Nu de gemoederen een beetje bedaard zijn, wil ik het nog eventjes hebben over de wedstrijd die door velen betiteld werd als de belangrijkste match van de laatste tien jaar voor onze Rode Duivels. Het enthousiasme laaide hoog op bij de Belgische supporters na de gewonnen wedstrijden tegen Oostenrijk en Azerbeidzjan, wat ik persoonlijk een beetje overdreven vond gezien de waarde van onze tegenstrevers. We zijn op het goede pad onder Georges Leekens, dat is zeker, maar de weg is nog lang. Het voornaamste winstpunt is dat de spelers weer met veel goesting voor de Rode Duivels willen spelen en dat is de verdienste van Georges. We zaten met het ‘netnietsyndroom’ opgezadeld in de vorige matchen, want voor hetzelfde geld hebben we nu vier punten meer en was de tweede plaats in onze groep bijna een zekerheid geweest. Thuis tegen Duitsland was een gelijkspel zeker mogelijk, uit tegen de Turken was het 0-1 bij de rust en moesten we zeker een puntje meegebracht hebben naar België, om nog maar te zwijgen over de knotsgekke thuismatch tegen Oostenrijk, waar we nog voor stonden in de toegevoegde tijd … Telkens werden we afgestraft door persoonlijke foutjes.

Uit tegen Oostenrijk dacht ik dat we van het ‘netnietvirus’ verlost waren, wat bevestigd werd in Brussel tegen Azerbeidzjan. Maar neen hoor, tegen de Turken was het weer van dattum! Het kon nochtans niet beter beginnen na het vroege doelpunt van Ogunjimi. Mignolet stond er meestal werkloos bij en toch slikten we een tegendoelpunt en lieten we de Turken weer in de match komen, terwijl die bijna nooit hebben gedreigd tijdens de rest van de wedstrijd. En dan was er natuurlijk ook de gemiste strafschop! Laat mij duidelijk zijn: ik werp geen steen naar de Standardspeler. Integendeel: hij nam tenminste zijn verantwoordelijkheid. Ik heb begrepen dat Witsel niet als eerste op de lijst stond van de strafschopnemers. Ik heb het genoeg meegemaakt. Op training of als men in een match 3-0 voor staat, wil iedereen een penalty nemen, maar als het om een beslissende strafschop gaat, dan geven er velen niet thuis, dan heeft iedereen wel een bles-suurtje links of rechts. Ik heb slechts eenmaal een strafschop genomen in mijn loopbaan, en dan nog in een vriendschappelijke wedstrijd met Toulouse tegen de nationale ploeg van Roemenië. Toen ik voor de bal stond, had ik de indruk dat het doel alsmaar verkleinde en de doelman steeds maar groter werd. Mijn trap geleek aardig op die van Witsel, wie ben ik dan om hem iets te verwijten? Ik lig nog in proces met de toeschouwer die de bal in zijn oog kreeg – grapje!

Ik had er de voorkeur aan gegeven dat Vincent Kompany de penalty had genomen. In de match straalde hij zo’n zekerheid uit dat ik ervan overtuigd ben dat hij de klus wel had geklaard, maar dat zullen we natuurlijk nooit weten. Laten we hopen dat de Duitsers ons een cadeau doen en we 9 op 9 pakken, zodat de Rode Duivelshysterie weer op volle toeren draait, want het was wel plezant de laatste weken, geef toe! Wat we wel moeten vermijden zijn kinderstreken à la Eden Hazard, dat kunnen we voor het ogenblik missen als kiespijn.

Mijn eerste werkelijk belangrijke interland speelde ik op 18 november 1973. Het was tegen Nederland in Amsterdam. Die match moest beslissen wie het volgende jaar naar het WK mocht in Duitsland. In die tijd was er nog geen sprake van barragewedstrijden voor de ploegen die als tweede eindigden in hun groep, het was alleen de groepswinnaar die doorging. De thuismatch in Antwerpen was op 0-0 geëindigd, ondanks winstkansen voor de Belgen. De Hollanders hadden een wereldploeg met Cruijff, Rensenbrink, Rep, Neeskens … We hadden evenveel punten als onze noorderburen en hadden zelfs geen enkel doelpunt geïncasseerd tijdens deze hele campagne! Spijtig genoeg hadden onze aartsrivalen meer gescoord dan wij. Wij moesten dus winnen in Amsterdam. Legros, onze dokter, was er vrij gerust in: hij had een wondermiddel meegebracht, een soort wit poeder waarvan we een soeplepel moesten innemen voor de wedstrijd (weliswaar met water, maar dat was hij vergeten, iedereen had een plakmond). Later bleken het trage suikers te zijn, die pas werkten ná de match. Ondanks alles bleef het 0-0, tot op het ogenblik dat Van Himst in de laatste minuten een vrijschop voor het doel borstelde en Jan Verheyen scoorde. Ik heb nooit het Olympisch Stadion in Amsterdam zo stil geweten als op dat moment. De Russische scheidsrechter keurde het doelpunt echter af wegens buitenspel. Onterecht, zo bleek later op de tv-beelden. Geloof mij: dat is nog veel erger dan het missen van een strafschop!

Gille Van Binst

“Kompany had de klus wel geklaard.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content