Bijna liep elke volleyballer van Roeselare met een helm op het hoofd. Een ideetje van Dominique Baeyens. Net voor zijn elfde seizoen als trainer bij de kampioen bruist die als een fles champagne waarmee geschud is.

“Je verwacht dat die drang afzwakt naarmate je meer ervaring krijgt. Hoe ouder je wordt, hoe vaker je geconfronteerd wordt met zaken in het normale leven die je doen beseffen : je moet hier en nu beginnen te denken. Ik ga al meer naar begrafenissen dan naar trouwfeesten. Mijn moeder is twee jaar geleden gestorven. Hoe kun je je dan nog druk maken over een bal die al dan niet over de lijn was ? En toch. Ik heb daar geen uitleg voor.

“Vorig jaar heb ik twee dagen in het ziekenhuis gelegen met een slecht verzorgde griep. Eerst niet naar de dokter willen, tot je echt niet meer voort kan. Dan toch gaan, vervolgens niet doen wat die zegt, et voilà. Vrij banaal op het eerste gezicht, maar als je daar nog nooit gelegen hebt, is dat speciaal. Dat doet wel iets met een mens. Elke dag, op weg naar Roeselare, passeer ik dat ziekenhuis. Ik verplicht mezelf om daar iedere keer even naar te kijken. Zo leer je alles een beetje relativeren, want het zal ook wel iets met mijn job te maken gehad hebben dat ik daar beland ben. Dus : even een blik, zodat je voor jezelf stelt dat het toch beter is daar weg te blijven. Maar weer : zo vluchtig … Je komt aan bij je spelersgroep, begint een wedstrijd te ontleden en merkt dat je er daar plots weer één bij zijn kraag pakt : ‘Wat is dat ? En dat ? Hoe is dat mogelijk ! Wil je kampioen worden ? Dan moet dat veranderen !’

“Ik denk dat het altijd om winnen gaat. Het ego … Elke keer weer de beste willen zijn. Hoe kan je het anders verklaren ?

Uitzondering wordt basis

“Ik ben nu nog meer met mijn job bezig dan vroeger, maar ook met meer plezier. Het is moeilijk uit te leggen : er meer uren aan spenderen en het toch minder als werken beschouwen.

“Je evolueert naar een ingesteldheid waarbij je rekening houdt met verlies. Ik kan mij er ongelooflijk aan ergeren, maar het is part of the game. Toen ik mijn eerste jaar als trainer begon bij Zellik, ging dat niet. Dan zat ik echt in zak en as. Fysieke pijn zelfs. Nu doet het nog pijn, maar je eerste reactie is wel : wat kunnen we eraan doen ? Een heel andere instelling. Je hebt ook een zeker zelfvertrouwen opgebouwd en dus focus je op de dingen die je echt belangrijk vindt. Ik ben bijvoorbeeld vaak bezig met hoe ik zaken anders kan doen. Neem nu eenhandig verdedigen, reflexverdediging heet dat. Het komt in het volley niet zo vaak voor, maar ik heb daar een item van gemaakt dit seizoen.

“Dat rijpt in mijn hoofd, ik begin te denken : we evolueren naar volleybal waarin de factor kracht toeneemt. Net als in andere sporten wordt er alsmaar harder geslagen. Dat brengt je naar een limiet qua anatomische en fysieke reactiemogelijkheden. Als een voetballer met de bal heel dicht bij de keeper komt, daar een lel op geeft, en die bal komt niet óp het lichaam van de doelman, dan zit je puur anatomisch met een probleem om daarop te kúnnen reageren. Dat is niet meer menselijk. Als een volleyballer bij een korte aanval in het midden de bal keihard slaat, en de verdediger staat daar aan de andere kant van het net op vierenhalve meter vandaan, dan zit je in hetzelfde schuitje. Ik zeg : als die bal binnen een bepaalde zone rond het lichaam komt – de body range – móét je die met twee handen nemen. Eens daarbuiten : vergeet het. Je met twee handen klaarzetten om de bal op te vangen duurt veel langer dan dat met één hand doen. Als we in de toekomst op dezelfde manier blijven denken, zal het meer en meer gebeuren dat die harde ballen van dichtbij niet kunnen opgevangen worden. In plaats van die reflexverdediging als uitzonderingstechniek te blijven behandelen, vind ik dat we die als basistechniek moeten beginnen aannemen. Wij doen dat dit jaar. Met succes.”

