Jacky Mathijssen heeft de deur van Club Brugge achter zich dichtgetrokken. Hij beseft dat zijn imago is beschadigd. Het zal een hele tijd duren voor alles is verwerkt. ‘Aan een andere club ben ik nu echt niet toe.’

Rustig zit Jacky Mathijssen in de landelijke omgeving van het restaurant De Tussenstop in Varsenare. Daar, tussen de polders en in een stil decor, wil Mathijssen voor één keer dat vertellen wat er de voorbije twee jaar door hem heen is gegaan. Mathijssen doet dat met een opmerkelijke eerlijkheid en openheid. Het moeilijke seizoen bij Club Brugge heeft hem veel meer getekend dan hij vanuit een soort trots altijd wilde laten uitschijnen. Mathijssen beseft dat hij in zijn opdracht niet is geslaagd. Of, zoals hij het zelf verwoordt: “Ik leek de kwaliteiten te hebben om bij Club Brugge te slagen maar uiteindelijk zijn die kwaliteiten niet ingevuld.”

Dat doet pijn. Het bezorgt Jacky Mathijssen een aantal wonden die tijd zullen nodig hebben om te helen. Toen hij een tijdje geleden door de journalisten die Club Brugge op de voet volgen op een (afscheids)etentje werd uitgenodigd, wimpelde hij die invitatie af. “Want dan moet ik daar in een ongedwongen sfeer plezierig zitten doen en dat lukt me op dit moment niet”, zegt hij. Het lijkt wel alsof Mathijssen bezig is aan een rouwproces.

Jacky Mathijssen: “Sommige trainers kunnen bij een club stoppen en de week daarop elders beginnen. Ik heb dat altijd vreemd gevonden. Bij mij gaat dat niet. Zeker niet na zo’n ervaring. Ik kan op dit moment Club Brugge niet achter me laten, dat heeft me te veel getekend. Ik ga hier tijd voor nodig hebben. Want ik nam deze job zeer ter harte. Zoals ik dat ook met mijn werk bij de vorige clubs deed. Alleen kwam het initiatief om weg te gaan daar min of meer van mij. Nu ligt dat anders.”

Werd het vooral moeilijk vanaf het moment dat je te horen kreeg dat er op het einde van het seizoen een punt gezet zou worden achter de samenwerking?

“Nee. Het werd moeilijk vanaf het moment dat mensen niet meer publiek zeggen dat je je werk goed doet. Dan weet je dat je de strijd die je levert aan het verliezen bent. Dat was vanaf Nieuwjaar. Terwijl je een paar weken eerder, na de Europese wedstrijd in Valencia, nog te horen kreeg dat het anderhalf jaar dat me restte niet voldoende was. Om maar te zeggen hoe snel het kan keren. Dat is zo in het voetbal. Vaak bepaalt één wedstrijd hoe men over je denkt.

“Kijk, er is een groot verschil tussen dat wat men intern en in het publiek zegt. Als men intern vertelt waarom men niet tevreden is, kan ik me met de middelen die ik heb meestal goed verdedigen. In het openbaar kan ik dat niet omdat ik er dan andere mensen bij betrek die ook hun verantwoordelijkheid hebben. In dat geval heb je nood aan mensen die boven je staan en die zeggen: de trainer heeft zijn redenen om bepaalde zaken te doen. Maar dat gebeurde dus niet. En dan weet je dat het verhaal afgesloten is. Dan kan je je enkel nog redden door een opeenvolging van sportieve successen, zodat iedereen weer in hetzelfde schuitje kruipt. Maar ook dat is niet gebeurd.”

Andere lijnen

Toch was je kennelijk verrast toen Michel D’Hooghe je liet weten niet met je te willen doorgaan.

