Herman Van Holsbeeck nam ruim anderhalf uur de tijd om ons te woord te staan. De directeur-generaal van paars-wit ging daarbij geen enkel heet hangijzer uit de weg.

Herman Van Holsbeeck ontvangt ons in zijn kantoor voor wat een lang gesprek zal worden. Hij oogt een beetje vermoeid, maar ook erg gelukkig na een transferperiode waarin hij dé grote slag van de zomer sloeg. Meteen een mooi onderwerp om mee te beginnen.

Op welk moment besliste u om voor Steven Defour te gaan?

“Op het moment dat Luciano D’Onofrio belde om te zeggen dat het mogelijk was, dan realiseer je je dat het weleens zou kunnen.”

Welke rol speelde D’Onofrio precies?

“Zijn sterkte is dat hij veel contacten heeft, zoals met Portovoorzitter Jorge Nuno Pinto da Costa. Ze hebben samengewerkt en onvergetelijke momenten beleefd. Roger Vanden Stock kende D’Onofrio al, ik heb hem en zijn invloed door dit dossier leren kennen.”

Heeft hij – zoals werd beweerd – de tien procent die hij op zijn speler had, laten vallen om de transfer te bespoedigen?

“Daar hebben we niet over gepraat. We hebben gewoon gevraagd of de deal kon lukken. Ik kan alleen zeggen dat zonder de tussenkomst van D’Onofrio Steven Defour bij PSV getekend zou hebben.”

Is de transfer van Defour uw mooiste realisatie in elf jaar Anderlecht?

“Het is de eerste keer dat we een Belgische international konden aantrekken – ik spreek dan van de vaste kern van dertien of veertien ’titularissen’ bij de Rode Duivels. Dat betekent toch wat. We hadden ook interesse in Toby Alderweireld, maar daar had ik het budget niet voor. Maar als ik zie dat Atlético hem nu uitleent aan Southampton, dan maak ik mij sterk dat ik – met de nodige financiële middelen – ook Alderweireld naar Anderlecht had gehaald.”

Kunnen jullie tegenwoordig spelers van internationale klasse betalen?

“We hebben ons beleid bijgestuurd. Als we iemand zoeken voor een bepaalde positie, gaan we voortaan als volgt te werk: eerst kijken we of we geen jongere uit ons opleidingscentrum kunnen lanceren. Is dat niet het geval, dan zien we of er in de Belgische competitie iemand rondloopt, en pas in derde instantie richten we ons op het buitenland.”

Nochtans kan een international die uit het buitenland komt een grote meerwaarde betekenen.

“Ja, maar die kost ook iets… Vroeger meenden we drie spelers van twee miljoen euro te moeten transfereren voor een bepaalde positie, nu geven we drie keer zoveel aan één speler van wie we denken dat hij écht een meerwaarde biedt.”

Anderhalf jaar geleden zei u nochtans dat drie of vier miljoen euro betalen voor één speler een groot risico inhoudt. Was de transfer van Aleksandar Mitrovic (vijf miljoen) een kantelpunt?

“Om zo’n som neer te tellen, moet er unanimiteit binnen de club zijn. Dat was zo voor Mitrovic. Die was wel pas achttien, maar had met de U20 van Servië het EK gewonnen, was daar tot beste speler verkozen, en had met de A-ploeg alleen in de spits tegen België gespeeld. We wisten dat hij – zonder zware blessures – ons later meer zou opbrengen dat hij kostte.

“We zijn door scha en schande wijs geworden. Zoals met Luka Milivojevic, voor wie we 2,7 miljoen neertelden. Een speler met kwaliteiten, maar niet voor die prijs – 1,2 miljoen te veel. Dergelijke missers wilden we niet meer en dus zitten we vaak rond de tafel met de voorzitter, Jean Kindermans (hoofd jeugdopleiding, nvdr) en Besnik Hasi. We hebben er geen probleem mee om toe te geven dat er in het verleden fouten zijn gebeurd.”

Behalve die van Jan Polák waren alle dure transfers van Anderlecht de laatste jaren voltreffers: spelers die sportief iets bijbrachten en die ook nog wat opleverden bij hun verkoop.

“Dat klopt. We gaan voortaan voor dergelijke spelers. Maar als men ons Hans Vanaken aanbiedt voor acht miljoen, dan is dat overdreven. Ik wil er ook op wijzen dat iemand als Defour onze jongeren beter laat voetballen, waardoor ook zij weer in waarde stijgen.”

Op welke momenten had u de indruk dat u een groot risico nam?

“Toen we Milan Jovanovic én Dieumerci Mbokani aantrokken op het ogenblik dat we ook het contract van Lucas Biglia verbeterden. Daar hebben we ons pijn gedaan. De mensen vergeten dat soort uitgaven vaak wanneer ze ons vragen waar het geld naartoe is. Bovendien is de capaciteit van het stadion verlaagd – weliswaar met meer ruimte voor vips – en hebben we een fantastisch opleidingscentrum gebouwd.”

Nul op tien

Is de transfer van Defour de meest gemediatiseerde uit uw carrière?

“Ik heb me wat miskeken op de impact van die transfer en de rivaliteit met Standard. In een ontmoeting met de supporters heb ik hen onlangs gezegd dat ik een mes op mijn keel voelde toen ik hun spandoek zag op Westerlo, terwijl Steven vlak voor mij op de tribune zat. Wat gebeurd is, behoort voor mij tot het verleden, maar ik heb gevoeld dat voor sommigen met paars bloed het allemaal veel dieper zat. En ik heb begrepen dat een betere communicatie met de fans een werkpunt is. Zij hebben het recht om te weten waarmee wij bezig zijn en zullen daardoor allicht bepaalde beslissingen ook beter begrijpen. Ze denken soms dat we in een ivoren toren leven.”

Wie hakte de knoop door in de transfer van Defour?

“De eindbeslissing ligt altijd bij de voorzitter, Roger Vanden Stock.”

En wie kwam met de naam op de proppen?

“We hebben een fiche met daarop de posities die ingevuld of versterkt moeten worden. De cel scouting schoof de naam van Grzegorz Krychowiak (die uiteindelijk van Rennes naar Sevilla trok, nvdr) naar voren, en ook die van Lucas Romero van Vélez Sarsfield (club uit Buenos Aires, Argentinië, nvdr). En natuurlijk ook die van Defour, van wie we de kwaliteiten kenden, maar die we ook moeilijk haalbaar achtten. Allemaal moeilijke dossiers met nog tal van andere geïnteresseerde clubs. En als er een club uit de Premier League komt, zelfs uit de rechterkolom, dan is de keuze van de speler snel gemaakt. Maar ik hoop dat te veranderen. De nationale ploeg heeft België opnieuw op de kaart gezet en daarvan moeten we profiteren om onze competitie op te waarderen.”

Hoe ziet die er idealiter uit?

“Twintig jaar geleden voerde Ernst & Young een audit uit met als conclusie dat er plaats was voor veertien Belgische ploegen in eerste – met daarin twee Brusselse en twee Antwerpse teams. Het probleem is dat veel clubs bang zijn om de trein te missen. Alleen met geld kan hun ongerustheid gesust worden.”

Sinds u in 2003 algemeen directeur van Anderlecht werd, hebt u zeven titels gewonnen – beduidend beter dan het gemiddelde van één titel om de twee jaar – en toch ligt u geregeld onder vuur bij de fans. Voelt u zich soms slecht begrepen?

“Ik ben niet op populariteit uit en loop niet de supportersavonden af. Vaak is het een kwestie van manke communicatie.”

