier houdt en zijn visie heeft. Een vakman die je begrijpt als je over voetbal praat.

“Ik ben in Cyprus niet gehoord door de voetbalbond toen ik het had over weddenschappen op wedstrijden en omkoperij. Ik kan het ook niet bewijzen. Je hoort veel, maar als al de spelers die het me verteld hebben, door de bond worden geroepen en zeggen dat ze van niks weten, sta je nergens. Het is zoals hier bij omkoping, je weet het, maar eens er getuigen moeten worden gehaald, weet niemand nergens van.

“Het gebeurt, hier, in Engeland, in Nederland, in Griekenland was het schering en inslag. Ginder heb ik alleen gezegd dat ik het niet normaal vind dat een speler een betting shop heeft en kan wedden op zijn eigen ploeg. Het ging om miljoenen en als je drie, vier miljoen kan verdienen, moet je verdorie sterk staan. Die gasten wonen er allemaal in kastelen, terwijl ze slechts honderdduizend frank per maand verdienen. Ergens klopt er iets niet, maar om het te bewijzen…

“In Griekenland heb ik leren schilderen. Ik was er alleen, verveelde me dood en ik ben begonnen. Mijn broertje schilderde ook wat. Mijn eerste schilderij was Ceulemans. Je zag dat hij het was, omdat het nummer elf erop stond. Die heb ik dus maar weer verscheurd. Nadien heb ik Franky geschilderd, en Marc. Ik schilder graag, koppen maar ook landschappen. Graag met felle kleuren, ik hou van kleur. Ik schilder ook graag clowns, mensen die lachen maar ook verdrietig zijn. Zo ben ik ook, ik kan heel snel in de put zitten. Soms keihard – op het werk omdat je dan in functie van je club, je baas beslist -, maar soms ook heel week.

“Die reclame op mijn shirt is voor een restaurant van vrienden. Voordien maakte ik reclame voor meneer Deschacht. Toen ik terugkeerde uit Cyprus, was ik niet in orde met mijn papieren en heeft Ronny Deschacht me in ruil voor wat pr-werk ingeschreven. Of ik dat erg vind ? Helemaal niet. Weet je wat erg is ? Ik moest mijn papieren in orde brengen in Gent, bij de werkloosheidsdienst. Daar zaten veertig arme sukkelaars om een uitkering te vragen, en ik kwam daar aan in kostuum, met mijn Mercedes. Dan moet je naar die balie gaan, moet je zeggen dat je zonder werk zit en wil doppen, moet je je papieren in orde brengen, en ondertussen word je herkend. Toen schaamde ik me écht, voor die 30.000 frank in de rij staan, en een nummertje trekken. De anderen gingen twee uur weg, ik bleef er zitten. En maar knikken. Dan doe ik liever wat pr-werk.”

door Peter T’Kint,

“Hadden ze me bij de dood van m’n ouders niet tegengehouden, ik was in het water gesprongen.”

“Ik loop in huis graag in m’n blote kont rond. Als je visite hebt, moet je toch altijd oppassen.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content