Zeven dagen lang liet Sport/Voetbalmagazine zich meezuigen in de slipstream van Beerschot-Wilrijk, op zoek naar de polsslag van de eersteprovincialer die het failliete Beerschot laat herleven.

Maandag 03/02/2014

Dyron Daal heft één pijp van zijn jeansbroek even op. Een zwachtel om zijn enkel verbergt de afdrukken van in zijn vel geprinte studs. “Het bloed spoot eruit.” Dat verdomde vechtvoetbal. Beerschot-Wilrijk ondergaat zijn lot van klepper in eerste provinciale. Daal begrijpt de tegenstanders wel. Enkele weken geleden kwam Mariekerke met open vizier voetballen. Gevolg: een 6-0-pandoering. Een meer beredeneerde aanpak bezorgde Groen Rood Katelijne eergisteren een punt op het Kiel. Met dank ook aan de vier ontbrekende basispionnen bij Beerschot-Wilrijk. Drie schorsingen, één afwezige door een skivakantie met de school waar hij lesgeeft. Dus besloot Daal om in de tweede helft door te bijten met zijn tijdens de rust gehechte wonde. Of dat een goed plan was, moet nog blijken. Intussen zit hij aan de antibiotica. Dan bedreigt de minste inspanning je pezen, aldus de rijzige aanvaller. Vanavond volgt hij de training vanaf de zijlijn. Daar komt een bezwete collega hem even opzoeken. “Het is bijna halfnegen zeker?” Jurgen Cavens trekt zijn wenkbrauwen een halve seconde de hoogte in. Zijn nieuwe ploeg begint de week dus met een training van twee uur en twintig minuten. Bij het handvol omstanders zitten er ijsklompen in de schoenen. Op het veld heeft de kou enkel vat gekregen op de handen van zij die daarnet een keer of vijftien moesten pompen. Ze hadden een onderling potje verloren. Hier aan het Universiteitsplein in Wilrijk schrijven ze vanavond niet dat verhaal over die kat en de dansende muizen. Urbain Spaenhoven is heel uitzonderlijk eens afwezig, maar zijn assistenten – liefst vier stuks – tieren. “Hup, hup, hup!” Het verliezende kamp van de afsluitende penaltyreeks hijgt. Suicide heet hun straf. Zij aan zij vijftien keer heen en weer spurten tussen twee lijnen. Dan snel douchen. Wie thuis nog de tweede helft van Manchester City-Chelsea wil meepikken, zal op de weg niet de brave burger kunnen uithangen.

DINSDAG 04/02/2014

Aan het magazijn van Dakwerken Van Loock in Kapellen draait Tristan Dermaut zijn Volkswagen Passat in gang. 16.50 uur staat er op het dashboard. Dat valt mee. Soms kan Dermaut pas een halfuur later vertrekken. Dan is het harken om vanuit het noorden van Antwerpen tegen 18 uur in Wilrijk te raken, ten zuiden van de stad. Zijn werkdag vandaag viel minder mee. “Het dak van een huis afgebroken en weer winddicht gemaakt.” De goesting om ’s avonds nog eens twee uur te trainen is niet altijd even groot.

De Ring oogt belachelijk rustig. “Over twintig minuten is het hier miserie.” Heeft Dermaut eigenlijk al iets gegeten? “Een yoghurtje. En ik heb ook nog een banaan.” Een warme maaltijd verorbert hij pas na de training. Dan vult hij thuis de microgolfoven met het bord dat zijn vrouw voor hem aan de kant houdt. Rond negen uur à halftien. “Daarna moet ik mijn eten laten zakken. Dus is het middernacht eer ik in bed kruip. En om halfzes loopt die wekker weer af.” Zijn kinderen van drie en vier zien hem weinig. “Morgen is er geen training, dan hangen die een hele avond aan mijn been.” Al om 17.20 uur draait Dermaut het Universiteitsplein op. Uit zijn koffer graait hij die banaan. Vandaag dicteert de planning van Spaenhoven: een uur training, nadien een uur fitness in Aartselaar. Klokslag om 18 uur start de coach. Eerst coördinatieoefeningen: over ballen springen, door hekjes lopen. Nadien komt de bal erbij. Exact om 19 uur stuurt Spaenhoven zijn troepen richting Aartselaar. Dermaut trekt hij even bij zich. De coach wil weten hoe lang zijn spits vandaag gewerkt heeft. “Tien uur.” Dermaut mag de fitness een keer overslaan. Voor het eerst dit seizoen. Terecht, denkt de aanvaller in zichzelf. “Ik heb vandaag met rollen van vijftig kilo gesleurd,” mompelt hij in de auto, “het zal gaan zeker?” Om acht uur is hij al thuis. “Mijn vrouw gaat niet weten wat er gebeurt. En mijn zoontje zal mij nog horen binnenkomen. Dan roept die mij nog even in zijn kamer.”

