Komend weekend kijkt Stijn Stijnen vanaf de zijlijn toe. Even rusten voor de titelstrijd mag, na bewogen weken waarin hij topprestaties en straffe uitspraken leverde.

Geen Stijn Stijnen in het doel tijdens het partijtje dat de training van de kernspelers afsluit. Niet omdat hij zich met de andere Rode Duivels van Club in Brussel zou bevinden, waar de nationale ploeg die avond nipt (0-1) de vriendschappelijke interland van Kroatië verliest. Stijnen, die bij zijn terugkeer uit Valencia nog eens herhaalde dat hij niet voor de nationale ploeg wil uitkomen zo lang Dick Advocaat bondscoach is, blijft door een gele kaart op Sint-Truiden komend weekend aan de kant. Daardoor moet Geert De Vlieger nog eens aan de bak.

Terwijl de Brugse doelman zich omkleedt, wordt in het FCB-Café trainer Adrie Koster geïnterviewd door een jonge fan. Op de vraag wie hij tot nog toe de beste spelers in België vindt, moet Koster niet lang nadenken: “Nou, toch Stijn Stijnen, die is heel goed bezig en die heeft al veel punten voor ons gepakt.”

Nog geen minuut later stapt Stijnen (29) binnen. Een paar dagen eerder hebben zijn uitspraken over de nationale ploeg en zijn gele kaart op Sint-Truiden nog voor commotie in de pers gezorgd. Stijnen, verbaasd: “Wat was er zo choquerend aan wat ik daar gezegd heb?” En ja, hij zou die avond de interland op tv volgen. “Waarom zou ik dat niet doen? Ik bekijk over het algemeen zo veel mogelijk wedstrijden live.”

Wat geeft de meeste voldoening? De lovende commentaren in de Spaanse pers na je prestatie op Valencia of de goeie kritiek na je sterke prestatie op STVV?

Stijn Stijnen: “Als je in Valencia een prestatie neerzet, geeft dat meer glans bij de buitenwereld. Daar haal je voldoening uit, maar die voldoening had ik ook na de wedstrijd op STVV. Voor de buitenwereld lijkt dat dag en nacht verschil, maar voor een speler is dat hetzelfde.”

Een jaar of vijf geleden kreeg je nog eens zo’n lof van de buitenlandse pers, toen de Italiaanse kranten je prestatie tegen Juventus prezen.

“Toen overviel me dat een beetje. Maar ook nu ik weet hoe het allemaal in elkaar zit, haal ik daar voldoening uit. Iedereen heeft graag appreciatie. Al blijft het belangrijkste dat je die krijgt van je werkgever.”

Herinner je je nog wat die lof na de thuismatch tegen Juventus met jou deed?

“Dat was een kantelmoment. Was het voor mij die avond verkeerd gelopen, dan zat ik hier nu niet. Het cliché zegt dat je bij zo’n eerste topwedstrijd niets te verliezen hebt, maar in feite heb je daar alles te verliezen. Want dat zijn toch de eerste echte indrukken die je laat bij je club. Op zulke momenten moet je iets laten zien om krediet op te bouwen. Ik wist vooraf dat het er boenk op moest zijn. Anders zeggen ze: ‘We lenen je uit en zien dan wel verder.’ Bij een keeper is met druk kunnen omgaan zelfs belangrijker dan het technische aspect. Er zijn een paar trucjes om dat mee te bepalen, maar het is volgens mij vooral iets wat je hebt of niet hebt.”

Je bent als jonge debutant in zo’n topwedstrijd ook overgeleverd aan de verdedigers voor je.

“Die gingen een paar keer in de fout, maar de eerste bal pak ik goed, de tweede ook. Dan ben je vertrokken en denk je: laat maar komen. Bij elke bal die ik pakte, ging het stadion uit de bol. Zo gaat dat als je nieuw bent. Als je in je eerste jaar een goeie wedstrijd speelt, is dat een acht op tien, het tweede jaar nog een zeven, het derde een zes.”

Weet jij al snel in een wedstrijd of het jouw match wordt?

