Na een geslaagd WK legt bondscoach Joachim Löw de lat hoog voor Duitsland. Hij mikt op een finaleplaats op het EK. ‘Ik ben niet bang om wat druk te leggen.’

Toen Jürgen Klinsmann in augustus 2006 na de derde plaats op het WK zijn vertrek als bondscoach aankondigde, was het voor iedereen vanzelfsprekend dat zijn assistent, Joachim Löw, hem zou opvolgen. Löw (48), een van de drie bondscoaches uit de Duitse voetbalgeschiedenis die als speler zelf nooit voor het nationale A-elftal geselecteerd werd, trok de succesvolle lijn van zijn voorganger door. Al in oktober plaatste Duitsland zich als eerste land voor de eindronde van het EK, dat het al won in 1972, 1980 en 1996.

Welke manier van voetballen verwacht u op het komende EK?

Joachim Löw: “Ik verwacht het zwaarste EK ooit. Van de zestien WK-deelnemers in de achtste finales waren er elf uit Europa, bij de acht kwartfinalisten waren er zes Europese teams, terwijl alle vier de halvefinalisten uit Europa kwamen. Alle toplanden uit Europa zijn de afgelopen twee jaar nog sterker geworden. Tactisch verwacht ik dat veel ploegen 4-5-1 hanteren, met één diepe spits en een compact middenveld, waarbij men eenmaal in balbezit razendsnel naar voren omschakelt. De voorbije twee jaar vond ik het tempo en het spelritme nog omhoog gaan. De laatste acht teams in de Champions League voetbalden 90 minuten in een waanzinnig tempo, technisch hoogstaand, ook tactisch zit alles goed ineen. Dat hoge tempo verwacht ik ook op het EK.”

Statistieken tonen aan dat spelers tegenwoordig één tot twee kilometer meer lopen dan een paar jaar geleden.

“Voor ons telt de vraag: hoeveel wordt er gelopen in een hoog tempo, ook zonder bal? Dat kan nog beter. Zowel in de Bundesliga als bij de nationale ploeg kunnen wij een nog hoger tempo aan, mét en zonder bal. Fysieke paraatheid is de basis om spelers toe te laten 90 minuten in een hoog tempo te blijven gaan. Beter worden is een zaak van fysieke en mentale weerbaarheid en van het kennen van je taak op het veld: wat wil de trainer van mij zien? Het gaat vooral om de bereidheid tot diep gaan van de speler zelf, wat ik Willensleistung noem. Is de speler bereid tot de limiet van de pijngrens te gaan om beter te worden? Op het WK liep bijvoorbeeld Torsten Frings zich tegen Argentinië 120 minuten te pletter. Zulke types heb je op een groot toernooi nodig.”

Druk

Vier jaar geleden verraste Griekenland iedereen. Verwacht u nu weer zo’n outsider?

“Ik zie geen absolute topfavoriet. Italië, Frankrijk, Duitsland, Portugal, misschien Spanje zijn favoriet, maar elk land kan van een ander land winnen. Ook Rusland kan van iedereen winnen. Ik zag de wedstrijden van Sint-Petersburg, met zeven Russische internationals die op heel hoog niveau presteerden. Waarom zou Turkije niet van Tsjechië winnen, of Zwitserland van Portugal? Alleen de ploeg die zes wedstrijden op het allerhoogste niveau speelt, wordt Europees kampioen. Geen team kan zich ook maar het minste vormverlies of enig teken van zwakte veroorloven, ook niet in de voorronde.”

Is Duitsland een kandidaat-winnaar?

“Wij hebben een team dat van elke tegenstander kan winnen, op voorwaarde dat we op het veld gedisciplineerd onze taken uitvoeren en ons beste niveau halen. Als twee, drie spelers op het vereiste moment niet hun topniveau bereiken, wordt het moeilijk.”

“Ik ben niet bang om wat druk te leggen. Voor het WK was de druk om iets neer te zetten in eigen land voor ons ook immens. Maar wij hadden en hebben nog steeds spelers die goed met druk om kunnen. Ik denk niet dat jongens als Ballack, Frings, Lahm, Schneider en Lehmann daar straks onder bezwijken. Elk team heeft een bepaalde druk nodig om goed te presteren.

