Trainingen om middernacht, zitjes die door de lucht vliegen, een speler die gedood wordt door een projectiel, een voorzitter die de ploeg wil opstellen, de onthoofding van een Franse gijzelaar… De Algerijnse trip van Hugo Broos was kort, maar krachtig.

Amper drie maanden was Hugo Broos (62) aan de slag bij JS Kabylie, een Algerijnse voetbalclub uit Tizi Ouzou. Dat is de op één na grootste stad van Kabylië, een bergachtige streek in het noorden van Algerije. Mocht u van plan zijn naar daar op reis te gaan, gelieve dit eerst te lezen.

Miniramadan

Enkele maanden geleden ontving Enzo Scifo ook een aanbod uit Algerije. Hij ging ter plaatse kijken en zei al snel: ‘Dit is niks voor mij.’ Jij hebt wel toegehapt bij JS Kabylie.

Hugo Broos: “Ja, en ik ben er zelfs niet geweest voor ik tekende. Ik had vooraf wel informatie ingewonnen. Niet bij de makelaars die het allemaal mooi voorstellen, maar bij mensen die het Algerijnse voetbal kennen. Die waren unaniem: JS Kabylie is een grote naam in Algerije en een referentie in Afrika, met bijvoorbeeld overwinningen in de Afrikaanse Champions League. Qua infrastructuur en het niveau van de ploeg had ik niets te vrezen, dus heb ik ook niet geaarzeld. Ik wist dat Enzo Scifo een aanbod geweigerd had, maar dat had niks te maken met de aanbieding die ik kreeg. Hij had kunnen tekenen bij een middelmatige club.”

Is het toch niet het soort contract dat je ondertekent als er geen interesse meer voor je is in een groot kampioenschap?

“Daar heb je gelijk in. Maar wat moet je doen als je nog wilt werken? Ik weet dat België over en out is voor mij. Ik ben niet dom, ik weet dat men mij hier te oud vindt. Frankrijk? Spanje? Het is moeilijk om daar binnen te geraken. Natuurlijk luister je dan als je aanbiedingen krijgt uit landen als Algerije, Marokko, Tunesië of de Emiraten. Maar ik zou ook niet eender wat aanvaarden. Ik ben gecontacteerd door clubs uit Azerbeidzjan en India, dat heb ik geweigerd.”

Hoe was het nadat je in Algerije geland was?

“Mijn eerste bekommernis was dat de voorbereiding op het seizoen dit jaar in volle ramadan gebeurde. Daar moet je je op instellen. Van 5 à 6 uur ’s morgens konden de spelers niks meer eten of drinken tot 21 uur ’s avonds. Dan gaf ik een lichte training om 18 uur. Daarna gingen ze aan tafel. Na het eten organiseerde ik een nieuwe training van middernacht tot twee uur! Dan konden we eens doorpezen aangezien hun maag goed gevuld was. Na die training gingen ze dan weer eten. Tijdens de dag sliepen ze uiteraard. We deden in feite alles omgekeerd.”

Als je baby dag en nacht verwisselt, heb je soms zin om hem of haar een klap te verkopen…

“Je moet hun religie respecteren. Dat weet je als je naar een moslimland gaat. Ik heb zelfs een miniramadan gedaan met hen, om te tonen dat ik me betrokken voelde. Ik ontbeet om 8 uur, wanneer zij in hun bed lagen. Dan probeerde ik niets meer te eten tot ’s avonds. Ik had geen zin om aan tafel te zitten op het moment dat een van mijn spelers in het restaurant zou passeren. Na twee of drie dagen wen je eraan en zit je lichaam in dat ritme. Ik heb ook geprobeerd om niet te drinken, maar dat was onmogelijk.”

Hebben de mensen die je geïnformeerd hebben over het Algerijnse voetbal je niet gewaarschuwd voor de supporters daar, die compleet losgeslagen zijn?

“Dat had men mij niet gezegd, neen. Als ik dat geweten had, zou ik nooit gegaan zijn. Ik had nooit gedacht dat er zo veel agressiviteit in de stadions zou heersen. Al vanaf onze eerste match had ik het begrepen. We voetbalden tegen Oran, stonden 0-2 voor en een doelpunt van hen werd afgekeurd twintig minuten voor het einde. Toen begonnen de zitjes door de lucht te vliegen. Ik zat op mijn bank met knikkende knieën en zei tegen mijn assistent: ‘Wat is dat hier, zeg?’ Hij antwoordde me glimlachend: ‘Welkom in de Algerijnse competitie!’ In de bus op de weg terug begon hij me een aantal dingen uit te leggen. Hij zei me dat er het vorige seizoen drie doden gevallen waren bij clashes tussen supporters, dat het verschillende keren gebeurd was dat spelers geraakt werden door projectielen, dat een trainer een hoofdwonde had opgelopen, dat een speler een paar messteken kreeg van supporters die het terrein waren opgelopen en dat hij drie dagen in coma gelegen had. Voor de mensen van mijn staf was dat allemaal bijna normaal.”

Misschien ben jij gewoon te rustig, te cool om in zo’n land te werken?

“Daar ben ik het niet mee eens. Als ik me opwind, ga ik ook totaal door het dak.”

Foto’s van Ebossé

Een week na de match tegen Oran krijgt jouw speler Albert Ebossé een steen tegen het hoofd en sterft. Hoe heb je die dag beleefd?