“Nee. Er zijn matchen waarin je je belabberd voelt omdat je helemaal niet in de wedstrijd zit, maar waar je op het eind een schitterende redding doet en uitgeroepen wordt tot man van de match. Of omgekeerd. Op dat vlak is keeper zijn een helse job. Een paar millimeter meer naar links of rechts kan het verschil zijn tussen een wereldsave en een flater.”

Maakt het voor jou een verschil of men je uitfluit of toejuicht?

“Weinig. Wat wel telt, is dat je door je eigen omgeving wordt gesteund. Ik kan me niet voorstellen dat je kunt presteren als je bij je eigen aanhang slecht ligt.”

Zo ’n vol stadion in Valencia dat je haat omdat je alle ballen van hun ploeg pakt, is dat …

“… dat is super! Dan kan niets je meer raken. Dat is macht: jullie met 50.000 willen iets, maar ik steek daar een stokje voor. Je voelt die frustraties aanzwellen bij de tegenspelers, bij dat publiek. Dan groei je, tot je tegen het plafond gaat.”

Wat is het gemakkelijkste: constant onder vuur liggen of twee beslissende ballen moeten pakken in een voortkabbelende match?

“Ik heb graag veel werk, maar bij Club Brugge heb je veel wedstrijden waarin je maar twee, drie keer aan de bak moet.”

Titelstrijd

Door de Europese uitschakeling kunnen jullie je nu volop concentreren op de titelstrijd. Dat lijkt een voordeel op Anderlecht …

“Op fysiek vlak wel, maar mentaal niet. Als je door de Europese poule raakt en je komt uit Donetsk terug met een gelijkspel, daar krijg je zo’n boost van … Dat we Europees overwinterden, gaf ons zo ’n vertrouwen dat je ook in de kleinere wedstrijden van de Belgische competitie het veld op komt met het gevoel dat je niets kan overkomen.”

Die Europese campagne heeft jullie extra vitamines opgeleverd voor de competitie?

“Absoluut, want ik had dat echt niet verwacht. Ik dacht niet dat we tot zulke prestaties in staat waren, geef ik eerlijk toe. We hebben wel talent, maar dit is een groep die talent heeft kunnen omzetten in resultaten.”

Wat heeft je het meest verrast?

“Hoe snel we de zaken van de trainer hebben opgepikt. De trainer wil altijd voetballen en over de grond opbouwen. Dat brengen we nu, mét resultaat. Maar je moet ook toegeven dat er goeie transfers zijn gebeurd: Perisic, Hoefkens, Donk, Kouemaha, stuk voor stuk geslaagde transfers. Soms moet je blij zijn als je één geslaagde transfer op een jaar doet, dit zijn er vier. Ik moet dit jaar nog belangrijke interventies doen, maar het geeft een goed gevoel dat nu de ploeg in zijn geheel goed draait. Vorig jaar was het: ‘ja, maar …’, nu is het gewoon: ‘ja’.”

Had je voor het seizoen verwacht dat jullie de voornaamste uitdager van Anderlecht zouden worden?

“Totaal niet. Maar nu zie je dat, als je met zijn allen in een project wilt meegaan en daarin wilt geloven, dat ook lukt.”

Waar en wanneer heb jij beseft dat Club mee zou dingen voor de titel?

“Na de voorbereiding. Toen ging het heel slecht, maar toch bewaarde men vanboven in de club en in de trainersstaf de rust. Pol Jonckheere en Luc Devroe straalden een enorme rust uit die nodig was op het moment dat wij als spelers begonnen te twijfelen. Want het liep helemaal niet. Als je dan merkt dat ook de trainer begint te twijfelen en te wisselen is het afgelopen, maar de trainer geloofde rotsvast in zijn visie. Dan weet je: als het nu nog rustig blijft boven, gaat het vandaag of morgen kantelen.”

Zo’n kantelmoment leek de wedstrijd tegen Cercle, toen jullie met een man minder op achterstand stonden, maar de trainer met een extra aanvaller nog de zege binnenhaalde.

“Soms schrik ik ook van de trainer, maar dat aanvallende voetbal is zijn visie waar hij voor staat. Af en toe moeten wij daar mee naartoe geduwd worden. Ik geef eerlijk toe: wij willen toch altijd eerst wat zekerheden inbouwen, terwijl hij er altijd durft voor te gaan. In het begin was dat soms confronterend. Die open aanpak is maar één keer tegengevallen: thuis tegen Gent. Maar dat weegt niet op tegen de vele keren dat die aanvallende aanpak wel lukte.”