Zoals toen u zichzelf een nul op tien gaf…

“Ik leer nog alle dagen bij, maar wil toch even opmerken dat die fameuze ‘nul op tien’ er kwam toen een journalist me vroeg: ‘U beweerde dat u ofwel Michy Batshuayi, ofwel Thorgan Hazard, ofwel Steven Defour zou aantrekken en geen van de drie is gekomen. Hoeveel punten op tien geeft u zichzelf dan?’ Had ik gezegd ‘vijf op tien’, dan zou dat nogal belachelijk geweest zijn. Het is zoals met dat ‘champagnevoetbal’… Ik heb ooit verteld dat ik, die van White Star kwam, eerder gevechtsvoetbal kende, terwijl Anderlecht voor champagnevoetbal stond. Dat is alles. Maar het heeft mij lang achtervolgd.”

De ploeg van de eerste helft op Club Brugge, kwam die in de buurt van dat ‘champagnevoetbal’?

“Voor mij staat die term inderdaad voor dat type voetbal. Als ik met de jeugd van White Star tegen Anderlecht speelde, moesten we achter de bal aan lopen. Die jongens hadden zo’n techniek, zo’n balbeheersing… Toen Frank Vercauteren en Ariël Jacobs hier titels wonnen, kregen we vaak het verwijt dat het voetbal niet overeenstemde met de cultuur van de club. Vandaag heeft de Anderlechtcultuur van de jongeren een directe impact op de eerste ploeg. Dat zien de supporters graag. Maar ik weet intussen ook: als we met jongeren spelen en op plaats vier of vijf staan, dan breekt de revolutie uit.”

U wilt concurreren met de Premier Leagueclubs uit de rechterkolom, maar is dat echt mogelijk gezien de enorme verschillen wat betreft de inkomsten uit tv-rechten? Jelle Vossen, een van de betere spelers uit onze competitie, voetbalt nu zelfs in de Engelse tweede klasse.

“Zonder een nieuw stadion is dat inderdaad onmogelijk. We beoefenen dezelfde sport, maar we strijden met ongelijke wapens. AA Gent heeft met zijn Ghelamco Arena zijn aantal abonnees verdubbelt. Ik ben ervan overtuigd dat we in het nationale stadion op Parking C van de Heizel heel wat matchen voor veertigduizend man kunnen spelen. Een nieuw stadion betekent ook betere faciliteiten. Mijn vader van 84 kan nu niet naar het voetbal komen, want parkeren op het Westland Shopping Center en van daar te voet gaan, is te lastig voor hem.”

Stoort het u dat Club Brugge er bezwaar tegen heeft dat Anderlecht in het nieuwe nationale stadion wil spelen?

“Ja. Terwijl in het omgekeerde geval de voorzitter en ik blij zouden zijn als Club over een nieuwe thuisbasis zou beschikken, omdat zoiets gunstig is voor ons voetbal. Mocht Brugge een stadion krijgen dat helemaal betaald wordt door het Vlaamse gewest, dan zou ik dat niet oké vinden, maar wij willen in dat nieuwe nationale stadion spelen mits we een huurprijs betalen, zoals in veel steden. Ik zie het probleem dus niet. Brugge beschikt sinds Euro 2000 over een gemoderniseerd onderkomen, mét publieke steun. Daar hebben wij nooit wat over gezegd.”

Zijn ze in Brugge jaloers?

“Voor een stuk wel, ja. Nochtans zouden we ons beter samen inzetten om vooruit te komen. Maar ik heb de indruk dat de visies van de grote drie nog nooit zo ver uiteen lagen als nu. Dat begrijp ik niet goed. Roland Duchâtelet is een gefortuneerd en verstandig man, maar op vergaderingen spreekt hij niet bepaald verzoenende taal.”Groeiende invloed Van Damme

Is uw band met Roger Vanden Stock nog altijd zo hecht?

“Ja. Ik doe wat de voorzitter me opdraagt. Ik heb alles aan hem te danken. In november word ik zestig, maar ik heb nog altijd dat vuur in mij. Ik zeg niet dat er geen dag zal komen dat ik het wat kalmer aan wil doen, maar momenteel sta ik nog elke morgen op met veel zin om erin te vliegen.”

Men heeft het steeds vaker over de groeiende invloed van Alexandre Van Damme (directeur en aandeelhouder bij AB InBev) in de paars-witte familie.

