‘Een uitvalbasis in de bergen’, ‘windtunneltests’, en ‘een tijdritfiets thuis’: Serge Pauwels (25) wil zich vanaf volgend jaar bij Team Sky volledig op de grote rondes concentreren.

De vijftiende rit van de Giro 2009 eindigt in Faenza. Tijdens de laatste beklimming van de dag, de Monte Trebbio, krijgt Serge Pauwels vanuit de volgwagen de opdracht om boven zijn medevluchters te laten rijden en zijn kopman Carlos Sastre bij te staan. Pauwels, in tweede positie aan het wiel van Leonardo Bertagnolli, kijkt op de top om en ziet niemand meer in zijn wiel. Ook van Ivan Basso, die in aantocht zou zijn en daardoor een bedreiging zou vormen voor Sastre, is er geen spoor. Zich ervan bewust dat de situatie er helemaal anders uitziet, vraagt Pauwels of hij nog altijd moet wachten. De televisie in de volgwagen van Cervélo is al sinds de tweede rit stuk en werd niet hersteld. Kort op de bal spelen zit er voor ploegleider Jean-Paul van Poppel niet in en hij klinkt onverbiddelijk: wachten is de boodschap.

Bertagnolli krijgt de ritzege in zijn schoot geworpen en in België schreeuwen ze moord en brand, maar door de blunder van Cervélo is Serge Pauwels ondertussen ook bij het grote publiek bekend. “Mijn naam wordt in criteriums nog altijd in één adem genoemd met die rit,” bevestigt de 25-jarige renner ruim drie maanden later, “maar voor mezelf was die achtste plaats op de Vesuvius vijf dagen later belangrijker dan in een lange ontsnapping zitten en bij de besten overblijven. De etappe naar de Vesuvius vond plaats op het einde van een grote ronde, met aankomst op een col en ik reed met grote namen als Leipheimer en Basso naar de top.”

64 kilogram

In hoeverre is die rit naar Faenza voor jou heilzaam geweest? Anders gesteld: in hoeverre hebben revanchegevoelens ervoor gezorgd dat je je grenzen wist te verleggen?

Serge Pauwels: “Dat heeft zeker meegespeeld. Achteraf gezien ben ik er niet rouwig om dat ik die rit niet gewonnen heb, maar tweede werd. Vooral de dag nadien, in de koninginnenrit met aankomst op de Monte Petrano, was ik er echt op gebrand om te laten zien waartoe ik in staat was. Aan de voet van die laatste klim vroeg Sastre me om door te trekken. Ik deed het met zo veel overgave dat hij bijna zelf moest lossen ( lachje), maar ik was wel heel blij dat ik hem dan kon bijstaan en hij toch nog won.”

Hoe is je verstandhouding met hem geëvolueerd?

“Die is altijd goed geweest, hoor. Dezelfde avond van die bewuste vijftiende rit hebben we het al uitgepraat. Ik heb bijzonder veel van Sastre geleerd. Deels zijn we gelijkaardige renners. Niet dat ik mezelf als Tourwinnaar zie, maar ik vind wel dingen van hem bij mij terug. Hij leeft net als ik enorm voor zijn vak en verliest geen details uit het oog.”

Je sterke prestaties in de Giro hebben veel volgers en renners verrast, jezelf incluis?

“Ja, ik had niet gedacht dat ik dat nu al zou kunnen. In kleinere rittenwedstrijden ken ik na vier, vijf dagen vaak een mindere dag. In de Ronde van Italië overkwam me hetzelfde, maar waar ik vreesde het nog erg zwaar te krijgen, raakte ik net goed in mijn ritme. Nooit zat ik na een rit helemaal kapot. Integendeel, de laatste week van de Giro wou ik echt dat we nog een week langer mochten koersen. Die prestatie heeft mijn vertrouwen een boost gegeven. Ik weet nu dat wanneer ik er alles voor doe, bergop ga trainen, me goed verzorg en me goed blíjf verzorgen tijdens een grote ronde, ik er ook succesvol kan zijn. Dat gaat mentaal een groot voordeel zijn de volgende keer. De druk zal toenemen, want voor deze Giro legde niemand mij die op, maar ik zal ook meer innerlijke rust voelen omdat ik nu beter weet waar mijn mogelijkheden liggen.”

Je spreekt over bergop trainen. Ga je daar nu nog meer aandacht aan besteden?