Hebben jullie geprobeerd op Koster in te praten, om minder aanvallend te spelen?

“Als je een trainer krijgt die een visie heeft en je voelt dat het bestuur daar helemaal achter staat, moet je daar als speler honderd procent in willen meegaan. De resultaten en vooral het spel geven hem gelijk.”

De voorbije jaren was er meer twijfel.

“Ik denk dat Jacky Mathijssen er met twee keer een derde plaats telkens het maximum heeft uitgehaald. Daar zat echt niet meer in. Als je net dat tikje kwaliteit mist en op een uitmuntend Standard stoot, word je derde. Dat was onze plaats.”

Volksclub

Als je nu terugblikt op de jonge Stijn Stijnen die tegen Juventus keepte, zie je dan een andere keeper?

“Toen was ik nog onzeker over wat de toekomst zou brengen, nu heb ik rust en een gevoel van controle. Ik ben hier nu tien jaar. Niemand is hier zo lang als ik. Blondel komt het dichtst in de buurt, die is hier bijna zeven jaar.”

Kun je je voorstellen dat je hier je carrière afsluit of zou je dan het gevoel hebben dat je iets gemist hebt?

“Ik kan me best voorstellen dat ik hier mijn carrière afsluit. Ik voel me hier nog altijd super. Hebben Gert Verheyen of Dany Verlinden iets gemist in hun carrière? Ik denk dat niet. Serieuze opties moet je altijd overwegen, maar Club is iets wat je niet zomaar in de steek laat voor het eerste het beste.”

Wat is hier dan zo speciaal?

“Ik voel me hier nog altijd heel erg op mijn gemak. Dit is nog altijd een echte volksclub. Een topploeg die volks is, dat kom je niet vaak meer tegen. Met het huidige beleid voelt iedereen zich heel erg bij deze club betrokken. Dat voel je, dat straalt iedereen hier uit.”

Waar keep jij nu als je ex-trainer bij Hasselt, Luc Beyens, je indertijd niet tipt aan Club?

“Als jonge speler moet je op mensen stoten die in je geloven. Luc heeft me toen aan Fernand Goyvaerts voorgesteld. Doet hij dat niet, dan zit ik misschien vandaag bij Lommel, want die wilden me toen ook. Of keep ik in derde of vierde klasse. Er zijn heel veel spelers in derde of vierde die een carrière hadden kunnen maken in eerste. Spelers die niet opgemerkt zijn, of die onvoldoende blijk gaven van hun ambitie om door te stoten. Ik heb altijd geweten dat ik hier een unieke kans kreeg. Ik nam me voor: zo lang Dany Verlinden speelt, kan ik rustig opbouwen, aan mezelf schaven. De dag dat Dany stopt, moet ik er klaar voor zijn.”

Stel dat Verlinden twee jaar eerder stopt, was jij dan al klaar geweest?

“Nee. Mijn geluk was dat hij nog even doorging, maar ook dat ik Sollied als trainer kreeg in mijn beginperiode. Omdat die altijd correct is geweest tegenover mij. Hij zei dat ik niet klaar was om eerste keeper te zijn. Als je dan op een trainer stoot die je toch brengt omdat hij een paar goeie zaken ziet op training, ga je eronderdoor, zeker bij dit soort club. Sollied zei: ‘Als jij 27 bent, ben jij altijd mijn keeper.’ Twee jaar geleden wilde hij me als trainer van Heerenveen wegkopen bij Club. Toen wist ik dat hij me destijds geen zever verteld heeft.”

Je kunt Sollied nu wel prijzen om zijn inzicht toen, maar voelde je dat op dat moment ook zo aan?

