Nu het louteringsproces achter de rug is en ook de zakelijke gevolgen van de breuk zijn afgehandeld, praat Hein Vanhaezebrouck voor het eerst sinds zijn ontslag op 29 november over zijn periode bij Racing Genk. ‘Als trainer ben ik in mijn commentaar te veel analist geweest’, zegt hij. Daardoor maakte ik mij niet populair in de raad van bestuur en bij de supporters.’

van de breuk zijn afgehandeld, praat Hein Vanhaezebrouck voor het eerst sinds zijn ontslag op 29 november over zijn periode bij Racing Genk. ‘Als trainer ben ik

in mijn commentaar te veel analist geweest’, zegt hij. ‘Daardoor maakte ik mij niet populair in de raad van bestuur en bij de supporters.’

Het was, zegt Hein Vanhaezebrouck, een weloverwogen keuze om na zijn ontslag niet meteen in de media te reageren. “In het begin ligt het aan beide kanten zo gevoelig dat het beter is om daar wat tijd te laten overgaan. Van Genkse zijde kwamen er wel wat reacties, maar ik wou geen polemiek voeren. Het beste was om even afstand te nemen. Maar op een dag moet je toch weer in de wereld komen, want ik ben niet dood, hè. ( lacht)

“Ondertussen sprak ik wel nog eens met Dirk Degraen ( algemeen directeur, nvdr) en Sef Vergoossen ( toenmalig sportief directeur, nvdr), de mensen met wie ik rechtstreeks werkte. Dat waren zoals altijd goede gesprekken, met twee klasbakken elk op hun domein. Over de dagelijkse werking was iedereen opgetogen. Bij zij die er niet bij betrokken waren, werd er geopperd dat de resultaten minder waren, en dat was ook zo. Hoewel we toen eigenlijk nog maar pas drie keer op rij hadden gewonnen: op Lokeren, op Sint-Truiden en tegen Cercle Brugge. Daarna verloren we van Anderlecht, maar wie verliest er bij wijze van spreken níét van Anderlecht? Op Kortrijk komen door blessures en schorsingen een aantal andere jongens aan de aftrap, maar spelen we in de veldbezetting van de voorbije, succesvolle weken. Zoals zo vaak scoren we snel en zijn we het meest aan de bal, klopt alles wat we tactisch uitdokterden, maar kunnen we weer eens de match niet controleren en de voorsprong vasthouden, pakken we op het einde een goal op corner en gaan zo zelfs nog de boot in. Als de voorzitter daarop in de krant de manier van spelen en de selectiepolitiek in vraag stelt, weet je als trainer dat het voorbij is. De match op Moeskroen was een non-match.

“Ik dacht sindsdien al vaak aan woorden van Trond Sollied, die beweert dat hij veel van zijn succes dankt aan timing: op welk moment kom je bij welke club terecht? Dat is heel belangrijk. Maar het was voor mij onmogelijk vooraf in te schatten dat ik al snel geconfronteerd zou worden met een jonge voorzitter zonder voetbalervaring, die voor de leeuwen wordt geworpen en moet interveniëren in een materie waarvan hij niet op de hoogte is. Het is iets wat je niet verwacht bij een profclub van dit kaliber. Dat maakte uiteindelijk een einde aan de samenwerking. Jammer, want ik stak ontzettend veel energie in deze prachtige club. Het was dan ook een hart onder de riem dat Pierre ( Denier, assistent-trainer, nvdr), die toch al wat watertjes doorzwom, bij mijn afscheid voor de voltallige groep zei dat hij nooit eerder iemand meemaakte die zo hard en professioneel werkte.

“Maar ieder nadeel heb zijn voordeel, merkte ooit iemand op. Na mijn vertrek zette Racing Genk een heel zwakke reeks neer en werd het thuis tegen Roeselare ook nog uitgeschakeld voor de beker, de kortste weg naar Europees voetbal. Toen de media de voorzitter daarover interpelleerden, zei hij dat er veel positieve dingen waren. Knap van hem. Mijn ontslag diende toch tot iets: het is ten voordele van wie na mij komt.”

Polemiek 1: de transfers

Na de gewonnen bekerfinale zei toenmalig voorzitter Harry Lemmens dat de ploeg gevoelig zou worden versterkt om ook in de competitie weer een rol van betekenis te kunnen spelen. Waarom is dat niet gebeurd?