WOENSDAG 05/02/2014

Rustdag. Maar niet voor Eddy. Hij doet de was bij Beerschot-Wilrijk. Voor de eerste ploeg en de 34 jeugdploegen. Vandaag wacht hem een doorsneewerkdag. Van 10 uur tot 16 .30 uur dus. In een vorig leven bolderde hij met heftrucks. Toch was hij voorbestemd om op zijn 65e naast een voetbalveld uren te turen naar een draaiende wastrommel. “Vroeger deed mijn ma ook al de was voor Wilrijk. Toen had de club nog geen wasmachines. De délégué kwam thuis de zak met kleren afgeven. Overal in ons appartement hingen geel-blauwe shirts en broekjes te drogen. Er bestonden toen nog geen droogkasten.” Zijn werk op de club bezorgt Eddy sociale contacten. Doorgaans toch. Dat hij vanmorgen moederziel alleen op de club zit, deert hem niet, zegt Eddy. Hij wijst naar een omgevallen stapel kranten op de grond. Met op zijn schoot raadseltjes van de Gazet van Antwerpen houdt hij zijn zwierende machine gezelschap.

Dit seizoen heeft Eddy meer werk. Het aantal trainingen per week klom van drie naar vier. De spelers hebben ook meer kledij. Als de Wilrijkspelers zich vorig seizoen opwarmden voor een match, droegen ze hun wedstrijdoutfit, met een hesje eroverheen. Nu is er voor zo’n opwarming een aparte tenue. “De dag na de match betekent dat: vijf machines extra.” Vorig seizoen namen sommige spelers hun kleren ook nog mee naar huis. De keepers bijvoorbeeld. Die spraken dan hun eigen moeder aan, of de bomma. Nu wil de trainer dat alles op de club gewassen wordt. Dus moet Eddy opletten. “Want die nieuwe, mauve kousen geven af op de witte kousen van de keepers. Ik kon al een keer een hele hoop witte kousen in de vuilnisbak kieperen.”

DONDERDAG 06/02/2014

Spaenhoven heeft een krantenartikel onder ogen gekregen waarin een van zijn spelers zegt in welke match hij het liefst de titel zou pakken. De coach wil dat voortaan geen enkele speler nog het woord ‘kampioen’ in de mond neemt. En nog iets. Vóór het seizoen is gezegd dat Beerschot-Wilrijk dertig finales wachtten. “De laatste tijd spelen jullie vriendenmatchen!” Dan laat hij zijn groep alleen. Ze moeten noteren wat ze nog weten over Berg en Dal. Die poëtische naam past bij de levenswandel van Beerschot. Toch is het de tegenstander van komende zondag die zo heet. Op 13 oktober speelde Beerschot-Wilrijk thuis al eens tegen dat team.

Over zijn preek van daarnet fluistert Spaenhoven: “Motivatietechnieken. Het is niet de eerste keer dat ik met een team promoveer. Altijd hetzelfde verhaal.” De coach gaat weer naar binnen. Op het grote bord hebben zijn spelers intussen genoteerd dat de twee centrale verdedigers van Berg en Dal rechtsvoetig zijn. Knap. Dan jaagt de coach zijn groep de gutsende regen in. Eén fan vergezelt hen: Marc Janssen. “Ik ga mijn paraplu opentrekken”, zegt die. “Oei. Ik lijk wel een clubbestuur.”

