Afgelopen seizoen mag hij dan wel grotendeels op de bank hebben doorgebracht, Istvan Brockhauser blijft een boegbeeld van Genk. Een boegbeeld dat afscheid neemt.

stvan Brockhauser : “’t Is in mijn situatie op dit moment moeilijk terugblikken op die zes jaar dat ik hier was. Ik probeer alleen de mooie herinneringen te onthouden.

“Toen ik hier kwam, had ik geen idee waaraan ik begon. Ik wist niks van Genk, niet wie er speelde, niet welke resultaten ze haalden, niet hoe de club er extra-sportief voor stond. Na een maand of twee had ik door dat Genk nooit een bepalende ploeg was in eerste klasse en altijd in de buurt van de degradatieplaatsen speelde. Maar ik trok mij daar eigenlijk niks van aan. Voor mij was de stap naar Genk een belangrijke maatstaf : ik wou weten tot welke prestaties ik nog in staat was. In Hongarije zaagden ze acht jaar geleden al over mijn leeftijd. Ik wou hoofdzakelijk voor mijzelf nog bewijzen dat ik niet iemand was die je zomaar kon verfrommelen en in de vuilnisbak gooien.

“Je moet weten : in mijn twintiger jaren, toen ik aan mijn top en bij de nationale ploeg zat, was er ook al belangstelling uit het buitenland. Maar de prijs lag zo hoog dat niemand die wou betalen voor een keeper uit Hongarije. Eens over de toverlijn van de 30 jaar, zakte de prijs. Louis De Vries zat in die periode bij Kispest Honved, waar ik speelde. Hij had mij altijd beloofd dat hij een buitenlandse club voor mij zou vinden omdat, zei hij, mijn mentaliteit en mijn prestaties dat toelieten. Zo kwam ik in 1995 naar Charleroi voor een paar testtrainingen. Maar Peruzovic durfde niet met mij in zee te gaan omdat hij verhalen had gehoord over mijn zwakke rug. Ik had meer geluk met Aimé Anthuenis, die mij voldoende vond voor Genk.

“Voor mij was het leven hier geen probleem : als prof volg je sowieso een strak schema. Voor mijn vrouw en mijn dochters lag dat anders. Mijn oudste dochter had in Hongarije al het eerste leerjaar gedaan en moest dat hier nog eens overdoen, maar ze begreep niks. Die achterstand kon ze in de komende zes jaar nooit meer inhalen. Mijn jongste dochter kon in de kleuterklas van nul beginnen en praat nu heel goed Nederlands. In Hongarije proberen we nu een leraar Nederlands te vinden om dat wat te onderhouden. Maar Nederlands ligt ver van ons bed, in Hongarije ( lachje).”

adat ik voor Genk getekend had, begon ik pas echt te sukkelen met mijn rug en moest ik voortdurend dokters af lopen. Tussen mijn veertiende en achttiende groeide ik veertig centimeter : dat ging te snel voor mijn ruggenwervels. Je ziet dat wel bij meer lange mensen, dat ze te slappe rugspieren hebben om hun lengte te compenseren. Het gevoel waarmee je moet leven, kan je vergelijken met dat van iemand die nooit sport doet en voor het eerst gaat langlaufen. Na een half uur verkramp je en kan je niet meer verder.

“In het begin dacht iedereen hier dat ze een rugpatiënt in huis hadden gehaald, maar in Hongarije heb ik in de negen jaar dat ik in eerste of tweede klasse speelde door mijn rug nooit een wedstrijd moeten missen. Die problemen werden hier gewoon wat opgeblazen. Mijn pech was dat na drie maanden zwaar trainen mijn rug het een paar dagen voor de competitiestart begaf. Ik kon niet meer verder. In Hongarije kreeg ik als dat gebeurde een heel zware inspuiting; hier in België durfde geen enkele dokter dat risico te nemen. Alles duurde daardoor langer dan normaal. In november begon ik dus eigenlijk pas met keepen.

“De eerste drie, vier wedstrijden begon ik meteen sterk. Dus het publiek dacht : die kan keepen. En ik kreeg meteen het vertrouwen. Ik denk dat ze het leuk vonden dat ik reageerde op hen, dat ik al eens wuifde en het contact legde. Zo kon ik de lieveling van het publiek worden. Mijn charisma, charme, sympathie en goed voorkomen hebben ze geapprecieerd. Ik was altijd een bepalende figuur in de ploegen waar ik speelde, aanvoerder ook.

“Maar in Hongarije gedraagt het publiek zich toch helemaal anders dan hier. In Boedapest anders dan in Genk, bedoel ik dan, want ik weet bijvoorbeeld niet hoe het zit in Brussel, dat ook een hoofdstad is. In Genk zijn de mensen niet zo koel. Ze geven liefde terug. Na een wedstrijd kwamen ze soms bij mij thuis om mij proficiat te wensen of spreken ze mij aan op straat en in de winkel. Spelers zo op handen dragen, was ik niet gewoon in Hongarije. Een goeie prestatie werd daar normaal gevonden. Na zes jaar durf ik wel zeggen dat het Genkse publiek eigenlijk het ideale is. Als ik daarentegen de sfeer in de kleedkamer vergelijk, vind ik die in Hongarije meer ontspannen.

“Vanaf die november kon ik vier jaar lang een positieve balans voorleggen. Maar van het moment dat Nederlanders hier trainer werden, maakte ik geen kans meer. Onder Boskamp verloor ik alle kansen. Hij kwam hier met de bedoeling iedereen te vervangen en dat deed hij. Onder Pierre ( Denier, nvdr), toen die overnam, kreeg ik weer alle vertrouwen, tot tegen Beveren die Zuid-Koreaan vorig jaar in februari mijn been brak. Sinds dan ben ik beginnen af te tellen. Daar heb ik een punt gezet achter mijn carrière.”

ls er een slecht moment bestaat om geblesseerd te raken, dan was het toen wel. Ik was de nummer 1 en Vergoossen kwam geregeld kijken naar onze wedstrijden. Dus ik had voorsprong kunnen hebben als hij mij als nummer 1 aan het werk had gezien. Ik kon nog wel de laatste drie wedstrijden keepen, toen Jan ( Moons, nvdr) geblesseerd was, maar na Boskamp kwam er dus met Vergoossen weer een Nederlander.

“In het begin van het seizoen zei hij duidelijk dat we gelijke kansen hadden en hij speelde ons in de voorbereiding ook beurtelings uit. Aan het begin van de competitie koos hij voor Jan omdat een keeper volgens hem binnen de zestien meter ook mee moet spelen. Die stijl had ik niet, maar tot aan negen meter was ik sterker. Van Boskamp en Vergoossen kreeg ik nooit het nodige vertrouwen, maar ik heb altijd geprobeerd op menselijk vlak een goed contact te houden met hen. Van de zes jaren waren er eigenlijk vier perfect. Veel heb ik daarin te danken aan de keeperstrainer, Guy Martens. Hij heeft mijn kwaliteiten naar boven gehaald.

“Eigenlijk kon ik nooit accepteren dat ik het stempel van tweede keeper kreeg. Ik las soms in de krant dat ik de concurrent was van Jan, maar in werkelijkheid was ik dat niet. Ik was tweede keeper. Er is iets gebroken in mij. Ik heb geprobeerd hier normaal te functioneren op menselijk vlak. Maar van het moment dat ik thuis kwam, was mijn familie het slachtoffer. Ik kon niet meer de leuke en vriendelijk Brockhauser van vroeger zijn. Ik zat daar maar en ik sprak met niemand. Ik was een gebroken man geworden. Want waren die rode kaart of die blessure er bij Jan niet gekomen, ik had nooit meer in de ploeg gestaan. Niemand zei : hey, daar zit ook nog Brockie op de bank ! Dat vond ik erg.

“Het grootste probleem voor mij is, zeker afgelopen seizoen, het mentale geweest. Omdat ik me gekwetst voelde, kon ik niet hetzelfde opbrengen als wanneer ik in doel stond. Maar ik heb toch geprobeerd mijn uiterste best te doen. In het begin van het seizoen en in de winter moest ik voor elke thuiswedstrijd bij de reserven in het doel staan. Maar toen ik midden februari te horen kreeg dat ik hier geen toekomst meer had, heb ik de trainer gevraagd of ik bij het dreamteam mocht stoppen. Ik had de mentale kracht niet meer om die wedstrijden te spelen.

“Ik viel, toen ik het besluit van Genk hoorde, in een zwart gat. Ik begreep niet waarom ik nog moest trainen en bij de reserven spelen. Na twee weken was ik eroverheen en kon ik weer werken, werken, werken. Ik moest een beetje mijn verstand op nul zetten en op automatische piloot voortdoen.

“Tegen Sint-Truiden was ik meteen wel weer enorm geconcentreerd want ik wou niet dat door mij het kampioenschap verloren zou gaan. Ik had in die wedstrijd heel veel kunnen verliezen. Na het laatste fluitsignaal viel een enorme last van mij af, maar ik voelde toch dat ik een klein beetje een deel had in het kampioenschap van Genk.”

k wil niet liegen, dus ik durf niet te zeggen dat ik na het seizoen met dezelfde gevoelens feest als de rest. Als ik iets bereikt heb, moet ik het gevoel hebben dat ik ervoor gewerkt heb. Nu zit ik bij een ploeg die het goed deed, maar ik heb er zelf niet veel aan kunnen meedoen. Ik ben heel blij voor Genk, dat iedereen hier iets terugkrijgt voor de inspanningen van de laatste jaren. Twee keer beker, twee keer kampioen en twee keer vice-kampioen : het is geen slecht resultaat dat ik hier aan die zes jaren overhou.

“Gelukkig kon ik altijd terugvallen op het publiek, dat altijd heeft laten blijken dat ze nog van mij hielden. Dat de ploeg goed presteerde, vond ik alleen maar prachtig. Erger zou zijn als ze het slecht deden en ik nóg de kans niet kreeg. En er is natuurlijk ook de financiële kant van de zaak waarom ik blij was dat ze het goed deden ( lachje). Als ik het ironisch bekijk, zou ik zeggen : Genk had er een supporter bij. Op de bank zitten, was enorm moeilijk voor mij. Tot nu toe kon ik nog niet verwerken wat mij is overkomen.

“Van de ene kant was het een opluchting voor mijn familie : de stress vooraf of na een slechte match was er niet meer. Er hing altijd zenuwachtigheid in de lucht. Maar van de andere kant was ik de laatste tijd mentaal wel niet meer aanwezig. Fysiek was ik er, maar ik zat in gedachten elders. Mijn dochters vroegen wat Genk had gedaan in het weekend, maar verder werd er niet meer over voetbal gepraat.

“De bekerfinale die we tegen Standard met 4-1 wonnen, was voor mij mijn de laatste wedstrijd. Ik was de enige die toen onmiddellijk na de wedstrijd niet euforisch rond liep. Misschien dat niemand het heeft gemerkt, maar ik ben toen bij een hoekschopvlag gaan zitten. Daar dacht ik al : was dit hier niet mijn laatste wedstrijd voor Genk ? We wisten van de grote schoonmaak die Boskamp zou doorvoeren. Achteraf bekeken heb ik mij niet vergist. Als je naar mijn leeftijd kijkt, hadden ze mij al vroeger aan de kant moeten schuiven; maar als je mijn prestaties bekijkt, zou ik nu nóg moeten keepen. Maar ik ben niet goed genoeg voor de Nederlandse voetbalschool.

“Ik heb altijd gedacht dat mijn carrière er na dit seizoen op zou zitten, maar sinds ik in Sint-Truiden nog eens mocht keepen, informeerden twee Hongaarse clubs naar mij bij mijn manager. Maar ik moet goed nadenken over mijn toekomst, want ik heb eigenlijk nergens verstand van : ik was zevenentwintig jaar voltijds voetballer. Misschien word ik keeperstrainer in Boedapest of start ik met mijn vrouw een familiebedrijfje op.

“Maar ik hou een paar voorbeelden voor ogen van spelers die terugkeerden naar Hongarije en niet meer konden presteren. Ik ben straks 38, dus ik moet nadenken of ik het nog wel nodig heb om te keepen. Ze bestempelden mij acht jaar geleden al als oud, want gaan ze dan nu zeggen ? Heeft het zin dat ik mijn carrière ginder al zinkend afsluit ? Mijn vrouw is binnenhuisarchitecte, gespecialiseerd in het inrichten van bureaus. Ze probeert nu die draad weer op te pakken en haar contacten te herstellen.”

anaf 5 mei moeten we thuis met ons vieren in ieder geval leren omgaan met een heel andere periode in ons leven. De constructie van het gezin zal veranderen. We hebben zes jaar in België geleefd, we zullen nu weer moeten leren leven met de Hongaarse situatie. Want in die zes jaar is daar veel vooruitgang geboekt.

“Ik heb angst voor die toekomst. Ik ben 38 en ik moet mijn leven in een heel andere wereld voortzetten. Veel sportmensen maken hetzelfde mee als ze tijdens hun carrière niet veel gedaan hebben aan het leven erna. Nu ik op het punt sta mijn carrière te beëindigen, wil ik graag aan de voetballers die dit lezen meegeven dat ze er rekening mee moeten houden dat ze voor nadien nog iets in de hand moeten hebben. Want het leven gaat voort. Ze moeten leren van de fouten die anderen, zoals ik, maakten.

“Ik heb er nooit serieus aan gedacht dat ik ooit eens zou moeten stoppen. Ik ging ervanuit dat keepen nu eenmaal mijn leven was. Ik had nooit de driving power om mijn vrije tijd te gebruiken om iets bij te leren. Helaas ben ik ook een van die sporters die vroeger zo’n uitspraken van ouderen lazen en er niks mee deden ( lachje). Een klein percentage is eigenlijk maar mentaal sterk genoeg om een extra inspanning te leveren met het oog op de toekomst.

“In Hongarije begon je jong met studeren, voetballen, huiswerk maken, slapen en dan weer opnieuw. Dat gaat zo door tot je achttiende. Je krijgt dan een profcontract en dan denk je : ik heb al genoeg gestudeerd, nu heb ik wat vrije tijd verdiend. Helaas heeft dat twintig jaar geduurd. Dus bij deze wil ik zeggen aan wie na zijn studies een pauze wil inlassen : het is niet doenbaar ( grijnst) ! Een mens vergeet op zo’n moment zijn grote plannen.

“Als ik nu de Hongaarse schoolboeken van mijn dochters zie, weet ik dat het heel moeilijk zal worden om dat weer op te pikken. Een snelcursus om trainer te worden, wil ik nog wel doen om een diploma te hebben om keeperstrainer bij de jeugd te worden. Dat is realistisch. Misschien dat ik ooit nog hoofdtrainer kan worden. Maar op dat vlak heb ik eigenlijk geen ambitie ( lacht). Om hoofdtrainer te zijn ben ik veel te lief.

“Mensen zien altijd alleen maar de buitenkant. Velen onderschatten het leven van een profvoetballer. Het is niet vanzelfsprekend om vanaf je achttiende als prof te leven en dat vol te houden. Je moet veel opofferen en veel werken zonder te weten of het ooit iets zal opbrengen. In feite is het een monotoon element in je jeugd. Dat vergeet men wel eens, dat het niet vanzelfsprekend is om zoveel op te offeren.”

ijn ouders stonden destijds volledig achter mij en hielden mij op het rechte pad toen ik te veel wou uitgaan. Mijn vader was serieus en hard. Hij zei : als je aan iets begint, moet je het afmaken. Dankzij hem kon ik het zover brengen. Nu ben ik zelf de vader geworden en moet ik mezelf zien te motiveren. Mijn familie heeft goed en zonder zorgen kunnen leven door wat ik verdiende. Maar dat zal nu veranderen, want het is helemaal niet meer zeker dat ze dat door mijn verdiensten zullen kunnen blijven doen. Geld is niet alles, maar je moet voor alles betalen ( grijnst).

“Mijn vrouw zal nu in eerste instantie hoofdzakelijk voor het inkomen moeten zorgen. Ik weet niet hoe ik dat zal kunnen accepteren, dat ik als man in deze positie terechtkom. Veel hangt af hoe goed je relatie op zo’n moment is, hoe we met elkaar omgaan in deze moeilijke periode. Ik heb daar alle vertrouwen in. Maar hoe zullen mijn trots en ijdelheid en haar fierheid tegenover mij nu verder evolueren ? Ik heb over deze situatie vaak gelezen en dan vond ik het vaak flauwekul. Nu besef je dat dat niet zo is.

“Mijn gedachten en gevoelens zweven nu tussen grijs en zwart omdat ik me het voorbije seizoen en de toekomst anders had voorgesteld. Maar ik ben er zeker van dat de tijd alle wonden heelt en dat geeft mij hoop. Na een tijdje zal ik mijn roeping wel weer vinden.”

door Raoul De Groote, Met dank aan Ilona Venema-Ignacz,

“Een mens vergeet soms zijn grote plannen.”

“Veel hangt af hoe goed je relatie op een moment als dit is.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content