Niet uit een boekje

“Het probleem in het begin is dat je de scheidingslijn moet leren zien. Ik zeg nu wel simpelweg ‘alles buiten de body range’, maar wat doe je met een bal dichtbij de grens ? Soms zie je dan hoe spelers aanvankelijk door twijfel – één hand of twee ? – een bal niet onder controle krijgen. Gaandeweg merk je dat ze erin slagen om de bal gewoon tegen te houden met één hand. Maar dat is niet de bedoeling. Je moet hem spélen, de jongens moeten de feeling ontwikkelen om die bal omhoog te krijgen, zodat we voort kunnen. En nu zitten we in een stadium waarin ze inzien : verdorie, ik heb een bal gepakt die ik anders nooit had gehad.

“Een van de facetten bij die techniek is alsmaar dichter bij de aanvaller durven komen. Het is zoals bij boksers : een beginneling die een slag gaat krijgen, doet zijn ogen dicht. Een ervaren man blijft kijken en kan zo klappen ontwijken. Om de angst te overwinnen, ga ik nu na of we niet kunnen oefenen met een lichtere bal. Ik wil er een van dezelfde grootte als een reglementaire, waar ze geen schrik van hebben en die toch nog tamelijk rap afkomt. Waarom geen ballen waar kinderen mee spelen ?

“Mijn eerste gedacht was – luister nu goed, hé ( lacht) – om al mijn spelers een helm op het hoofd te zetten. Dan kun je niet echt pijn hebben. Maar twaalf stuks is toch wel een investering. Tien jaar geleden zou ik er niet aan durven denken hebben om met helmen af te komen. Nu zou ik het me niet aangetrokken hebben.

“Uit die facetten van het trainerschap haal ik nu heel veel arbeidsvreugde. Ik lees die dingen niet in een boekje hé ! Dat is erover nadenken, analyseren. Angst is een factor, hoe kan ik die wegwerken ?

“Daarmee is het nog niet gedaan, want al die nieuwe dingen overbrengen op je spelersgroep is niet evident. Jongens als Benjamin Hardy en Iván Contreras staan daar al vijftien jaar met twee handen te verdedigen. Als spelers succes gekend hebben met een bepaalde methode, kan je hen er zeer moeilijk van overtuigen om die te veranderen. Ze hebben op de oude manier de titel behaald, het jaar voordien ook, en nu vraagt die trainer plots om iets anders te doen …

“In je leven moet je af en toe de platgereden paden verlaten. Het kan zijn dat je dan met je hoofd tegen een boom of een muur vliegt. Je moet er gewoon voor zorgen dat de klap niet te hard is. Lukt het niet, dan moet je ook durven zeggen : ‘Sorry jongens, dat steken we terug in de lade.'”

Spelers prikkelen

“Toen we in de voorbereiding enkele weken geleden voor het eerst op Schiervelde kwamen, was het eerste wat ik tegen Bart Hungenaert, mijn assistent, zei : ‘Ik háát routine. Op alles wat routineus overkomt, ga ik direct reageren.’ Twee of drie dagen later hebben we ons voor het bord in mijn bureau gezet met de vraag : wat gaan we anders doen ? Voor je het weet, zit je aan een resem dingen die beter kunnen. We maakten die oefening voor het sportieve luik, maar we wilden het opentrekken naar de ploegbegeleiding en de medische staf. De ploegbegeleiders werken al zes of zeven jaar met mij samen, de kinesisten elf, de dokter vier of vijf. Het idee groeide om met de hele staf eens te gaan eten. Sommige dingen gaan vlotter bij wat witte en rode wijn.

“Ik legde aan iedereen de bedoeling uit. Je eet wat, drinkt wat en er kwamen ongelooflijke dingen uit. Dat was de allereerste keer in heel mijn carrière dat ik met de hele staf vóór het seizoen op restaurant ging. Dat bedoel ik dus : geen routine.

“Leg mijn trainingen van vijf jaar geleden eens naast die van vandaag. Ten minste vijftig procent is anders. Dat is belangrijk. Bij de recente heisa rond Anderlechttrainer Frank Vercauteren las ik dat tweeënhalf jaar trainer van Anderlecht zijn, bijna onmenselijk is. Er werd beweerd dat een coach zijn visie heeft, zijn manier van werken, en dat je misschien wel af en toe van trainer moet veranderen om spelers te prikkelen. Daar ga ik niet mee akkoord. De trainer die je nu bent, dat is toch niet meer de trainer die je vijf jaar geleden was ? Je bent toch ook niet meer de mens van toen ? Je evolueert toch ? Oké, je hebt je karakter, maar je visie over sportieve zaken verandert. Waar het om gaat is of je zelf vindt dat je uitgepraat bent of niet. Ik vecht daartegen.” S

Door Kristof De Ryck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content