Op het veld bespeurt een druipende Spaenhoven al tijdens een van de eerste oefeningen enige verslapping. “Niet te geloven zeg!”, briest hij. “Van onder mijn ogen!” Zijn pupillen moeten wat gaan lopen. Pas daarna wil hij met hen voort. Janssen vertelt intussen dat hij op zijn trouwdag naar Beerschot ging kijken. In zijn kostuum. “En drie van mijn vier kinderen zijn geboren op een dag dat Beerschot speelde. Hoeveel tegenslag kunt ge hebben? Door de bevalling van de laatste miste ik zelfs een kwartier van de match.” Janssen is nu weer vrijgezel. “Al mijn relaties liepen stuk door Beerschot.” Hij is blij dat een stukje van zijn club voortleeft. Maar trots? Op die 8000 fans, ja. Niet op de vaststelling dat Beerschot nog maar eens gered moest worden. “Ik voel nog pijn. Dit is wel provincial hé, man.” Janssen kijkt naar Eddy. “Voor u doet dit waarschijnlijk ook pijn?” De man van de was knikt. “Vroeger dronken we hier tijdens een match pinten uit een glas. Nu krijgen we plastic bekertjes. En ja, het is tof. En eens iets anders. Maar als Wilrijk morgen herbegint in vierde provinciale, ga ik naar daar. Dat grootse, voor mij hoeft het niet.” Janssen wil dan weer dat dit project nog groeit. Tot een ‘zuiver’ Beerschot? Mauve, zonder dat geel en blauw? Eigenlijk wel. Eddy kijkt sip. Zaterdag kreeg hij het nog aan de stok met een fan. Eddy had ‘Allee Wilrijk!‘ geroepen. Hij sakkert: “En ‘Allee Beerschot!‘, dat mag dan weer wel.”

VRIJDAG 07/02/2014

Weer rustdag. Hoe zou het in Meerhout zijn, bij Berg en Dal? Even bellen met voorzitter Ivo Van Genechten. “Hallo, met den Ivo.” De kantine van zijn club is al voorzien van een discobar. “Je weet nooit. En ook bij verlies willen we onze fans laten nagenieten. Deze match wordt een hoogtepunt in onze clubgeschiedenis.” Zijn gsm gloeit, zegt Van Genechten. Allemaal mensen die nog kaarten willen. Gewoonlijk krijgt Berg en Dal 200 mensen langs de lijn. “Zondag hopen we op een vol huis.” Dat betekent: 2200 man. Beerschot-Wilrijk kreeg 1200 tickets. Twee derde is al de deur uit. Voor één keer mogen de bezoekende fans op de hoofdtribune. “Onze supporters vinden dat niet erg; bij Berg en Dal alleen vriendelijke mensen.”

Ook met de Beerschotfans verwacht Van Genechten geen problemen. Nochtans kunnen op dit niveau zelfs mensen met een stadionverbod zomaar binnen. “Maar alles is doorgenomen met de politie en de twee veiligheidsverantwoordelijken van Beerschot-Wilrijk. Die kwamen in januari al eens langs.” Eric Roef, voorzitter van Beerschot-Wilrijk, zegt dat er 34 Beerschotfans waren met een stadionverbod. “Maar een van hen kreeg dat bijvoorbeeld omdat hij eens zijn blote kont liet zien aan een agent.” Bij het begin van het seizoen nodigde Roef die 34 mensen uit. “25 man daagde op. Ze krijgen een nieuwe kans. Tot nog toe loopt dat goed.” Roef heeft ook een tegengewicht voor hooliganverhalen: “Bij een van onze eerste uitmatchen dit seizoen gingen enkele fans aanbellen bij lukrake huizen rond het stadion. Ze gaven er paarse viooltjes af.”

