De speler in Glen De Boeck is niet meer, maar het besef dringt moeilijk door. ‘Ik denk dat ik blij moet zijn’, zegt de trainer in zijn allereerste interview.

Het interview is nog niet begonnen als Glen De Boeck (33 nog maar) vertelt hoe hij volop revalideert na zijn knieoperatie, nog in het bezit is van een spelerslicentie, van een spelerscontract ook. Hij glimlacht en neemt dan elke twijfel weg : “Ik denk dat mijn spelerscarrière voorbij is, al moet je altijd met twee woorden spreken. Maar het is niet meer de bedoeling dat ik hier nog als speler op het veld sta.”

Sinds 15 februari is De Boeck assistent-trainer van Frankie Vercauteren bij Anderlecht. “Ik doe vijf jobs tegelijk : de A-ploeg, een stuk coaching van de B-ploeg, samen met Daniël Renders, er is mijn revalidatie, ik volg de trainersschool voor het Uefa B-diploma en ik scout spelers voor volgend seizoen. Van dat alles maak ik ook verslagen en vooral daar kruipt veel tijd in. Ik ben dat papierwerk nooit gewoon geweest. Mijn dagen zijn te kort. Ik zie mijn kinderen nog graag af en toe : dat gebeurt op dit moment te weinig.”

Van dokter Martens kreeg hij met-een na de operatie te horen dat een terugkeer op het hoogste niveau moeilijk zou zijn. Maar het echte besef dat het over is, kwam pas de avond van het ontslag van Hugo Broos. “Frankie vroeg me of ik zijn assistent wilde zijn. Als je om negen uur ’s avonds ergens wordt uitgenodigd, twee uur na het ontslag van Broos, en je verneemt dat hij de club wil helpen, maar alleen onder de voorwaarde dat het is met jou als assistent, dan zou ik niet weten waarom ik daar lang over moet twijfelen. De figuur van Frankie was voor mij doorslaggevend. Op dat moment reikte het perspectief ook niet verder dan het einde van dit seizoen. Maar het is duidelijk dat als Frankie ermee doorgaat, het met zijn huidige assistenten zal zijn.”

De vraag verraste hem omdat hij al gesprekken had gevoerd met Anderlecht over een functie in de cel scouting. “Als ik zie hoe ik op minder dan twee maanden een heel andere wending heb gegeven aan mijn professionele leven, denk ik dat ik blij moet zijn. De kans die ik nu krijg om een schat van ervaring op te doen, bezorgt me een voorsprong die ik anders nooit zou hebben gehad. Ik werk op de achtergrond en daar voel ik me heel goed bij. Ik weet dat ik nog veel moet, kan en zal leren. Misschien is het hoofdtrainerschap een gezonde ambitie, maar op dit moment is het niet mijn doel : dat is een goede assistent zijn, iemand van wie de club en de trainer voelen dat hij van waarde is voor hen en voor de ploeg. Wat daarna de toekomst brengt, zien we wel.”

De Boeck had genoeg redenen kunnen bedenken om Anderlecht niet uit de nood te helpen. Na zijn conflict met Aimé Anthuenis in 2002 (de zogenaamde ‘putsch’) weigerde Michel Verschueren zijn communiqué via het persagentschap Belga te verspreiden en vorige zomer zette Hugo Broos hem, de aanvoerder, zonder veel uitleg achteruit in de spelershiërarchie. Verschueren is geen manager meer en Broos geen trainer, dus staat hij liever niet stil bij het verleden.

Toch heeft hij met de vraag gespeeld of het voetbal wel zijn biotoop is. Of hij er niet uit weg wilde. Met Adidas, maar ook met Anderlecht was al wat terrein verkend om iets op het marketingvlak te gaan doen. “De club heeft mij altijd gezegd : wij zien jou in verschillende functies. Het is aan mij om uit te maken, aan de hand van de ervaringen die ik nu opdoe, welke zaken ik in de toekomst kan uitsluiten en welke ik kan oppikken. Ik was al twee, drie weken bezig met scouting, maar daar had ik al op voorhand mijn twijfels bij. Nu krijg ik de kans om een ander aspect van het voetbal te ontdekken en dat lijkt me al veel meer mijn ding. Wat niet wegneemt dat het op termijn nog iets anders kan worden. Het kan zijn dat je ooit moet samenwerken met een trainer wiens aanpak niet de jouwe is. Die ervaring heb ik nog niet gehad, dus ik kan moeilijk antwoorden op de vraag of ik daarmee zal kunnen omgaan. Marketing speelt totaal niet in mijn hoofd, dan zie ik me eerder in een pr-functie. Momenteel wil ik al mijn energie focussen op wat ik nu doe.”

Hij versleet een stuk of tien trainers op Anderlecht. Niet één werkte zoals zijn voorganger. Het verschil tussen Vercauteren en Broos, zegt hij, is dus niet groter dan dat tussen Anthuenis en Broos. Maar zo extreem als Vercauteren zichzelf als assistent wegcijferde, zo nauw betrekt hij zijn hulptrainers bij alles en nog wat. “Frankie is van mening dat drie hoofden meer weten dan één hoofd. Ik mag zelfs al trainingen maken, voorbereiden én geven. Natuurlijk in samenspraak met hem, want hij bepaalt het weekprogramma, maar daarbinnen geeft hij me nu al die vrijheid. Waar nodig corrigeert hij dan. Onze samenwerking is heel vlot en correct. Frankie heeft altijd zeer loyaal samengewerkt met zijn hoofdtrainers en hun ideeën, zeker naar buiten uit, verdedigd. Ik weet niet of Broos en Vercauteren op dezelfde golflengte zaten, maar een assistent moet zich altijd aanpassen aan wat de hoofdtrainer voor ogen heeft.”