“Van de ene kant wel, van de andere kant niet. Ik ben iemand die heel alert is, die anticipeert. En dan heb je wel eens het gevoel dat je ontsnapt aan moeilijke situaties. Omdat je altijd een weg vindt om uit de problemen te raken. Dat is mij deze keer niet gelukt. Vandaar dat ik wat dat betreft verrast was. Maar als er bepaalde conclusies getrokken worden, dan heeft Club Brugge geen verkeerde beslissing genomen. Dat heb ik altijd beweerd. De resultaten zijn nu eenmaal tegengevallen.”

Was het voor jou moeilijker functioneren toen bekend werd dat je op het einde van het seizoen zou vertrekken?

“Natuurlijk en dat lijkt me logisch ook. Een trainer moet vanuit een machtspositie kunnen werken. Als dat niet zo is, dan worden sommige zaken moeilijker. Dan gaan er lijnen open die normaal via jou passeren maar die nu niet meer via jou gaan. En dan heb je altijd het gevoel dat een aantal controlepunten niet meer bij jou liggen. Ik vond dat vervelend maar ik kon dat plaatsen. Ik heb me niet druk gemaakt over dingen die ik niet meer in de hand had.

“Ook met de spelers ontstaat er een andere situatie. Niet abrupt maar geleidelijk. Het is normaal dat zij aan zichzelf denken. Ook bij hen gaan er lijnen open naar andere mensen die anders via mij passeren. Dat is inherent aan de situatie waarvoor werd gekozen.

“Eigenlijk hoort een coach alles te weten. Plots is dat niet meer zo. Dat moet je dan kunnen loslaten. Maar dat heeft de werking niet verstoord. We hebben op een normale manier met mekaar gefunctioneerd. Uiteindelijk resulteerde dat ook in een Europees ticket.”

Toch gaf je de laatste weken zelf minder trainingen en bleef je al eens gemakkelijker binnen.

“Ik kreeg vroeger weleens te horen dat ik absoluut alles zelf wou doen, dat ik meer uit handen moest geven. Op het moment dat je dan iets meer door Peter Balette wil laten invullen, dan zeggen ze dat je minder doet. Dat is allemaal perceptie. Soms zoekt men dingen die er eigenlijk niet zijn. Ik bleef vroeger ook al eens binnen. Alleen viel niemand daarover. Dat je nu al eens iets gemakkelijker doorschuift, lijkt me niet abnormaal. Hij draagt volgend seizoen nog een bepaalde verantwoordelijkheid. Ik niet.”

Wat doet het eigenlijk met een mens als je in de krant moet lezen dat Club Brugge met Adrie Koster aan het praten is?

“Je moet daar niet naïef in zijn: als je een spits hebt die niet scoort, dan zoek je een andere. Dat doe je ook als je over een trainer niet tevreden bent. De enige schoonheidsfout was de timing waarop dat gebeurde. Ik denk dat het een kwestie van uren was.”

Heel vreemd was wel dat Michel D’Hooghe vertelde dat je niet zou blijven en jij deed alsof je van niets wist.

“Er moest eerst een juridische oplossing komen voor dat gecommuniceerd werd. Tenminste, op die manier had ik het begrepen. Je moet eerst afspraken die je maakt in een bepaalde vorm gieten. Daar gaat wat tijd overheen. Ik werd daar niet zenuwachtig van, ik kan heel goed zwijgen. Voor mij was dat de afspraak: wachten op de afhandeling.”

Kampioenenrendement

Hoe kijk je nu terug op die twee jaar?

“Ik dacht te weten waarom ik naar Club Brugge moest komen. En ik was ervan overtuigd dat ik daar de kwaliteiten voor had. En ik heb die niet kunnen invullen. Zo simpel is het eigenlijk. Dan kan je heel lang praten over dingen die verkeerd zijn gelopen, over tactiek, over veldbezettingen, maar dat is de synthese, dat is de essentie: ik ben niet geslaagd in mijn opdracht.”

Dat klinkt heel eerlijk.

“Ik ben altijd eerlijk. Zeker tegen mensen die ik vertrouw. Maar je kan niet altijd eerlijk zijn.”