“Voor de Giro trok ik voor een dag of twaalf naar Majorca, maar nu ben ik inderdaad aan het uitkijken om als uitvalbasis iets te huren of te kopen in het buitenland. Geregeld trainen in bergachtig gebied is de enige manier, denk ik, om nog progressie te maken. Op mijn gewicht let ik nu al vrij fanatiek. Als ik één of twee kilo te veel weeg, dan kan ik zulke resultaten als in de Ronde van Italië niet neerzetten. Voor buitenstaanders is dat misschien moeilijk te begrijpen, want als ze mij in de winter zien lopen, vinden ze mij nog mager. Voor mij ligt er echter een groot verschil tussen 64 kilogram enerzijds en 65, 66 of 67 anderzijds. Nu, lichaamsbouw is één ding, en wat talent een ander om klimmer te worden, maar erop trainen blijft het belangrijkste.”

2 x gedubbeld

Wat talent betreft: als nieuweling leek het er niet onmiddellijk op dat je dat in huis had.

“Nee ( lachje), het moet jonge renners moed geven te weten dat ik als eerstejaarsnieuweling slechts een zestal koersen heb uitgereden. Het is wel zo – Marc Goy-vaerts, een fotograaf die me al volgt sinds het prille begin, zei het me deze week nog – dat er jongens waren die me bij wijze van spreken twee keer konden dubbelen bij de nieuwelingen, maar die ik één of twee jaar later achter me liet. In mijn tweede seizoen bij de nieuwelingen reed ik al een paar keer top tien, in mijn eerste jaar bij de junioren won ik twee wedstrijdjes en het jaar nadien acht. Het ging met andere woorden altijd in stijgende lijn.”

In je tweede seizoen bij de beloften kwam je bij Rabobank terecht. Was dat met de hoop om daar te kunnen doorstromen naar de eliteploeg?

“Ik heb altijd wel het gevoel gehad dat dat lastig zou worden in een lichting met onder meer Thomas Dekker, Marc de Maar, Stef Clement en Joost Posthuma. Toen ik in mijn laatste jaar als belofte mijn heup brak en een groot deel van mijn seizoen naar de knoppen was, kreeg ik toch nog de kans om naar Chocolade Jacques-Topsport Vlaanderen te gaan en daar heb ik dan niet over getwijfeld.”

Bevestig nog eens al het goede dat al die andere beloftevolle jongeren ons telkens weer vertellen over Topsport Vlaanderen.

“( lachje) Het klopt ook, het is het beste wat mij kon overkomen. Jonge renners kunnen nergens beter zitten. Je kunt eens proeven van topkoersen als Luik-Bastenaken- Luik, zonder dat iemand je druk oplegt. Je moet natuurlijk wel de ambitie hebben om er weg te gaan, om een stap hoger te zetten.”

In je debuutjaar bij de profs was je meteen mee in een lange ontsnapping in Luik-Bastenaken-Luik en behaalde je mooie ereplaatsen in de Ronde van de Toekomst (vierde) en de GP van Wallonië (achtste). Bevestigen leek moeilijker. Hoe evalueer je zelf 2007 en 2008?

“Qua resultaten was 2006 beter. Het seizoen nadien reed ik ook niet slecht, maar in de Toekomstronde kon ik niet meer starten omdat die met landenploegen gereden werd. Dat voorjaar sukkelde ik bovendien met een mycoplasmabacterie, waardoor ik constant vermoeid was. Op het einde van 2007 ging het opnieuw een stuk vlotter in de Rondes van Engeland en Burgos. Vorig seizoen reden we dan weer wat minder rittenwedstrijden die mij lagen. Zo reed ik bijvoorbeeld maar twee keer een aankomst bergop, wat in mijn kraam past en dat bewees ik met twee vierde plaatsen. Kwantitatief was het ietsje minder, maar ik vond niet dat ik achteruitboerde.”

Dat vonden ze ook niet bij Cervélo, dat jou die stap hoger bood. Hoe kijk je terug op je verblijf bij die ploeg?

“In het begin stond ik wat kritisch tegenover een fietsenbedrijf dat een nieuwe ploeg zou starten. Toen ik hoorde dat Sastre als eerste tekende, zag ik het al rooskleuriger in en hoe meer we daarna bij elkaar kwamen – teammeeting, trainingsstage – hoe meer het ernaar uit begon te zien dat we absolute top zouden worden. Een deel van het succes bij een nieuwe ploeg is ook dat iedereen van het personeel op gelijke hoogte vertrekt. Bij Cervélo heerst er geen hiërarchische structuur, er loopt hier bijvoorbeeld geen mecanicien rond die al jaren de plak zwaait en zegt hoe het moet. In het moderne wielrennen moet je meegaan met de technologie. Sommige ploegen hinken achterop, andere nemen op het vlak van technologie een voorsprong en dat vormt ontegensprekelijk een concurrentievoordeel. Als je kunt rijden met betere wielen, betere tubes, nog aerodynamischere truitjes en dergelijke, dan spreek je over zaken die in een Ronde van Italië na 3000 kilometer het verschil kunnen maken.”