ZATERDAG 08/02/2014

Spaenhoven spreekt in de kleedkamer zijn spelers toe. “Bedankt voor dit hier, hé.” Hij wijst naar het koortsblaasje op zijn bovenlip. “Dat heb ik niet gekregen van vuile manieren. Het is van de stress.” De 2 op 6 waart in alle hoofden. De voorsprong in het klassement is nog riant: 11 punten. En toch. Spaenhoven zag bij Rupel Boom ooit eens een bonus van 12 punten verdampen. “Hoe moeten we het morgen aanpakken?”, vraagt hij. “Kapitein?” Davy De Smedt neemt het woord. Andere spelers ook. De rode draad is dat er weer een grotere drive moet komen om almachtig te zijn op dat veld. Cavens zegt dat hij verbaasd was dat de ploeg vorige week de tegenstander niet meteen naar de keel greep. Dat wou Spaenhoven horen. “De tegenstander moet voelen: hier valt niks te rapen. Hier! Valt! Niks! Te! Rapen!” Spaenhoven wil niet dat zijn spelers tijdens een match nog denken dat alles wel in orde zal komen omdat die interactie met het publiek er is. Of omdat ze technisch superieur zijn. “Succes en inspanning zijn broers. Bij Cristiano Ronaldo gaat het ook niet vanzelf. Die doet 2000 sit-ups per dag.”

Tijd voor de ochtendtraining. En wie trotseert het winderige maar inmiddels droge herfstweer? Een Beerschotmascotte: Jos Van Hout. 82 jaar, maar monter als een kwispelend hondenjong. Tot vorig jaar werkte hij als materiaalman op het Kiel. Had hij bij het faillissement niet gezegd dat het voor hem genoeg geweest was? Joske grijnst. “Ik kreeg telefoon. De voorzitter hier wou dat ik mee overstapte. ‘Dat scheelt voor ons 300 abonnementen’, zei hij. Eerst hield ik de boot af. Elke tien jaar een faillissement. Zeg!” Maar uiteindelijk ging Joske toch overstag. Hij is nu ‘adviseur’ van de nieuwe materiaalman. Hij komt alleen in het weekend. In de week past Joske ’s avonds op de kleinkinderen. Vroeger stond hij elke dag op om 6 uur. Tegenwoordig pas om 9 uur. Gaat dan de krant halen. Of hij zich niet verveelt? “Een beetje wel, ja.” Hier, rond die ploeg, voelt Joske zich in zijn sas. Dit verhaal vindt hij ook veel warmer dan toen in 1999 de reddingsboei van Germinal Ekeren kwam. Jos Verhaegen, ex-voorzitter van Germinal Beerschot, gaf hem nooit een schouderklopje. “En een hand schudden deed die met drie vingers. Hier gaat het er heel anders aan toe. En dat heeft niks te maken met het niveau waarop je speelt. Dat gaat over mens-zijn.”

Rond 12 uur, vlak na de training, sijpelt het bericht binnen dat het Provinciaal Comité Antwerpen van de bond alle matchen van dit weekend afgelast. “De clubs in onze provincie informeren ons over de staat van hun veld”, legt Viviane Rubbens uit, secretaris van het Provinciaal Comité Antwerpen. “Op basis daarvan voelen wij aan welke beslissing we moeten nemen.” In alle andere provincies wordt wel gespeeld.

ZONDAG 09/02/2014

Eén etmaal na het nieuws over de afgelasting maakt Spaenhoven zich nog druk. Ook over het tijdstip van de beslissing. “Voor hetzelfde geld speelden wij gisteravond thuis. Dan zit je daar voor de match met je eten voor 700 man. En heb jij sinds die beslissing van gisterenmiddag nog een druppel zien vallen? Nochtans is dit 2014. Twintig jaar geleden luisterden we allemaal naar Armand Pien om te weten waar het zou regenen. Nu kan je op elke computer zien welke druppel waar valt op welk moment.”

De voorzitter van Berg en Dal snapt er ook geen snars van. “Ons veld is perfect bespeelbaar.” Maar steen en been klagen doet den Ivo nu ook weer niet. “Ik kon het niet maken om de traiteur af te bellen, die man had al alles besteld. Dus lieten we onze eters komen. Ze zijn er alle 150.” En bij de inhaalwedstrijd komen die waarschijnlijk allemaal nog eens. Kassa, kassa!

DOOR KRISTOF DE RYCK

“Dat koortsblaasje op mijn lip heb ik niet gekregen van vuile manieren. Het is van de stress.”

trainer Urbain Spaenhoven

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content