“Sinds twaalf jaar won Duitsland geen wedstrijd meer in een eindronde van een EK. De eindzege op het EK in 1996 was onze laatste EK-winstmatch (op het EK 2000 speelde Duitsland gelijk tegen Roemenië en verloor het van Engeland en Portugal, en op het EK 2004 verloor Duitsland van Tsjechië en speelde gelijk tegen Nederland en Letland, nvdr). Laat ons eerst proberen de voorronde goed door te komen en te tonen wat de supporters van ons verwachten: een ploeg die strijdt. Toen we op het WK 2006 in de halve finale verloren van Italië (2-0), waren de fans ontgoocheld over het resultaat, maar niet boos op het team. Omdat ze wisten dat Duitsland alles gegeven had.”

Hoe gaat u als bondscoach om met internationals die in hun club niet altijd een basisplaats hebben, zoals doelman Lehmann bij Arsenal?

“Er zijn spelers van wie je erop vertrouwt dat ze, ook al staan ze niet elke week op het veld, toch brengen wat je van hen verlangt, op basis van hun ervaring. Jens Lehmann hoort tot die categorie. Voor het WK stond hij onder enorme druk wegens de concurrentie met Oliver Kahn. Voor velen was Kahn de echte nummer één, maar toch heeft Lehmann het in die moeilijke omstandigheden heel goed gedaan op het WK. Daarom vertrouw ik erop dat hij ook met weinig spelritme zijn taak bij ons aankan. Sommige jonge spelers kunnen moeilijk om met de druk om zich te bewijzen in één match als ze bij hun club niet altijd spelen.”

Toch liet u ook Podolski spelen terwijl hij bij Bayern niet altijd aan de aftrap kwam.

Podolski haalde met de nationale ploeg altijd goeie beoordelingen, scoorde vaak en speelde al bijna 50 interlands. Diegenen die hem afgeschreven hebben, zullen nog verbaasd opkijken. Als je hem ontleedt, kom je uit bij een pak kwaliteiten: hij is snel én een goeie afwerker. Als hij die kwaliteiten laat renderen, komt hij er wel.”

Bent u een trainer die spelers veel vertrouwen geeft?

“Als ik zie dat spelers hard werken en een goede ingesteldheid tonen, geef ik spelers die voorheen goed presteerden ook na een paar mindere wedstrijden vertrouwen. Op voorwaarde dat ik voel dat ze er alles voor doen en bereid zijn hun limiet op te zoeken. Wie zich minder professioneel gedraagt, krijgt dat vertrouwen in een mindere periode niet.”

Aanvallend

Wat is voor u het belangrijkste: het resultaat of de manier waarop uw team voetbalt?

“Ik streef resultaten na, maar ik wil altijd dat mijn team voetballend een goede indruk laat. Als we na een matige prestatie met een lucky goal winnen, schenkt me dat als trainer op termijn geen voldoening. Ik ben wel tevreden als we goed voetballen, als we ons een voetbalcultuur eigen maken waarin we het initiatief nemen. Ik ben minder tevreden wanneer we een speelwijze hanteren waarbij we enkel reageren. Voetbal waarbij je je louter instelt op wat de tegenstander doet en zelf geen initiatief neemt, bevalt me niet.”

Arrigo Sacchi zei ooit: “Op lange termijn herinnert de voetbalfan zich niet meer wie won, wel wie goed voetbal bracht.” Had hij een punt?

“Ik weet niet meer precies welke prijzen Sacchi met Milan won, maar ik herinner me wél nog hoe ze voetbalden. In hun spel zag je de handtekening van hun trainer. Elke beweging, elke combinatie was ingestudeerd. De manier waarop Sacchi zijn stempel zette op het voetbal van Milan en later dat van de nationale ploeg, vond ik sterk. In ’96 speelde Duitsland 0-0 tegen Italië, omdat Andy Köpke een penalty pakte, maar ik weet nog dat Italië in de eerste helft zo’n druk zette dat Duitsland amper over de middellijn raakte.”

Moet men in de wedstrijden van Duitsland ook uw hand zien of rekent u tijdens de wedstrijden op de creatieve ingevingen van uw betere voetballers?

“Een bondscoach heeft minder tijd om met zijn team te werken dan een clubtrainer, maar je kan wel degelijk je eigen stempel drukken. Mijn spelers bijeenroepen en zeggen: ‘Jullie zijn de beste voetballers van het land, ga maar het veld op en toon iets’, dat werkt niet. De beste en meest getalenteerde musici vormen ook maar een goed klinkend orkest als voor hen iemand staat die alles tot één geheel kneedt: de dirigent. Als alle voetballers zouden spelen zoals ze zelf denken dat het hoort, halen ze nooit successen.”