“Dat was ook de teneur in de onderhandelingen met mij en in de evaluatiegesprekken met de sportieve commissie. De eerste naam die viel, was die van Björn Vleminckx en die kwam niet eens van mij. Ik stond er honderd procent achter, want hij is een spits met scorend vermogen, winnersmentaliteit én leiderschapsvermogen. Pas de derde vergadering werd mij gezegd dat ik alle namen mocht vergeten en dat we het met een beperkt budgetje zouden moeten doen.”

Omdat Jos Vaessen volgens het doorlichtingsrapport van Sef Vergoossen een stap terug moest zetten?

“Feit is dat er wat financiële middelen betreft plots geen mogelijkheden meer waren, terwijl mij gezegd werd dat het vroeger nooit een probleem was geweest. Blijkbaar was vorig seizoen ook het transfer- budget voor dit jaar opgesoupeerd. Als je iemand vraagt om een stap opzij te zetten, is het misschien logisch dat je van die man geen centen meer moet verwachten. Maar ik vond de herschikkingen die Sef voorstelde terecht. Het probleem van Genk nu is dat er in het verleden een hoop verkeerde beslissingen zijn genomen bij het samenstellen van de A-kern en dat bepaalde spelers met langdurige contracten nu heel zwaar wegen op het budget. De essentie is dat de club na de transfers van Koen Daerden, Sébastien Pocognoli en anderen plots enorm veel geld ter beschikking kreeg en daar niet zo gelukkig mee is omgesprongen.”

Jos Vaessen was na je ontslag in de media heel hard voor jou. Was de uithaal van voorzitter Herbert Houben na de wedstrijd in Kortrijk door hem geïnspireerd?

“Ik denk dat het een gevolg was van enerzijds druk en gekanker op de jonge voorzitter van zij die opzij waren geschoven, en anderzijds profileringsdrang van een jonge voorzitter die net aan de deur komt kloppen. Binnen de dagelijkse werking werd de publieke uitval naar mij in elk geval door niemand gesmaakt.”

De inkomende zomertransfers waren ook dit seizoen geen onverdeeld succes en gebeurden met de goedkeuring van de trainer, werd in Genk al enkele keren benadrukt.

“Er was weinig geld en ik wou er op diverse posities iets bij, misschien maakte ik de fout er een aantal jongens bij te nemen met potentieel voor de toekomst. Dat is niet positief uitgedraaid. Ik hoop dat Istvan Bakx, die gratis kwam met een contract dat niet zwaar weegt, zijn talent nog zal laten zien bij Genk of een nieuwe club. Moussa Koïta trokken we aan als doublure om in bepaalde omstandigheden als breekijzer te dienen.

“Het probleem was niet alleen een gebrek aan geld, maar ook dat er wat scouting betreft niets op punt stond. Herman Vermeulen is er aangekomen en dacht dat hij het scoutingapparaat zou leiden, maar toen hij de kast opentrok, bleek die helemaal leeg. De vraag die dan rijst, is: waarop is het langdurige contract van spelers die in het verleden werden aangeworven gebaseerd? Ook tegen mij zijn ze in het begin met namen van onbekenden beginnen te gooien, maar ik zette mij daartegen af. Ik ben geen trainer die nauwe banden onderhoudt met makelaars. Misschien moet je dat toch doen om beter gewapend te zijn in zulke situaties. Ik vind het evenwel nog altijd het werk van een club. Herman is nu bezig dat allemaal op te bouwen. Zo vond hij Samuel Yeboah een goede spits die betaalbaar was.”

Polemiek 2: het systeem

Racing Genk speelde voor het eerst in 3-4-3 in de bekerfinale onder leiding van Pierre Denier. Het kan haast niet anders of dat was een idee van jou.

“De overwinning in de bekerfinale is enkel en alleen de verdienste van de spelers en van Pierre en Hans ( Visser, assistent-trainer, nvdr) en de rest van de staf. Na de laatste competitiewedstrijd van het seizoen met KV Kortrijk zat ik in Genk samen met Sef, Pierre en Hans. Het draaide al weken niet in 4-3-3 en bovendien was Tom De Mul onbeschikbaar en zaten ze zonder alternatief op de rechterflank. Ik vroeg hen of zij niet overwogen om iets anders te proberen, gedwongen door de omstandigheden. Sef had hetzelfde gevoel en er werd over 3-4-3 gesproken. Chapeau dat zij het aandurfden en de groep konden overtuigen en in één week klaarstomen, want achteraf bekeken was het een enorme gok. Als ik daar nu op terugkijk, vind ik dat ik daar een groot risico nam. Loopt het fout, dan start het nieuwe seizoen met een valse noot.