“Er zijn heel sterke banden tussen de familie Vanden Stock en de familie Van Damme. De opvolging zal heel natuurlijk verlopen. Geen Qatarees die de club overneemt, maar iemand die het huis door en door kent, van dezelfde stempel.”

Alexandre Van Damme is in de eerste plaats een financier, met enorme financiële mogelijkheden.

“Ja, maar hij is de enige persoon die ik ooit ben tegengekomen die absoluut uit de media wil blijven. Wanneer Alexandre advies geeft, dan wordt daar rekening mee gehouden. Hij is heel erg aanwezig.”

Hij schijnt zelfs nauw betrokken te worden bij de transferpolitiek.

“Dat klopt niet helemaal. Alexandre geeft achteraf zijn mening op wat hij ziet. Hij vertelt ons wat hij denkt van Defour, maar hij komt niet tussen in het sportieve beleid. Wat het financiële luik betreft: daar is hij een uitzonderlijke expert. Als ik in onze administratieve raad zetel, ben ik soms onder de indruk van wie daar bijeen zit: Emmanuel van Innis van GDF Suez, Pascal Minne van Petercam, Etienne Davignon… Af en toe moet je hen wel doen inzien dat een voetbalclub niet helemaal hetzelfde is als een gewoon bedrijf. Ik kan bijvoorbeeld niet exact inschatten hoeveel inkomsten we volgend jaar zullen hebben. Als Mitrovic zich zwaar blesseert, is hij niet meer de verhoopte vijftien miljoen waard.

“Enkele recente financiële problemen werden bijvoorbeeld ook veroorzaakt doordat Matías Suárez niet getransfereerd raakte. Daardoor liepen we tien miljoen euro mis, die we al hadden opgenomen in de begroting. Dat heeft twee jaar pijn gedaan, want tien miljoen op een budget van veertig, dat voel je.”

Migraine

Voelt de scoutingcel zich niet tekortgedaan door het feit dat u veel via het netwerk van makelaars als Mogi Bayat en Christophe Henrotay opereert?

“Dat zijn vooral mensen die ik gebruik om goed te verkopen. In het leven moet je weten wie de macht heeft, zoals Luciano D’Onofrio bepaalde dingen kan forceren. In je netwerk moeten mensen zitten tegen wie je kunt zeggen: ‘Ik heb dit en dat nodig’ – wanneer je je in een sterke positie bevindt, maar zeker wanneer het slecht gaat.”

U sluit dus heel wat makelaars uit. Sommigen zijn zelfs persona non grata op Anderlecht.

“Een tiental mensen belt me dagelijks op met de melding dat ze ‘de nieuwe Maradona‘ hebben. Ik zeg hen dan dat, als ze naar Anderlecht willen komen, ze moeten bewijzen dat ze ook een speler voor ons kunnen vérkopen. Als ik een speler heb die één miljoen euro waard is en hij kan die verkopen voor vijf miljoen, dan wil ik hem daar graag voor belonen. Mogi Bayat en Christophe Henrotay zijn makelaars die al zulke mooie zaken gerealiseerd hebben voor ons: Mbark Boussoufa voor acht miljoen naar Anzji, Mbokani, Kanu, Jonathan Legear, Suárez in de toekomst…”

Tegenwoordig waait de wind uit Qatar. Wat vindt u van die investeringsfondsen?

“Ik denk dat we in de club genoeg mensen hebben die intelligent genoeg zijn en voldoende vertrouwd zijn met de financiële wereld om dat systeem in ons voordeel te laten werken: kopen en met een meerwaarde doorverkopen. Dat zit niet in de cultuur van deze club, maar ik begrijp perfect dat het een nieuw gegeven is. Nu is het wel voordeliger voor een club om, indien mogelijk, niet via zo’n investeringsfonds te passeren.”

U was niet honderd procent eigenaar van Biglia, wat de problemen bij de doorverkoop verklaart…

“Ja, dat heeft even geduurd… De jongen kreeg er zelf migraine van.” (lacht)

Verklaart dat ook waarom uw Zuid-Amerikaanse connectie niet opnieuw geactiveerd is?

