Na het seizoen hakt crossrevelatie Sven Vanthourenhout (23) finaal de knoop door. Wordt hij fulltime veldrijder of probeert hij het toch op de weg ? ‘Mijn keuze maak ik puur op het gevoel.’

Het vorige crossseizoen liet zich in feite samenvatten in twee woorden. Bart Wellens. Maar nu de wereldkampioen een onvervalst pechjaar blijkt te hebben en meer blessures dan overwinningen telt, zien velen hun kans schoon. Een herboren Sven Nys maakt brokken op de zwaardere circuits; op de lichtere omlopen valt vooral de zegehonger van jonge wolf Sven Vanthourenhout op. De 23-jarige crosser uit Sint-Joris-Beernem charmeert vriend en vijand door zijn vechtlust en koersdoorzicht. De logische vergelijking met de jonge Mario De Clercq is gauw gemaakt. Eigenlijk onvoorstelbaar dat een man met de mogelijkheden van Vanthourenhout – hij stond dit seizoen al enkele weken nummer één op de UCI-ranking – eraan denkt na dit seizoen te kappen met veldrijden.

Vanthourenhout heeft namelijk een luxeprobleem. Hij is ook een meer dan begenadigd wegrenner. Vorig jaar nog derde op het BK op de weg, dit jaar vierde in de Ronde van het Waalse Gewest, in wat eigenlijk voor hem maar een veredelde voorbereiding op het cross-seizoen was. Het zijn adelbrieven die deuren openen bij elke Belgische wielerploeg. In de Ronde van Languedoc-Roussillon raakte zelfs US Postal onder de indruk. Meteen aanwerven, vond zesvoudig Tourwinnaar Lance Armstrong, nadat eerder ook de Deense topformatie CSC al overstag was gegaan. Waarop Vanthourenhout kalm repliceerde dat hij na het veldseizoen wel zou beslissen wat hij ging doen. Hij vond immers dat hij eerst in het veld nog wat goed te maken had. De voorbije twee seizoenen, waarop Vanthourenhout naar zijn mening nog onvoldoende zijn stempel had kunnen drukken, moesten worden weggespoeld. De jonge crosser van Quick Step beukt nadrukkelijk op de poort.

Je lijkt meer een winnaar dan vroeger. Hoe heb je de knop omgedraaid ?

Sven Vanthourenhout : “In het verleden won ik vaak de kleine koersen op zaterdag, wanneer de echte toppers zich spaarden. Maar nu durf ik ook voor de grote crossen zeggen : ik start vandaag als favoriet. Waarom ik dat nu wel kan ? Tja, het is tenslotte nog maar mijn derde jaar bij de profs. Niemand kan me kwalijk nemen dat ik de tijd nam om te groeien. Je wordt als jonge coureur dan ook onbarmhartig voor de leeuwen geworpen. De mensen verwachtten dat ik direct ging domineren zoals bij de jeugd. Maar zo werkt het natuurlijk niet.”

Had je niet te veel respect voor de gevestigde waarden ?

“In het begin moet je gewoon weten wat je plaats is. Natuurlijk zette ik me opzij wanneer een Nys of een De Clercq naast mij reden. Wanneer je pertinent zeker weet dat bepaalde renners je later op de koers totaal naar huis gaan rijden, heeft het geen zin om met ze in duel te gaan. Nu is dat natuurlijk wel anders. In januari word ik 24, dat is een leeftijd om er helemaal te staan. Niet dat ik nu minder respect heb, maar me laten wegdringen, dat is voorbij.”

Bij Quick Step ben je de enige veldrijder. Is dat een voordeel of net een nadeel ?