“Ik ben in Genk begonnen met twee weken 4-3-3 en twee weken 3-4-3. Daarna liet ik twee gemengde teams twee keer 20 à 25 minuten tegen elkaar spelen. Eerst deed ploeg A het in 4-3-3 en ploeg B in 3-4-3 en daarna andersom. Tweemaal won het elftal dat in 3-4-3 voetbalde: een keer met 3-0 en eens met 2-0, maar telkens met groot overwicht. Het geloof zat er bij de spelers diep in en binnen datzelfde systeem legden we geregeld andere accenten. Onze voorbereiding tegen onder meer Bayer Leverkusen en PSV Eindhoven, nu respectievelijk leider in de Duitse en de Nederlandse competitie, was uitstekend. Jupp Heynckes noemde ons zelfs de zwaarste tegenstrever die ze in hun oefencampagne troffen. Maar ook toen was het al dikwijls: prima starten, kansen creëren, te weinig scoren en uiteindelijk nog het deksel op de neus krijgen. Dat gold ook voor onze wedstrijden in de Europa League tegen Rijsel, een ploeg die in Frankrijk boven Olym- pique Lyon geklasseerd staat. Toen we voor het eerst twee keer na elkaar verloren in de competitie, op Standard en thuis tegen KV Mechelen, is de 3-4-3 ter discussie komen te staan. Sef Vergoossen stelde onze manier van voetballen in vraag. Zijn voetbalfilosofie is anders dan die van mij. Hij is meer voor twee centrumspitsen en 4-4-2. Maar daar hadden wij toen de spelers niet voor, vond ik. Ondertussen evolueerden ze met dezelfde spelers van 4-3-3 naar 4-4-2, maar pakten ze maar punten toen Yeboah erbij is gekomen.

“Na een vruchtbaar gesprek met een aantal spelers, koos ik er uiteindelijk voor om een spits op te offeren voor iemand die meer meeverdedigt. Zo is ElyanivBarda naast de ploeg gevallen. Vanaf dan creëerden we misschien minder kansen, maar achterin hielden we wel meteen drie keer de nul. Daarvoor was ons dat alleen op Westerlo gelukt. Dat kwam vooral omdat we leidersfiguren misten die een match konden controleren. De enige die rust kon brengen, was João Carlos, maar onder mij speelde hij maar zes volledige wedstrijden. Daarvan wonnen we er vier. Dat is veelbetekenend. Valt hij niet uit, dan staan we misschien in de top zes en was een ontslag niet aan de orde. Vergeet ook niet dat hij vorig seizoen topschutter was en dat Tom De Mul, dat andere lichtpunt, niet langer betaalbaar was. Maar ondanks alle tegenslagen startten we elke week weer scherp, werden we nooit weggespeeld, verloren we nooit zwaar, klopten we twee keer aartsvijand Sint-Truiden bij hen thuis in een periode dat zij van Anderlecht en Standard wonnen, kenden we momenten waarin we iedereen in de problemen kregen en zelfs Club Brugge en AA Gent overvleugelden, maar te vaak was het net niet en dat kwam omdat er iets ontbrak.”

Polemiek 3: de trainer

Je kreeg in de media nogal wat over je heen, hoe erg ben je geraakt?

“Er zijn wel wat dingen die pijn doen, maar ik ben niet in die mate getoucheerd dat ik schaakmat sta. ( lacht) Er waren al een aantal contacten met clubs, maar ik vond het nog niet het moment om daarop in te gaan. Ten eerste moet je er zelf klaar voor zijn en ten tweede moet je afwegen waar je jezelf kunt zijn en keuzes maken waar je wel en waar je niet naartoe wilt. Luc Devroe zegt vandaag ( vorige week woensdag, nvdr) in de krant over Club Brugge dat als de ploeg van drie jaar geleden samengebleven was, ze nu tegen de degradatie speelden. Je zal op dat moment maar trainer van Club Brugge zijn geweest, denk ik dan. Ik bedoel: dat komt pas nu naar buiten, de media namen dat toen niet mee in de beoordeling van de coach. Het probleem is vaak dat de publieke opinie geleid wordt door mensen zonder zicht op wat er gebeurt. Nu ik over meer tijd beschik en het vanop afstand kan bekijken, valt het mij nog meer op: het is on-ge-loof-lijk wat er allemaal in de kranten verschijnt dat op niets is gebaseerd. Een injectie van echte voetbalknowhow en -ervaring in de pers zou het Belgische voetbal ten goede komen. Weet je, de zwaarste opmerkingen die ik in mijn periode bij Racing Genk kreeg, kwamen van Sef Vergoossen. Dat was soms slikken. Dan zei hij: ‘Daarin ben je super, maar dáárin te weinig.’ We discussieerden daar dan een uur over met respect voor elkaars mening en kwamen uiteindelijk tot een conclusie over wat mijn werkpunten waren.”