Uw voorganger, Jürgen Klinsmann, brak een lans voor een andere aanpak van begeleiding én een nieuwe manier van voetballen, die u ook voorstaat. Wordt in de Bundesliga al door meer teams gevoetbald zoals de nationale ploeg dat doet?

“Onze bedoeling was nooit om de manier van voetballen in de Bundesliga te hervormen. Ons uitgangspunt was: in het Duitse voetbal zijn nog zaken voor verbetering vatbaar. Dus vroegen we ons af: wat kunnen we nog beter maken en hoe pakken we dat aan? Zo vonden we dat de Duitse nationale ploeg op het EK in 2004 te veel wedstrijden onderging en te weinig zelf het heft in handen nam. Dus vroegen we ons af: hoe kunnen we dat verbeteren? Ons besluit was: waarschijnlijk lukt het beter als we zelf meer het initiatief nemen en zelf het spel maken. Trainers van clubs uit de Bundesliga hebben het recht om voor een andere aanpak te kiezen. Countervoetbal leidt ook wel eens tot een goed resultaat en succes, maar wij gaan voor een andere aanpak.”

Waarom?

“Dat heeft met onze achtergrond te maken. Klinsmann was een aanvaller, ik was ook een aanvallend ingestelde speler. Wij voetbalden allebei liefst aanvallend. Als ik eens een trainer had die ons liet verdedigen, voelde ik me daar niet goed bij. Toen nam ik me voor: als ik ooit trainer word, ga ik voor aanvallend voetbal. Liever met 4-3 winnen dan met een moeizame 1-0.”

Zou het niet makkelijker zijn als clubs in de Bundesliga net zo zouden voetballen als de nationale ploeg?

“Natuurlijk. Je hebt competities waar de clubs net zo voetballen als de nationale ploeg. Nederland bijvoorbeeld, of Zwitserland. Wij proberen ons model van de A-ploeg over te zetten op de Duitse nationale jeugdploegen. Maar je kan dat niet opleggen aan de clubs. Ik kan me voorstellen dat een buitenlandse trainer in de Bundesliga een andere zienswijze hanteert dan ik als Duits bondscoach.”

Klinsmann

In Duitsland kan een buitenlandse investeerder niet meer dan 49 procent van de aandelen van een club hebben. Is dat geen nadeel ten opzichte van de Premier League, die financieel en ook sportief sterker is geworden sinds buitenlandse zakenlui clubs overnamen?

Arsène Wenger vertelde me ooit dat Arsenal 100 miljoen dollar waard was toen hij er trainer werd. Nu is de club tien keer meer waard. Niet door toedoen van een rijke zakenman, maar door een concept. Omdat de club een filosofie hanteerde om zich sportief verder te ontwikkelen met jonge, talentrijke spelers. Succes heeft niet alleen met geld te maken. Wie gelooft dat veel geld altijd succes met zich brengt, dwaalt. Dat heb ik zelf meegemaakt in Oostenrijk. Daar kwam iemand die dacht: als ik nu veel geld investeer, spelen we volgend jaar in de Champions League. Zo gaat het niet. Een jaar later was de club failliet. Je hebt ook een goeie filosofie nodig. Manchester United en Arsenal hebben die. Als iemand zegt dat Engeland en Rusland alleen maar beter zijn omdat ze veel geld hebben, ga ik niet akkoord. Nederland is niet rijk, maar het brengt al 30 jaar elk jaar vijf tot tien toptalenten voort die bij de absolute topclubs terechtkomen. Laat clubs eerst maar eens goed werken. Dat is de basis van alles.”

Wat hebt u van Jürgen Klinsmann geleerd?

“Jürgen is een meester in hartstocht. Met zijn dynamiek steekt hij velen aan die met hem samenwerken. Ik leerde iemand kennen die twee jaar lang al zijn kracht en energie in een project stopte, en op geen enkel moment verzwakte of toegaf op zijn principes. Dat wordt ook zijn sterkte bij Bayern. Zo lang hij daar aan de slag is, zal hij alle kracht gebruiken om de dingen te doen zoals hij dat wil doen. In ons team gaf hij iedereen ook veel verantwoordelijkheid. Dat vind ik een sterkte, dat de last over andere schouders verdeeld wordt. Toch wist hij alles en nam hij alle beslissingen zelf.”

Hoe wilt u dat men zich u later herinnert als bondscoach?

“Los van de resultaten vind ik de veranderingen die we de laatste jaren doorvoerden belangrijk. Dat de fans zich kunnen identificeren met de manier waarop we voetballen en daar vreugde uit putten, dat telt voor mij.” S

door geert foutré

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content