Van de ene op de andere dag is hij een beleidsmaker geworden. De ergernis en de machteloosheid waarmee hij het de voorbije jaren op alle vlakken in de club van kwaad naar erger zag gaan, kan hij nu op de juiste hogere niveaus loslaten. “Ik geef gewoon mijn mening en ik word bij veel zaken betrokken. Het is belangrijk dat dat kan, maar het is aan de club om er iets mee te doen of niet. Ik kan niets beslissen. Ik weet nog altijd heel goed wat er reilt en zeilt in de kleedkamer. Als je een aantal zaken wilt veranderen, is dat belangrijk, denk ik.

“Je zit met de lijn die de trainer heeft getrokken. Als ik daar niet achter stond, had ik het niet gedaan. Als je ergens voor gevraagd wordt maar je kunt je daar inhoudelijk niet in vinden, dan moet je het niet doen. Ik voel mij heel goed bij de manier van werken van Frankie. Wij hebben daar die avond nog twee uur over gesproken, samen met Daniël Renders. Ik zie nu al een merkbare vorm van zelfdiscipline in de groep, zonder dat er strenger wordt opgetreden. Natuurlijk komt dat ook omdat er geen excuses meer zijn : als het slecht gaat en er gaan stemmen op tegen de trainer, als de club dan beslist de samenwerking met die trainer stop te zetten, dan hebben de spelers geen excuus meer en moéten ze reageren. Maar wij proberen het gebrek aan discipline bij sommige jongens ook op te lossen door een psychologische benadering. Dat is heel belangrijk voor mij, voor ons. En het lukt goed : de groep pikt het nu wél op, wat in het verleden wel eens anders was.”

Hij zit nu in een andere kleedkamer. Zijn omgang met zijn ex-ploegmaats is niet veranderd, zegt hij. “Hun respect naar mij is altijd vrij groot geweest. Ook in de periode dat ik niet speelde, ben ik altijd aanvaard als de kapitein. Als speler heb ik in de kleedkamer altijd mijn mening gegeven. Wat dat betreft, verandert er niks : zij weten hoe ik over een aantal zaken denk en dat was al zo toen ik nog speler was. Belangrijk is vooral dat de spelers nu weten dat er een eenheid van denken is in de technische staf. Dat hoe ik denk, ook de manier van denken is van Frankie. Of die eenheid er daarvoor niet was, weet ik niet. Het is vaak geïnsinueerd door de buitenwereld, maar dat weet ik niet.”

Zijn spelerscarrière is voorbij. Is ze af ? Of toch onvolmaakt ? “Ik heb geen ervaring in het buitenland gehad. Anderzijds stel ik me de vraag : heb ik daar wel behoefte aan gehad ? Ik ken mezelf als mens : ik ben heel sociaal en leef voor een groot stuk ook met mijn vrienden en mijn omgeving. Als Belgische speler in de Belgische competitie heb ik alles bereikt wat ik kon bereiken : 36 keer international, EK en WK’s gespeeld, meer dan 50 matchen in de Champions League, 300 competitiewedstrijden, kampioen geweest, tien jaar in de mooiste club van het land, elk jaar Europees. Er is zoveel om tevreden over te zijn. Ik was een paar keer op bezoek bij Geert De Vlieger in Engeland. Eén dag of twee dagen, je volgt een training, ziet een wedstrijd : momentopnames dus. Dan zie je best wel een verschil tussen Manchester City en Anderlecht, maar het is te weinig om de conclusie te trekken : het had veel mooier kunnen zijn als ik dat ooit had gedaan. Ik heb er geen spijt van. Toen ik een paar jaar geleden naar Manchester kon, speelden ze trouwens nog niet in hun nieuwe stadion.”

Hij heeft zich vaak moeten bewijzen bij zijn trainers. “Ik begrijp dat : ik ben niet iemand van wie je na één training warmloopt. Ik moet het hebben van mijn rendement over 34 wedstrijden. Ik zal nooit de woorden van Broos vergeten : ‘Toen ik trainer was van Moes-kroen,’ zei hij, ‘vond ik jou wel een goede speler, maar ik begreep nooit waarom jij altijd speelde op Anderlecht. Nu weet ik het.’ Hij noemde me op een bepaald moment zelfs onmisbaar. Oké, later is dat veranderd, maar ook daar kon ik achteraf wel begrip voor opbrengen. Misschien is TihinenKompany inderdaad een meer complementair duo dan De Boeck-Kompany. Ik heb achteraf ook toegegeven dat ik me niet echt complementair voel met Vincent. Ik heb niet zijn talent, maar net als hij ben ik een meevoetballende verdediger. Soms is het te veel om twee zulke spelers in het elftal te hebben. Dat is geen schande.

“Het is een beetje de rode draad door mijn carrière geweest : ik heb altijd mensen moeten overtuigen. Maar als je kan zeggen dat je tien jaar bij Anderlecht hebt gespeeld, mag je best tevreden zijn.”

door Jan Hauspie

‘De manier van denken van Frankie is ook de mijne.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content