“In de voorbereiding heb ik soms wel momenten dat ik denk : goh, het zou toch plezant zijn als ik samen met een andere veldrijder zou kunnen trainen. Maar voor de rest is het op zich toch een voordeel, want ik krijg nu alle aandacht van de ploeg voor mij alleen. Natuurlijk, af en toe mis ik in de wedstrijd iemand die voor mij de kastanjes uit het vuur haalt, maar dat los ik wel op door een beetje sluw te zijn. Als veldrijder moet je het uiteindelijk toch nog alleen afmaken.”

Heb je geen vaste trainingsmakkers ?

“Nee, eigenlijk train ik altijd alleen. Dan kan ik doen en laten wat ik zelf wil, en zo heb ik het graag. Een crosser traint best specifiek op zijn eigen ritme, vind ik. Als je samen met iemand traint, dan heeft die persoon toch een andere hartslag of voelt die zich misschien slecht op een dag dat je zelf super bent. Dan train ik liever alleen.”

Daar heb je toch zelfdiscipline voor nodig. Er is niemand om je aan op te trekken.

“Zeker. Ook de dagen dat het iets minder gaat, sta ik er helemaal alleen voor. Dat kan ik het wel eens kwaad hebben. Maar ik klaag niet, een topsporter kan sowieso niet zonder veel zelfdiscipline.”

Ben je een trainingsbeest ?

“Soms hoor ik van collega’s dat ze geen goesting hadden om te trainen. Wel, dat heb ik eerlijk waar nog nooit meegemaakt. Bij de jeugd trainde ik ook al graag, al deed ik het toen toch eerder om gewoon bezig te blijven. Ik won toch bijna alles. Dat is wel veranderd ( lach-je). Mijn nieuwe begeleider, Chris Cornu, heeft me werkelijk verslaafd gemaakt aan mijn fiets. Chris is niet iemand met een hoge naam of functie, hij is gewoon een absolute sportfreak die over topsport alles gelezen heeft wat er maar te lezen valt. In onderling overleg stellen we samen mijn trainingsschema’s op. Hij weet dat mijn ervaring ook telt en dat het belangrijk is dat ik zelf het nut inzie van mijn trainingen. Ik vertrouw Chris nu blindelings.”

“Misschien is dat ook wel zo. Ik kan met hem over alles praten. En voel ik me eens wat minder, dan kan ik dat gewoon zeggen, en dan sturen we bij. Een puur fysiek gerichte trainer pikt zoiets niet. Daarom zou ik met zo iemand niet kunnen werken. Ik wil mijn lichaam volgen en van Chris mag ik dat. Het resultaat is ernaar : ik ben nog nooit zo graag gaan trainen als nu. Ik train ook niet meer zoveel op de dingen die ik slecht kan. Want de dingen die ik goed kan, gaan zo verloren.”

En wat zijn zo de dingen die jij goed kan ?

“Op snelle, technische parcours kan ik iedereen aan. Daar staat tegenover dat ik op een zware klim nog al te vaak tekortkom. Ik wijt het aan de leeftijd ; ik ben gewoon nog niet sterk genoeg. In deze fase van mijn ontwikkeling is dat ook erg moeilijk bij te schaven, daar heb ik tijd voor nodig. Maar als ik volgend jaar nog cross, zal ik op iedere berg sneller zijn dan nu, schrijf dat maar op.”

Je staat bekend als de sprinter onder de veldrijders.

“( Blaast.) Dat imago achtervolgt me nu al een hele tijd. Ik ben inderdaad niet traag, maar dé sprinter ? Nee, daar ben ik niet dominant genoeg voor. Ik verlies te vaak en het veldrijden is te zwaar om zuiver op je sprint te speculeren. Kijk naar het WK van vorig seizoen. Ik zat toen voorop met Bart Wellens en Mario De Clercq. Welke kenner gaf toen één cent om de sprintkansen van Wellens ? Maar hij wint wel, hé, en ik word pas derde. Na een uur koersen in het rood wint de friste negen van de tien keer. Dat ben ik zeker niet altijd, al noemen ze me dé sprinter.”

Het zit je blijkbaar hoog ?