Je voerde te veel strijd, een strijd die je bovendien nooit kon winnen?

( knikt) “Ik geef mezelf geen goede punten voor communicatie. Door sommige uitspraken maakte ik mij niet zo populair bij sommige mensen van de raad van bestuur en uiteindelijk ook niet bij de supporters omdat ik ze confronteerde met een aantal zaken. Op een bepaald moment zei ik: ‘Supporters moeten stoppen met dromen en de realiteit onder ogen zien.’ Dat had ik beter niet gezegd.”

Waarom deed je het? Uit zelfbescherming?

“Misschien wel deels uit ontgoocheling omdat de dingen niet waren verlopen zoals ik verwachtte en ook omdat het aan de supporters voorgestelde verwachtingspatroon niet strookte met de beschikbare mogelijkheden op dat moment.”

Je kwam naar Racing Genk met grote plannen?

“Absoluut. Ik dacht: als er een aantal pionnen bij komt, kunnen we met het voetbal dat in mijn achterhoofd zit en dat ik daar wil neerzetten, meedoen voor de echte prijzen. Achteraf bekeken, beken ik: ik moet ontgoocheling beter van mij leren afzetten en de zaken anders bekijken. Mijn contacten met de pers zullen in de toekomst veel minder zijn en mijn analyses beknopter en positiever. Ik maakte de fout dat ik als trainer te veel analist ben geweest in mijn commentaar.”

Je hoeft niet altijd tot op het bot te gaan.

“Neen, maar dat is een beetje de aard van het beestje. Zo’n type biedt veel positiefs, want dat zijn personen die de lijnen uitzetten en anderen op sleeptouw nemen, maar er zitten ook wat negatieve aspecten aan vast: ze gaan in discussie en willen hun gelijk halen. Met mensen die kunnen discussiëren, is dat geen probleem, maar met anderen kan het dat wel zijn. Ik ben vrij direct in wat ik wil meegeven, ik durf te confronteren en daar houdt niet iedereen van. Soms moet je kunnen zeggen ‘stop’. Ik zie het anderen ook meer en meer doen. Michel Preud’homme is net als ik een echt leiderstype, iemand die ook graag zijn gelijk wil halen, maar ik merk dat hij in de media steeds vaker afstand neemt en niets zegt.”

Wie geschoren wordt, moet stilzitten.

( glimlacht) “Dat vind ik een goede uitdrukking. Het is zeker een les die ik eruit trok. In Nederland is niets zeggen niet goed, maar in België is het soms beter te zwijgen. Dan kun je ook niets verkeerd zeggen.”

Wat leerde je ervaring bij Racing Genk je nog meer?

“Ik ben er aangekomen met een bewust gekozen dominante houding omdat een groep die soms laks en niet altijd even gedisciplineerd is dat vereist, maar daardoor was de drempel bij sommige jongens om naar mij toe te stappen te groot. Bij Kortrijk was mijn benadering minder dominant en voor de jongens met te veel ontzag was er Yves Vanderhaeghe om dat op te vangen. Hij was pas zelf gestopt met voetballen, liep er eigenlijk nog een beetje als speler tussen en ving zo soms informatie op die ons slimmer en sterker kon maken. Mocht ik ooit nog eens bij een ploeg komen waar het aangewezen is dat ik er echt boven sta en er is in de staf niet zo’n figuur als hij aanwezig, dan denk ik dat een psycholoog er waardevol werk kan leveren.

“Voor de rest ben ik niet iemand die afstapt van principes waarvan ik vind dat ze goed zijn. Mijn visie en manier van voetballen en trainen zijn onderbouwd. Ik ben veeleisend en ik weet dat er in België nog altijd een cultuur heerst van ‘speel maar wat matchkes, doe een beetje afwerkingsvormen en voor de rest niet te veel’, maar daar weiger ik in mee te gaan.”

Wat biedt je troost in deze tijden?

“Echte troost is het feit dat ik nu heel veel tijd kan besteden aan mijn vrouw en mijn kinderen. Dat misten ze de voorbije jaren, merkte ik. Ze zijn heel tevreden nu en zelf geniet ik er ook van.”

door christian vandenabeele – beelden: jelle vermeersch

Ik moet ontgoocheling beter van mij leren afzetten.Het probleem was niet alleen een gebrek aan geld, maar ook dat er wat scouting betreft niets op punt stond.

Het probleem is vaak dat de publieke opinie wordt geleid door mensen zonder zicht op wat er gebeurt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier