Als één langgerekte sprint leest het boek van Frank Vandenbroucke. VDB gaat diep: ‘Ik had geen zin om zo’n typische sportbiografie te schrijven die je na het lezen meteen vergeten bent.’ We lieten een man aan het woord die zichzelf niet spaart, openlijk praat over zijn drugprobleem en stiekem droomt van een laatste comeback.

Waarom schrijft een mens een boek over zichzelf? Het idee had ik al heel lang. Ik heb altijd gezegd: ik doe dat na mijn carrière. Sommigen zullen zeggen: daarom heb je het nu gedaan, je carrière is voorbij. Maar dat denk ik zelf niet. “In 2006 besloten we dat te doen, mijn manager Paul De Geyter en ik. Twee jaar ben ik ermee bezig geweest, meer dan 150 uur heb ik gepraat met de man die mijn verhaal opschreef. Normaal had het boek moeten verschijnen in 2007, maar met mijn echtscheiding ging dat niet door. Uiteindelijk is er nog een hoofdstuk bijgekomen.

“Het boek was niet bedoeld als therapie voor mezelf, om alles van me af te praten. Ik wilde gewoon mijn verhaal doen, van a tot z. Een biografie maken die diep ging. Veel sportbiografieën ben je na het lezen meteen vergeten, ze beroeren je niet. Dat soort boek wilde ik niet maken.

“Gemakkelijk was het niet om al die details uit het verleden opnieuw te beleven. Ik ben heel diep gegaan, niet omdat iemand dat uit me getrokken heeft, maar omdat ik mezelf bloot wilde geven. Ik wilde niet dat men na het dichtklappen van het boek het gevoel zou hebben dat ik een aantal dingen niet besproken heb.

Begeleiding

“Je vindt dat ik weinig mensen veroordeel, dat ik streng ben voor mezelf? De enige die niet zo goed uit het boek komt, is Philippe Gaumont(ex-renner van Cofidis, nvdr) die me uiteindelijk met drugs in contact bracht. Hij is begonnen met de schuld op anderen te steken en zichzelf goed te praten. Ik vond dat ik ook eens mijn versie van de feiten moest geven. Op anderen heb ik niet geschoten. Ik heb dat nooit in mijn carrière gedaan. Niet omdat ik bang ben, het ligt gewoon niet in mijn karakter.

“Natuurlijk is al wat verkeerd liep in mijn carrière uiteindelijk mijn fout. Soms spelen omstandigheden een rol, maar je blijft altijd meester over jezelf. Dat schrijf ik ook: Gaumont bood me drugs aan, maar ik ben degene die besliste ze te nemen en door te slikken. Ik had ook ‘neen’ kunnen zeggen.

“Heeft dat te maken met een gebrek aan begeleiding? Zeker niet. Ik heb altijd mensen rond me gehad die het goed met me meenden. Nu nog. Ik kom net in België aan en de telefoon rinkelt al: mensen die me in moeilijke momenten geholpen hebben, maar die ik zo vaak ontgoocheld heb. Toch blijven ze me bellen. Ik heb misschien meer vrienden dan ik verdien. Wie me goed kent, weet dat ik in de grond geen slechte vent ben. Ik kan echt niet zeggen dat ik onvoldoende begeleiding heb gekregen en daarom een aantal keer ontspoorde. Daar ligt het echt niet aan. De momenten waarop het verkeerd liep, was toen ik me ging isoleren. Zodra je je begint af te zonderen, dat is het begin van een depressie.

“Je vraagt: waar is het écht verkeerd gelopen? Er zijn twee cruciale momenten in mijn leven. Eén is de zaak- Sainz in mei 1999. De ene dag was ik eenieders idool, na mijn zege in Luik-Bastenaken-Luik. Een paar weken later las ik alleen nog dat ik had gewonnen omdat ik bepaalde producten had geslikt. Dat was niet zo. Ik wist voor mezelf dat ik daar had gewonnen omdat ik de beste was, niets had genomen wat anderen niet hadden genomen. Het irriteerde me dat men dat niet kon accepteren. Op dat moment wist ik niet hoe ik daarop moest reageren. Hoe ik moest reageren op kritiek of twijfels, dat wist ik heel goed: met de pedalen. Ik fietste gewoon sneller, en daarmee was het probleem van de baan. Ik ben opgegroeid als winnaar, maar ik had nooit geleerd hoe om te gaan met verliezen. Dit was de eerste keer dat ik geconfronteerd werd met iets waar ik me niet kon tegen verdedigen, omdat ik niet wist hoe ik dat moest aanpakken. Daar ben ik aan de drugs gegaan.

“Tevoren was ik een brave jongen. Ik zal al wel eens iets genomen hebben, maar nu ging ik echt aan de drugs, spoot amfetamines in. Niet om sneller te fietsen, maar om te vergeten. Om high te zijn en niet de kranten te moeten lezen. Heel lang wisten mijn naasten, mijn moeder en Sara, niets van mijn verslaving. Ik kon dat voor hen verbergen. Toen ze het wel wisten, heb ik geprobeerd er iets aan te doen. Dat is me ook een tijd gelukt, maar toen de problemen met Sara en Clothilde begonnen, herviel ik.

“Later, toen ik een goed team rond me kreeg, met Paul, met Lieven Maesschalck, en Jef Brouwers, was ik weer clean. Tot die fatale dag van die huiszoeking door het parket van Dendermonde in februari 2002. Tot dat moment was mijn carrière weer goed op gang, ik zou nog klassiekers gewonnen hebben. Toen is alles weer kapot gegaan. Die zaak met het gerecht heeft me gekraakt. Wat me vooral stoorde, was dat ik niets had gedaan. Ik verkocht geen producten, dealde geen drugs. Men heeft enkel iets bij mij gevonden. Je zegt: die dingen stonden daar toch niet zomaar? Het ergste wat ik eventueel kon gedaan hebben, was ze zelf gebruiken. Zes jaar later is dat proces nog bezig. Daar heb ik het moeilijk mee. Misschien had ik die werkstraf van 200 uur moeten aanvaarden, maar mijn advocaten vonden van niet: omdat ze meenden dat ik geen twee keer kon gestraft worden voor dezelfde feiten. Daarom zijn we doorgegaan.”

Doping

“Het heeft lang geduurd eer ik me realiseerde dat ik een drugprobleem had. Mijn echte verslaving is begonnen in mei 1999. Daarvoor, van mijn 20 tot mijn 25, gebeurde dat sporadisch, twee tot drie keer per jaar. Ik nam iets en de dag erna wist ik het al niet meer. Die eerste jaren heb ik altijd gedacht: ik ben daar meester over. Ook nog na die fameuze Vuelta in 1999 waarin ik Sara leerde kennen en alles kapot reed, dacht ik dat ik alles beheerste. Die Vuelta heeft me totaal niet geholpen. Had ik daar slecht gereden, had ik toen misschien al beseft: het is omdat ik me in juni elke dag een shot heb toegediend. Maar ik reed elke dag fantastisch! Dus dacht ik: ik, Frank Vandenbroucke, kan me dat permitteren! Misschien ben ik een té goed atleet. Ik heb een ongelofelijk sterk lichaam. Toen de dokter hoorde welke dosis ik had genomen bij mijn zelfmoordpoging, tien milliliter insuline, zei hij: ‘Jij had dood moeten zijn!’ Natuurlijk zijn er mensen die probeerden om me te doen stoppen met drugs. Mijn moeder. Sara heeft jaren geprobeerd. In 2002 was het bijna zover. Toen had ik een enorme overwinning behaald op mezelf. Tevoren stopte ik wel eens voor een bepaalde periode, maar bij elke tegenslag greep ik weer naar de drugs. De mensen rond mij kenden de mechanismen, wisten wat er ging gebeuren. Ik wist het ook, maar het gebeurde toch. Het lag niet aan het wielermilieu, de meeste renners zijn geen drugverslaafden.

“Je kunt je niet permitteren om drugs te nemen als je wilt presteren. Mijn drugprobleem had niets te maken met prestatiedrang. Ik weet dat veel mensen in het kader van wat er de laatste jaren allemaal aan het licht is gekomen daar anders zullen over denken, maar het is wel zo. Het bewijs? Ik heb de laatste acht jaar niets meer gepresteerd, op 2002 en het voorjaar 2004 na. Mijn probleem was niet doping. Ik ben nooit een dopingrenner geweest. In het boek staat er over doping maar een korte passage. Dat ik daarop niet dieper ben ingegaan, heeft twee redenen. Ten eerste ben ik nog actief wielrenner, ik wil nog koersen. Er is nog een reden: zelfs al had ik maar twee pagina’s over doping geschreven, dan had niemand nog die andere 320 gelezen. Door die twee pagina’s zou al de rest vergeten worden. Dat was niet mijn bedoeling. Ik wilde het verhaal van mijn leven schrijven, niet een boek over doping. Later kan dat misschien aan bod komen. Wat denk jij als Zabel zegt dat hij één keer iets heeft genomen? Je gelooft niet dat het maar één keer is gebeurd? Voila! Als je iets opbiecht, moet je voor de hele waarheid gaan. Ik zou het nooit zoals Zabel aangepakt hebben. Welke situatie heb je nu? Wie de moed heeft om te bekennen dat hij heeft genomen, zou applaus moeten krijgen, maar hij krijgt er nog een flinke straf bij.”

Comeback

“Je vraagt waarom ik elke keer weer herbegin. Omdat ik nog altijd heel veel van het fietsen houd. Ook als ik uit de wielersport stap, zal ik blijven fietsen. Je hebt er veel die dan geen fiets meer aanraken. Ik zou dat niet kunnen. Ik zou nog zo graag iets bereiken: terugkeren in het internationale peloton en daar goeie wedstrijden rijden. Ik kan me voorstellen dat mensen denken: hij heeft het al zo vaak gezegd en geprobeerd, waarom zou het straks wel lukken? Maar ik merk dat ik vorig jaar ook zomaar mee kon in de finale van Parijs-Brussel. Dan denk ik: het mag nog een keer iets meer zijn. Niet om de buitenwereld iets te tonen, alleen om me nog eens wielrenner te voelen.

“Ik heb altijd graag willen tonen dat ik de beste ben, zoals ik dat voor die befaamde Luik-Bastenaken-Luik voorspelde. Ik deed dat om de concurrentie te prikkelen, maar ook omdat ik er zelf in geloofde. Ook toen ik Sara in die befaamde Vuelta tegenkwam, zei ik haar: ‘Ik ga morgen voor jou winnen.’ Ik zei dat omdat ik wist dat de kans bestond dat ik zou winnen. Omdat ik toen in vorm was. Het scheelde niet veel of ik had toen niet gewonnen. In het begin van de koers mis ik op de autoweg de eerste waaier. Toen ben ik héél diep moeten gaan om terug te komen. In de factor geluk geloof ik niet echt. Dat was de determinatie van een man die iets heel graag wilde.

“Als ik iets heel graag wil, kunnen ze me moeilijk tegenhouden. Buiten de koers heb ik dat totaal niet, die vasthoudendheid om wat ik me voorneem ook goed uit te voeren. Dat komt omdat depressie ook genetisch bepaald is. In onze familie is het erfelijk, mijn vader heeft ook al eens op de rand van een depressie gestaan, zijn vader ook. Daar ben ik pas een paar jaar geleden achtergekomen. Pas sinds de samenwerking met psycholoog Jef Brouwers weet ik dat ik moet opletten dat ik bepaalde situaties vermijd, omdat ik er in die omstandigheden gemakkelijk zou inglijden, terwijl iemand die er geen aanleg voor heeft, daar geen last van heeft. Maar het overkomt me elke keer weer. Een voorbeeld? Sommige mensen zouden radicaal breken met iemand als Bernard Sainz, omdat het hen beter uitkomt. Ik kan dat niet, ik zal altijd contact met hem houden. Ik kan niet boos zijn op iemand, maar ik kan me voorstellen dat veel mensen in mij ontgoocheld zijn. Toch heb ik bijvoorbeeld met Patrick Lefevere een prachtige relatie. Patrick is mijn tweede vader. Dat was nog zo’n fout van mij, bij hem weggaan om naar Cofidis te gaan. Waarom doe ik toch zoiets? Mijn karakter, zeker? Ik heb mezelf niet gemaakt, hé (lacht). Toch zal ik altijd mijn begeleiders dankbaar zijn, ook al heb ik hun raad niet altijd opgevolgd. Zonder hen zou het nog slechter zijn afgelopen met mij. Misschien had ik dan nu hier niet meer gezeten (stilte). Die mensen hebben mij in leven gehouden.”

Charisma

“Vandaag ben ik nog altijd lid van Mitsubishi-Jartazi. Een paar weken geleden zat dat niet goed. Voor het eerst sinds lang had ik weer mijn dochter Margaux op bezoek. Dat kind betekent heel veel voor mij. Omwille van haar woon ik ook nog in Italië. Ze na zo veel tijd één keer zien, dan weer koersen en ze twee maanden niet zien, dat kon ik niet aan. Ik moet ze nu vaker zien, om weer een band op te bouwen. Daarom heb ik tijd genomen voor haar.

“Ik wil weer koersen vanaf half juni. Ook volgend jaar wil ik nog koersen. Daarna wil ik manager worden, een opleiding tot FIFA-manager volgen, om met Paul De Geyter te kunnen samenwerken. Eventueel ook in het voetbal, maar liefst in het wielrennen. Misschien heb ik geen voorbeeldfunctie, maar worden stropers niet de beste boswachters? Iemand met mijn verleden moet renners toch iets kunnen bijbrengen? Ik moet renners kunnen bijbrengen welke valkuilen ze moeten vermijden. Mijn leven is één groot waarschuwingsteken.

“Je vraagt waarom ze wel naar mij zouden luisteren, terwijl ik zelf geen oor had naar ouderen die mij raad gaven? Omdat ik charisma heb. Ik zou het twee dagen van tevoren ruiken als iemand iets vertelt wat niet klopt. Omdat ik zelf altijd een meester geweest ben in het manipuleren van mensen. Ik heb jarenlang mensen uit mijn naaste omgeving belogen. Zij hadden niet de achtergrond om dat te doorprikken. In het begin loog ik ook tegen Jef Brouwers. Maar die prikte daar snel doorheen.”

Clean

“Als je me vraagt: waar schuilt het gevaar voor een jonge renner, zeg ik: als iemand prof wordt, geld verdient en beroemd wordt. Pas op: geld is nooit een drijfveer geweest voor mij. Op het moment dat ik het rijkst was, de periode 1999, was ik de ongelukkigste man ter wereld. Nochtans had ik toen macht, een van de mooiste vrouwen, het beste contract van het peloton, maar ik gebruikte drugs om de realiteit te vergeten. Dat is als een duivel die in je zit, die je dingen doet doen die je niet wilt doen, ervoor zorgt dat je de vrouw die je doodgraag ziet, slecht behandelt. Om te wenen is dat. Achteraf heb ik daar zo’n spijt van. Het gebeurde nooit met voorbedachten rade. Het gebeurde gewoon. Ik heb er ook van afgezien, van wat ik Sara aandeed. Nu zijn we weer on speaking terms.

“Pas sinds vorig jaar heb ik weer macht over mijn gevoelens. Vorig jaar liet ik me door een tv-ploeg van Belga Sport overhalen om naar Avila te gaan, waar ik in de Vuelta 1999 die fantastische momenten beleefde. Dat was een riskante uitstap voor mij, omdat het niet alleen over prestaties ging, maar ook over emotionele momenten met Sara. Ik heb me lang afgevraagd of ik daar wel sterk genoeg voor was. Onlangs ben ik ook naar Luik-Bastenaken-Luik geweest, omdat ik wist dat ik dat nu aankon. Was ik vier jaar geleden naar Luik-Bastenaken-Luik gaan kijken, dan was ik er ’s avonds niet goed van geweest en was ik ’s anderdaags zeker weer aan de drugs gegaan. Nu niet.

“Ben ik nu clean? Dat is een moeilijke vraag. Sommige mensen zeggen: een verslaving duurt heel je leven. In 2004 dacht ik dat ik clean was, in 2005 ook. Vorig jaar na de scheiding ben ik weer diep gevallen. Nu gaat het goed. Maar het blijft een strijd, elke dag weer. Ik heb altijd gezegd: als ik drie jaar van de drugs kan afblijven, zal ik zeggen dat ik clean ben. Maar zover zijn we nog niet. Ik probeer elke dag aan mezelf te werken, maar het is een lang proces. Ik hoop dat het ooit lukt.” S

“Ik ben God niet” is verschenen bij Borgerhoff&Lamberigts. Het boek telt 324 pagina’s en kost 21,50 euro.

Meer info: www.borgerhoff-lamberigts.be

door geert foutré – beeld michel gouverneur

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content