“Ik ben er wél rustig onder gebleven, met dank aan thuis, waar toch veel voetbalervaring was ( zijn vader Jean-Pierre voetbalde zelf in eerste klasse, nvdr). Ik had ook geduld. Er waren nog jongens in wie Sollied destijds geloofde, maar die niet wilden wachten. Die zeiden: ik speel niet, dus ik moet weg. Hans Cornelis, Karel Geraerts, noem maar op. Ik heb hier ook jongens zien vertrekken die het elders zo goed gingen doen, die zo veel geld gingen verdienen, maar van wie ik me afvraag: waar zijn die nu?”

Hoeveel keer was je bijna weg?

“Het bod van Heerenveen was voor Club niet goed genoeg. Maar dan moesten ze met mij nog praten.”

Zei Heerenveen je iets?

“Sollied zei me wel iets. In dat verhaal had ik wel willen meestappen, op voorwaarde dat het financieel veel meer opleverde, want sportief vond ik dat geen stap vooruit tegenover Club.”

Kazan was financieel wel de jackpot.

“Als Club daar rijk van had kunnen worden en ik kon een fantastische financiële zaak doen, moest ik maar alle emotie aan de kant zetten. In zulke landen stel je bij wijze van spreken de toekomst van je kleinkinderen veilig. Dat is het waard om twee jaar op je tanden te bijten.”

Stel dat Lecce, de club uit de geboortestad van je moeder, weer naar de Serie A promoveert en je een bod doet: wat dan?

“Dan worden ze in Hasselt gek, maar ik niet. Ik bén al in Lecce geweest. Met vakantie.”

Vaak hoor je jong talent zeggen: ik kan in België niets meer leren. Wat kun jij hier nog leren?

“Kun jij hier nog iets leren, na al die jaren? Ik leer hier nog elke dag. Doe het me maar na, al die jaren de prestaties brengen die ik hier breng.”

Beslissing

Vorige week zei je nog eens dat je de deur naar de nationale ploeg dicht houdt. Doorgaans willen voetballers alle opties openhouden. Je moet wel heel diep gekwetst zijn als je dat nog een keer benadrukt.

“Wie komt daarop terug? De pers toch? Men stelde me een vraag: wat ik zou doen als Advocaat een gesprek met me zou willen. Ik had na mijn sterke prestatie in Valencia de deur weer op een kier kunnen zetten, maar ik kom niet op mijn beslissing terug. Dat antwoord ik als men daarnaar vraagt. Is dat choquerend? Men zegt dat ik zwaar heb uitgehaald. Ik vond van niet, maar in België is men snel zwaar onder de indruk.”

Daarmee sluit je voor jezelf wel helemaal de weg af.

“Dat had ik al gedaan op de dag dat ik aankondigde dat ik stopte. Iemand die zelf kiest, kan niet gefrustreerd zijn. Stel dat ik niet geselecteerd was geweest, dan had dat anders gelegen. Nu bén ik nog geselecteerd geweest, maar ik heb bedankt. In het Belgisch voetbal interesseert alleen Club me nog. Bij Club kan ik presteren omdat hier zo’n enorme rust heerst en een visie hangt. Hier zijn geen intriges, geen geroddel, geen gesjoemel.”

Je ontneemt jezelf wel de kans om straks nog eens een EK of WK mee te maken.

“Een van mijn gaven is dat ik luister naar mensen die in mijn ogen iets gepresteerd hebben. Dan heb ik het niet alleen over René Vandereycken, maar ook over andere mensen die veel hebben betekend in het Belgisch voetbal, die me hebben gezegd hoe de vork aan de steel zat. Die dingen heb ik getoetst aan mijn eigen ondervindingen en dan heb ik een keuze gemaakt.”

Al wat misloopt, zou je kunnen aanzetten om naar het buitenland te gaan, om met een fris hoofd te kunnen voetballen.

“Maar hier bij Club kan dat ook! Als je hier binnenkomt, valt een totale rust over je. Dat geeft een goed gevoel.”

Straks blijf je hier hangen, zoals al die anderen die na hun carrière rond Brugge blijven wonen.

“Dat kan. Dat mijn dochter geboren is in Brugge en dat die stadsnaam op haar paspoort staat, daar ben ik heel fier op.”

door geert foutré – beelden: jelle vermeersch

Dit is een groep die talent heeft kunnen omzetten in resultaten.

Club is iets wat je niet zomaar in de steek laat voor het eerste het beste.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content