Je werd door Club Brugge met veen poeha binnengehaald. Om een aantal scheefgegroeide zaken om te buigen.

“Er werd mij gezegd dat ik een aantal problemen moest oplossen. Ik dacht: als dat de problemen zijn, dan ga ik daarin slagen. Club Brugge had angst, Club Brugge had een mentaliteitsprobleem en een kleedkamer die niet functioneerde. Om dat recht te trekken, dat was me eigenlijk op het lijf geschreven. Daarom ook ben ik zeer ambitieus begonnen. En ik moet ook zeggen: na twee maanden waren die problemen ook opgelost. We speelden geen kampioenenvoetbal, maar we haalden wel kampioenenrendement. Zo pakten we ook de herfsttitel.

“We werden wel bekritiseerd omdat het voetbal niet goed was, maar de groep zette zich daarboven. Een fout die we toen maakten, is dat we met de winterstop de transferperiode aan ons voorbij lieten gaan. Er werd gezegd: Koen Daerden en Elrio Van Heerden komen terug, dat zijn twee transfers. Er werd geroepen dat het alleen maar beter kon lopen. Ik ben daar te gemakkelijk in meegegaan. Want de anderen konden niet doorklikken naar beter. Mentaal niet. Je voelde dat we verslapten, dat men zonder het zelf te beseffen in het verhaal dat extern werd verteld ging geloven: dat we geen goed voetbal brachten. We slaagden er niet meer in die kritiek van ons af te schudden. Dat bleek uit de verklaringen die werden geventileerd, zelfs op televisie, we waren mentaal de rol aan het lossen. In feite crashten we niet extern maar intern.

“Dat verwijt ik mezelf achteraf wel: dat we ons toen, op het moment dat het duidelijk werd dat Standard sterker was, niet concentreerden op de tweede plaats. We hebben ons te lang proberen vast te haken aan iets wat weg was. In plaats van onze doelstellingen te verlagen. En opnieuw te proberen mensen mentaal weer bij de les te krijgen. Ik had het allemaal anders moeten verpakken.”

En dan komt het tweede seizoen, met ogenschijnlijk goeie transfers en veel verwachtingen.

“Mij heb je nooit horen zeggen dat we kampioen zouden worden. Er werden technisch goeie voetballers binnengehaald, maar dan boet je ook in op andere vlakken. Je vindt uiteindelijk moeilijk technisch begaafde rendementsvoetballers. De mensen die zijn gekomen hadden tijd en aanpassing nodig. Dat wist ik. Wel vond ik dat we op het middenveld een voetballer misten die dominantie en animatie uitstraalde. Daarom wilde ik die Fin die toen bij PSV zat en nu bij Heerenveen voetbalt: Väyrynen.

“De ziel van een ploeg ligt toch centraal op het middenveld waar er iemand ontbrak die anderen meesleurde, die op een constructieve manier dwingend is. Dat is een tweede fout die ik maakte: ik had die transfer niet mogen loslaten. Maar in Brugge stopt men heel snel de besprekingen als men iemand hoort zeggen dat hij niet weet of hij graag naar Club wil komen. Ze vinden dat het een eer moet zijn om voor Club te voetballen. Terwijl ik van mening ben dat je dan iemand moet overtuigen. Zo was Väyrynen geen optie meer.”

Het seizoen begint en je lijkt koortsachtig te zoeken naar een systeem, met veel verschuivingen.

“Dat vind ik niet, dat is een verhaal dat ten onrechte een eigen leven is gaan leiden. De wijzingen die ik aanbracht gebeurden altijd uit noodzaak. Kijk, laten we met de aanval beginnen, vooraan kies je voor een duo, Wesley Sonck en Joseph Akpala. Dan zijn er twee mogelijkheden. Ofwel zet je daar een nummer tien achter, Ronald Vargas bijvoorbeeld, maar dan speel je niet meer met buitenkanten. Maar je weet niet goed wat Vargas kan. Het werd snel duidelijk dat hij nog een hele weg voor zich had. Iedereen was ervan overtuigd dat hij centraal moest spelen, behalve Vargas zelf. Als je dan trainingspartijtjes speelt en Vargas staat negen van de tien keer in het verliezende kamp, dan weten ook de andere spelers snel wat er aan de hand is.