Tot een veelwinnaar ben je ook bij Cervélo niet uitgegroeid, en dan denken we spontaan toch weer aan die vervloekte vijftiende rit in de Giro. Na vier profseizoenen staat je teller in officiële wedstrijden nog steeds op nul overwinningen. Hoe voel je je daarbij?

“In de dernywedstrijd in ’s Gravenwezel half augustus deed het heel veel deugd om nog eens te kunnen winnen, maar uiteindelijk weegt het niet op tegen wat ik kon laten zien in een grote ronde. Voor een rennerstype als ik is het uiterst moeilijk om te winnen – Jurgen Van den Broeck kon het ook nog niet, dacht ik. Voor wat ik wil bereiken, is veel winnen niet het allerbelangrijkste.”

De roeping

Je wil het bereiken bij opnieuw een nieuwe ploeg. Waarom kies je voor Team Sky?

“Ik kon ook bij Cervélo blijven, maar het voorstel dat ze me deden lag helemaal niet in de buurt van dat van Team Sky of dat van Silence-Lotto. Let wel, mijn keuze voor Team Sky is absoluut niet alleen ingegeven door financiële redenen. Het contact kwam via Scott Sunderland, de man die me vorig jaar naar Cervélo heeft gehaald en met wie het klikt. Bovendien heb ik vertrouwen in de visie van het team. Sinds de Giro geloof ik in mijn mogelijkheden als ronderenner, dat wil zeggen: ik geloof erin dat ik op termijn redelijk ver kan raken in een grote ronde. Vanaf nu ga ik me daar specifiek op toeleggen, waardoor al de rest in principe bijkomstig is. Bij Sky krijg ik de kans om me op het rondewerk te concentreren. Ze spreken bijvoorbeeld van windtunneltests om mijn positie op de tijdritfiets te optimaliseren. Naast nog meer bergop trainen is tijdrijden immers een ander werkpunt. Volgend jaar ga ik thuis over een tijdritfiets beschikken om me daarin te verbeteren.”

Je wilt je specifiek toeleggen op het rondewerk, zeg je. Hoe jammer vind je het dan dat je de Vuelta momenteel vanuit je luie stoel moet volgen?

“Na de Giro vertelden ze me bij Cervélo dat de Tour allicht nog te vroeg kwam voor mij, maar dat ik mocht mikken op de Vuelta. Begin juli liet ik dan ook de Ronde van Oostenrijk schieten om de vorm op te bouwen met het oog op de Ronde van Spanje. Blijkbaar geven ze nu voorrang aan jongens die bij de ploeg blijven. Maar goed, dan moet ik mijn doelen voor het najaar maar verleggen.”

Tot slot: waar precies denk je de komende jaren uit te komen in de grote rondes?

“Volgend jaar is het nog te vroeg om een goed klassement voorop te stellen. Ik heb wel een idee over waar ik over een paar jaar wil uitkomen, maar dat houd ik liever voor mezelf. Stijn Devolder heeft zijn ambities eens luidop uitgesproken en daar werd hij later op afgerekend. Ik heb nog nooit voor een klassement gereden, maar ik zie het een beetje als een roeping om er de komende jaren alles voor te doen om zo hoog mogelijk te scoren. Weet je, de laatste dag van de Ronde van Frankrijk keek ik naar het Tourjournaal en hoorde ik Karl Vannieuwkerke zeggen: ‘Laten we hopen dat Jurgen Van den Broeck zich in de toekomst kan mengen tussen de belagers van Contador.’ Waarop studiogast Eddy Merckx reageerde: ‘En Serge Pauwels, want die was er in deze Tour nog niet bij.'”

The ‘Sky’ is the limit?

“( lacht) Dat is mooi. Nu, ik tekende voor twee jaar bij Team Sky, maar ik geef mezelf meer tijd om mijn top te bereiken. Dat zal nodig zijnook.”

door roel van den broeck – beelden: tim de waele

Het moet jonge renners moed geven te weten dat ik als eerstejaars-nieuweling slechts een zestal koersen heb uitgereden.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content