“Nee. We waren tenslotte geïnteresseerd in Romero. Maar vaak worden de echt goeie spelers door veel clubs gevolgd en zijn ze dus duur. Ik herinner me nog dat we Nicolás Frutos gingen halen en dat hij bij Independiente samen in de spits stond met Sergio Agüero. Die was amper zestien en je hoefde geen genie te zijn om te zien dat hij een supertalent was, maar hij kostte wel zeven à acht miljoen. Als ik vandaag zo iemand vind, dan smeek ik de raad van bestuur om me te volgen en er alles aan te doen om de deal rond te krijgen. Zo’n speler brengt enkele jaren later immers dertig à veertig miljoen op.”

U bent dus een echte voetbalkenner?

“Ik durf te zeggen dat ik er wat van ken, ja. Toen we Cheick Tioté in Ivoorkust scoutten, was ik direct gecharmeerd, ik had zelden zo’n goeie verdedigende middenvelder van die leeftijd gezien. Vercauteren vond echter dat hij twee linkervoeten had… Kijk waar Tioté nu zit: bij Newcastle! Ook voetbalspecialisten – en Frankie is er absoluut een – vergissen zich weleens.”

Vervult u de rol van technisch directeur?

“Ja. Ik deel die rol wel meer en meer met Jean Kindermans. In Anderlecht willen we dat de technisch directeur wat van voetbal kent – uiteindelijk het allerbelangrijkste in mijn functie.”

Klotematch

Heeft Philippe Collin nog veel zeggenschap?

“Hij houdt zich meer en meer bezig met de voetbalbond, al neemt hij nog altijd deel aan de vergaderingen van het directiecomité.”

Collin was naar verluidt geen voorstander van John van den Brom. Vertelde hij u dat?

“Ja, uiteraard. Maar het zijn de gebeurtenissen die bepalen of je een trainer moet houden of niet. In zijn eerste jaar kreeg Van den Brom meteen de vedetten op zijn hand. Het beviel hen wel dat ze niet te hard moesten werken en dus waren ze bereid om voor hem te spelen. Maar als je hetzelfde met jongeren doet, als je Dennis Praet na een klotematch twee dagen vakantie geeft, dan neemt hij die gewoon aan. Vandaag, met Besnik Hasi, is Dennis elke dag om acht uur op de club en werkt hij tot vijf uur.”

Is FC Porto een rolmodel?

“In Porto voelde ik al snel dat die club naar voetbal ruikt. Bij ons is dat voortaan ook soms het geval, zeker met ons prachtige nieuwe opleidingscentrum. (staat op en wijst door het venster, nvdr) Vandaag zie ik vanuit mijn kantoor de evolutie van Leander Dendoncker, de baltoets van Youri Tielemans. Waarom hebben we Guillaume Gillet laten vertrekken? Omdat we weten dat op technisch vlak spelers als Dendoncker of Samuel Bastien al sterker zijn aan de bal. In de eerste helft op Brugge zagen we mooi voetbal gebaseerd op basistechniek. In de Champions League maakt de snelheid van uitvoering, gecombineerd met die techniek, het verschil. Mijn ambitie is om bij de Europese subtop te raken, maar met een budget van veertig miljoen euro is dat onmogelijk. We hebben een nieuw stadion nodig om ons budget te verdubbelen en dat doel te bereiken.”

DOOR THOMAS BRICMONT – BEELDEN BELGAIMAGE

“We hebben een nieuw stadion nodig om onze ambities waar te maken.”

“Zonder de tussenkomst van Luciano D’Onofrio zou Steven Defour bij PSV getekend hebben.”

“De visies van de grote drie lagen nog nooit zo ver uiteen als nu.”

“Als ik vandaag een supertalent als Sergio Agüero vind, zal ik er alles aan te doen om de deal rond te krijgen, ook al kost hij acht miljoen.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content