“Wat we aan Vargas vroegen, in die context, was eigenlijk onmogelijk in te vullen. Het is heel moeilijk om een combinatie te vinden bij iemand die nog in een opleidingsfase zit, die nog niet het rendement haalt, maar wel als een toptransfer wordt afgeschilderd. Je voelde dat Ronald gewoon niet klaar was om Club Brugge dat surplus te geven wat iedereen verwachtte. Dat was geen beslissing van de trainer maar een beslissing van de kleedkamer. Daarom heb ik hem naar de buitenkant geschoven, waardoor je dus het middenveld anders moet invullen. Maar eigenlijk ben ik te concreet bezig.

“Wat ik gewoon wil zeggen is dat je voetballers binnenhaalt met verschrikkelijk veel mogelijkheden, die het voetballend vermogen verhogen, maar die er niet voor kunnen zorgen dat Club meteen kampioen wordt. Er werd van die jongens te veel gevraagd. Neem nu Nabil Dirar. Bij Westerlo speelt hij dertig wedstrijden mee en wordt hij in twintig matchen na een uur vervangen. Bij Club Brugge speelt hij 34 wedstrijden en wordt zelden voortijdig naar de kant gehaald. Eigenlijk vroegen we van Dirar te veel. In feite hadden we hem en Vargas gewoon moeten afwisselen, vijf wedstrijden de ene, vijf de andere, dat was een normale oplossing geweest voor voetballers die volop in een groeiproces zitten. Maar er waren geen alternatieven. Op vele vlakken trouwens, in de verdediging, waar we met geblesseerden en geschorsten zaten. Maar ik wil me daarachter niet verschuilen. De resultaten waren gewoon niet goed.”

Te ver afdalen

Toch moet het een bittere ervaring zijn: je denkt dat je de kwaliteiten hebt om bij Club Brugge te slagen en uiteindelijk lukt het niet.

“Kijk, mijn opvolger, Adrie Koster, ken ik niet. Ik hoor wel dat hij een opleider is. Daar catalogeer ik mezelf niet bij. Ik ben een rendementstrainer. Ik kan met een groep naar een bepaald doel toewerken, op een heel positieve manier, met een heel positieve begeleiding, spelers eerder mentaal sterker laten worden dan voetbaltechnisch. Dat ben ik. Ik ben geen jeugdtrainer. In het Club Brugge van nu moet je spelers verbeteren. Daarom is het goed dat er nu een trainer is die uit de jeugdwerking komt.

“Ik ben naar Club gekomen met de opdracht bepaalde problemen aan te pakken. Als men mij het probleem nu schetst, wordt er een andere trainer gevraagd. Het scenario is veranderd. Dat was dit seizoen al zo. Eigenlijk had ik na dat eerste jaar moeten zeggen: ik stop er hier mee. Maar dan worden er spelers binnengehaald die je kent. De input die ik van verschillende kanten kreeg – we gaan anders en sneller voetballen – daar wil je dan toch deel van uitmaken. Ook al zei ik tegen mezelf: Jaak, hier klopt iets niet. Ik heb gelijk gekregen. Ik moest te ver afdalen. En dat wil ik niet. Dan moet je voetballers dingen afpakken waarin ze goed zijn. Ik ben meer een trainer die voetballers beter laat worden door ze dingen te geven. Nu moest ik, als ik analytisch werkte, voetballers zaken ontzeggen. Van mensen bijvoorbeeld die zich goed voelen in een dribbel. Dat is mijn ding niet.”

Heb je in die twee jaar aan jezelf getwijfeld?