“Ach, hoe kom je aan zo’n reputatie ? Alleen omdat ik op de weg al eens een massasprint won. Maar dat is een heel andere discipline. Ik wil af van het imago van sprinter. In de cross heb ik er alleen nog maar last mee gehad.”

En wij die dachten dat snel zijn aan de meet alleen maar voordelen had.

“Het hangt ervan af welk parcours het is. Als je zoals in Wortegem-Petegem op twee rondes van het einde nog met een kopgroep van 25 man zit, durf ik mezelf natuurlijk ook al eens sparen voor de sprint. Niet dat ik toen won : de Tsjech Mlynar was me voor. In Hamme-Zogge lukte het dan weer wel, maar toen was ik echt de sterkste.”

Die snelle Mlynar is er een mooi voorbeeld van : het veldrijden wordt internationaler.

“Een goeie zaak, natuurlijk. Hoe meer landen er sterk zijn, hoe beter voor de sport. Het is nu aan ons Belgen om zelf ons niveau te behouden. We moeten laten zien dat wij nog altijd dé crossers zijn.”

Iets anders. Je kocht deze zomer de lagedrukkamer van Johan Museeuw. Welk effect heeft zo’n kamer ?

“Ongeveer hetzelfde als een hoogtestage. Je slaapt iets moeilijker, ’s ochtends gaat alles moeizamer, je ochtendpols wordt hoger. Het is kortom heel vervelend ( lacht). Maar na een paar dagen aanpassen voel je wel resultaat. Nys en Wellens hebben er ook een. Zij slapen er naar het schijnt ook tijdens het seizoen in, maar zelf ben ik daar geen voorstander van. Ik recupereer niet zoals het moet wanneer ik in die kamer slaap en doe het dus alleen in de voorbereiding. Hoe duur een zuurstofkamer is ? Nieuw kost die ongeveer 25.000 euro. Maar hoeveel ik ervoor betaald heb, blijft tussen mij en Johan.”

Je bent samen met Nys de man van het voorseizoen. Maar de echte prijzen, het BK en het WK, worden pas eind januari uitgedeeld. Ga je er dan ook nog staan ?

“( Beslist.) Het moét. Anders heb ik mijn seizoen slecht ingedeeld. De planning voor het seizoen was de eerste twee maanden super te zijn en dan zien waar ik uitkom. Deel één is al met grote onderscheiding geslaagd. Vanaf begin december ga ik lichtjes afbouwen. Een ongeluk bij een geluk is dat ik nu hoog sta in een paar nevenklassementen, waardoor ik zeker geen wedstrijden kan laten vallen. Het wordt dus minder trainen, een andere keus heb ik niet. Om er dan begin januari weer helemaal te staan.”

Op het einde van het seizoen maak je de grote keuze tussen het veld en de weg. Waar hangt het van af ?

“Ik kies puur op het gevoel, zonder naar de prestaties te kijken. Op het einde van het seizoen ga ik me eens goed afvragen hoe ik me nu eigenlijk gevoeld heb tijdens het voorbije veldritseizoen. Dan zal die beslissing vanzelf wel vallen.”

Financieel lijkt de keuze duidelijk. Op de weg is meer geld te rapen.

“Aan de top is er op de weg énorm veel geld te verdienen. Maar ben ik goed genoeg voor de echte top ? Ook niet vergeten dat een veldrijder tegenwoordig niet meer voor kleingeld rijdt, hé. Als Bart Wellens drie weken uit competitie is en hij zegt dat hij daarmee 25.000 euro laat vallen… Daar kunnen maar weinig wegrenners tegenop, dat verzeker ik je. Alleen mannen als Van Petegem, Boonen en Merckx zitten op die hoogte. Een wegrenner heeft wel meer zekerheid, hij kan teren op zijn hoge loon. Een veldrijder heeft een lager loon, dat hij moet compenseren met startgeld, prijzengeld en op het einde van het seizoen het geld van de regelmatigheidscriteria. Met dat soort dingen ben ik natuurlijk ook bezig, ja ( lacht). Een veldrijder moet er meer voor werken, iedere keer opnieuw. Pech kan hij zich eigenlijk niet veroorloven.”