“Ik twijfel al 25 jaar. Ik vind dat alleen maar gezond. Twijfelen is nadenken en consequenties afwegen. Zo blijf je scherp. Al weet ik dus dat ik niet de indruk geef een twijfelaar te zijn.”

Zeker niet op persconferenties waar je jezelf vaak verbergt achter een masker van cynisme.

“Dat is een façade. Je kan van een coach toch niet verlangen dat hij altijd alles zegt. Dan ben je dood. Je kan toch niet vertellen hoe de dingen in mekaar zitten, ook al zou ik er zelf veel beter uitkomen. Je moet nu eenmaal rond de waarheid heen draaien. Dat is een van de dingen, hoe cru het ook klinkt, waarvoor je betaald wordt.”

Tweede herexamen

Geef je jezelf een onvoldoende bij Club Brugge?

“Ik stel mezelf een aantal vragen. Heb je de kloof met Anderlecht en Standard kunnen dichten? Nee. Heb je daar schuld aan? Gedeeltelijk. Zal het met een andere trainer beter gaan? Dat moet de toekomst uitwijzen. Laten we het hopen. Voor Club, voor de jongens in de kleedkamer.”

Hebben die twee jaar je gesloopt?

“Absoluut. Ik kan niet leven met verliezen. Ik kan trouwens ook niet genieten. Toen ik bij Sint-Truiden werkte, ging het zeker niet slecht. We wonnen ’s zondags met 4-1 maar twee dagen later zag ik alweer een probleem dat ik wilde aanpakken. Jules Knaepen, mijn assistent, heeft me dat dikwijls gezegd: weet jij welk seizoen wij hier doormaken? Maar ik slaagde er niet in daar euforisch over te doen, dat is mijn rusteloze aard. Kijk, ik heb in mijn leven één keer een herexamen moeten doen. Om mijn rijbewijs te halen. Laat dit nu een tweede herexamen zijn.”

Je zal het allemaal moeten verwerken.

“Dat is zo. Ik hoop dat ik daar sterker uitkom. Maar ik zal er een paar maanden voor nodig hebben, ik zie me echt niet meteen een andere club nemen. Of het zou een heel bijzondere aanbieding moeten zijn. Ik zit zo vol van Club Brugge, van al wat er gebeurd is, ik krijg dat niet aan de kant gezet.”

Je was twee jaar geleden nog de kroonprins onder de Belgische trainers.

“Dat is het vreemde van de zaak. Ik ben eigenlijk meer beschadigd dan Club Brugge. Ik wil niemand iets verwijten, ik ben met mijn volle verstand aan deze opdracht begonnen. Twee jaar geleden had je als het ware tien opties. Die zijn er nu niet meer. En iedereen die weet hoe hard ik heb gewerkt, hoe ik me heb ingezet, die vindt dat erg. Denk ik. Nee, weet ik wel zeker. Alleen moet ik bekennen dat deze twee mindere seizoenen mijn zelfvertrouwen hebben aangetast. Dat lijkt me niet onlogisch. Ook hier is het een kwestie van alles de revue te laten passeren en alles eens op te schrijven. Daar ben ik nog niet toe gekomen. Ik weet van mezelf: als alles op papier staat, dan is dat een soort houvast, dan kan ik conclusies trekken. Ik heb in die twee jaar veel over mezelf geleerd, ik ga die periode niet laten wegsmelten. Onlangs zei iemand iets heel moois tegen mij: ‘Je hebt de Brugse lucht ingeademd, hou dat nog even binnen en zorg ervoor dat je die lucht binnenkort geleerd weer uitademt.'”

Is het een opluchting dat het seizoen voorbij is.

“Het is een opluchting dat we Europees voetbal hebben gehaald. En dat ik in die laatste acht weken de kleedkamer zover heb gekregen dat ze op een normale manier kon functioneren. Terwijl ik in zekere zin machteloos aan die acht weken begon. Dat Europees ticket is een heel grote troost voor mij. Het zal me helpen om alles te verwerken.” S

door jacques sys

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content