Er valt wel te vermoeden dat je als veldrenner een knappere palmares bijeen kunt fietsen dan als wegrenner.

“Kijk, ik ben nu goed bezig. Maar tegelijk ben ik ervan overtuigd dat ik nog heel veel beter kan. Er zijn nog zoveel zaken waarvan ik denk : goh, als ik dat en dat nu had gedaan, zou ik zo en zo nóg beter worden. Als veldrijder word ik de volgende jaren zeker en vast nog een stuk sterker. Ik weet dat ik als ik gezond blijf, dit nog minstens tien jaar kan doen en dat ik ieder jaar een beetje sterker ga worden. In het veldrijden heb ik er een goed idee van hoe hoog ik kan groeien en ik moet zeggen dat dat er goed uitziet. Op de weg zou ik niet kunnen zeggen hoe ver ik kom.”

Zoals je nu spreekt, lijkt de keuze al gemaakt. Volgend jaar ben jij nog veldrijder.

“( Lacht.) We zullen zien hoe het tweede deel van het seizoen verloopt. Ik heb nu eerste gestaan op de UCI-ranglijst, het seizoen is eigenlijk al goed geweest. Maar pin me daar nog niet op vast. Na februari weten we meer.”

Na het seizoen maak je nog een andere belangrijke beslissing. Je trouwt met je vriendin Wendy.

“Een maand geleden hebben we het beslist. Eigenlijk is het stomweg gekomen. We zijn nu acht jaar samen, dan praat je al af en toe over zoiets. Laatst zei ik in een opwelling : als we willen trouwen, is er eigenlijk geen beter moment dan in de lente van volgend jaar. En voor ik het wist, waren we aan het plannen.”

Heeft je verloofde een stem in je keuze tussen het veld en de weg ?

“Dat wil ze eigenlijk niet. Natuurlijk heb ik ze al wel een paar dingen horen zeggen, ik ken haar mening wel. Maar als ik het haar echt vraag, zegt ze altijd : ‘Het is jouw beslissing, en wat je ook kiest : ik sta volledig achter je.’ Gelukkig dat zij er zo op reageert. Als zij nu ook nog commentaar had, zou ik alleen maar nog meer twijfelen. Heel mijn directe omgeving laat me er eigenlijk heel vrij in. Het zijn de mensen daar net buiten die het lastig maken. Dan krijg je reacties als : ‘Allez, je gaat toch niet op de weg gaan rijden ? Nu kunnen we je nog iedere week zien op de cross. Dan zien we je alleen nog op tv.’ Dat maakt het allemaal niet gemakkelijk voor mij. Alleen ik moet met mijn keuze leven.”

Heb je al reactie gehad van collega’s ?

“Johan ( Museeuw, nvdr) is er bijvoorbeeld nogal fel in. Die zegt dikwijls : ‘Maar jongen toch, ga maar rap op de weg rijden.’ Je weet niet wat je mist en welke toekomst je laat liggen. Dan twijfel ik natuurlijk. Johan ziet toch ook welk niveau ik haal in het veld en hij zegt dat niet zomaar. Eigenlijk raden de meeste mensen in het milieu mij aan om voor de weg te kiezen. Erik Dekker is de enige die me zei dat ik beter veldrijder kon blijven, omdat ik er veel meer kan winnen. En misschien heeft hij wel gelijk.”

door Jef Van Baelen

‘Als ik er op de kampioenschappen niet sta, heb ik mijn seizoen slecht ingedeeld.’

‘Ik wil af van het imago van sprinter.’

‘In het veld heb ik er een goed idee van hoe hoog ik kan groeien, op de weg niet.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content