“We verliezen die wedstrijd met 1-2, maar er is geen man overboord. Onze eerste match hadden we gewonnen en het kampioenschap was nog maar net begonnen. Maar goed, het was een wedstrijd tegen een ploeg uit Algiers. Dat ligt politiek heel gevoelig. De rivaliteit is zoals die bij Club Brugge-Anderlecht of Standard-Anderlecht, maar dan heviger. Op vijf minuten van het einde beginnen supporters projectielen op het veld te gooien, vooral stenen. De politie is aanwezig, maar reageert niet. Het wordt erger, het wordt een regen van keitjes en stenen… Op het moment dat we teruggaan naar de kleedkamers, wordt het accordeonscherm dat dienstdoet als tunnel, niet ontvouwd. Wanneer ik passeer, zie ik Ebossé op de grond liggen, buiten bewustzijn. Ik wil naar hem toe gaan, maar de politie houdt me tegen. In de kleedkamer zegt men mij dat hij een steen tegen het hoofd gekregen heeft. Ik denk aan een hersenschudding of iets gelijkaardigs. Vijf minuten later komt men ons zeggen dat ze hem niet meer wakker krijgen en dat hij naar het ziekenhuis wordt overgebracht. Op het ogenblik dat ik met een bestuurder aan het discussiëren ben, krijgt die een telefoontje. Hij begint onmiddellijk te wenen: ‘Neen. Neen. Neen! Het kan toch niet waar zijn? Ebossé is dood?’ Wat er daarna gebeurt, is de apocalyps. Alle mensen die nog in het stadion zijn, beginnen te roepen, te huilen, spelers vallen in mijn armen.”

Jullie zijn dan nog even in het stadion gebleven?

“Tot op het moment dat men ons zegt dat we naar het ziekenhuis mogen gaan. Heel de ploeg gaat ernaar toe. Wanneer we aankomen, barst het er van het volk, het is een chaos. Mensen zijn binnengedrongen in het mortuarium en hebben foto’s genomen van het lijk van Ebossé met hun smartphone. Daar circuleren vandaag nog exemplaren van op het internet. Ongelooflijk. Daarna gaan we terug naar ons hotel, iedereen is er kapot van. Samen met de voorzitter beslis ik om de trainingen een week uit te stellen. De volgende dag komt een bestuurder naar me toe en hij toont me een foto van een tifo op zijn gsm. Hij zegt: ‘Zie je niks speciaals?’ Ik antwoord: ‘Wel ja, het is een tifo!’ Hij vraagt me goed op de kleuren te letten. Het is geel en blauw terwijl die van JS Kabylie geel en groen zijn. Geel en blauw is het symbool van het MAK, een beweging voor het zelfbestuur van Kabylië. Die groepering is tegen de Arabieren. Het zijn wel moslims, maar ze drinken bijvoorbeeld wel alcohol. Ik zeg niet dat die mensen een speler hebben willen doden, maar misschien hebben ze geprobeerd om incidenten uit te lokken in het stadion opdat onze ploeg geschorst zou worden of iets in die strekking. Het is een theorie die ginder de ronde doet.”

Een stok om te slaan

Je familie smeekte je om terug te komen?

“Ja, ze vonden dat ik in gevaar was. Ik geef dus mijn ontslag en leg aan de voorzitter uit dat ik niet kan blijven: ‘In de eerste match vliegen de zitjes in het rond, in de tweede valt er een dode! Waar gaat dat eindigen?’ Hij wil niet dat ik wegga en belooft me dat het gaat veranderen. Ik keer terug naar België en zeg hem dat ik erover zal nadenken. Ik ben bereid om terug te gaan als de situatie rustiger wordt, maar ik heb garanties nodig. De voorzitter en andere bestuurders bellen me thuis op en vragen me om terug te keren. Spelers contacteren me ook: ‘Coach, laat ons niet in de steek.’

“Het kampioenschap wordt voor een week opgeschort, daarna kondigt men effectief veranderingen aan. Politieagenten zullen in de tribunes geplaatst worden om fans uit elkaar te houden, de teambussen zullen geëscorteerd worden wanneer ze de stad binnenrijden en zullen parkeren op een plaats waar geen supporters zijn. En dus besluit ik om terug te gaan. Maar ik ben wel duidelijk tegenover de voorzitter: bij het minste incident, of het nu tijdens een van onze matchen is of een andere wedstrijd, is het voorbij.”

Moet jij met jouw palmares eigenlijk je veiligheid in gevaar brengen in zulke landen?

“Sinds de affaire-Ebossé is er niks meer voorgevallen in Algerije. Agenten zijn inderdaad massaal aanwezig in de stadions en ik kan je zeggen dat er met de politie in Algerije niet te lachen valt. Ze slaan erop! Ze komen nu tussen bij de kleinste ongeregeldheid. Bovendien gaan de stadions vernieuwd worden en uitgerust worden met camera’s. Tickets zullen ook op naam verkocht worden. Tot nu toe kende niemand de identiteit van de supporters en dus kon er ook geen stadionverbod uitgevaardigd worden.”

Er is een dode moeten vallen om dat allemaal te bewerkstellingen…

“Ja, net zoals bij ons… En hier was het meer dan één dode… Hoeveel slachtoffers zijn er destijds bij het Heizeldrama gevallen?”

JS Kabylie wordt extra gestraft: uitsluiting van internationale competities, verbod om thuis te spelen en om supporters op verplaatsing te hebben.

“Die uitsluiting is een catastrofe. We hadden de Champions League moeten spelen. Dat was ook een van de redenen waarom ik getekend had. Net zoals verschillende spelers. Er is er trouwens eentje die recent aangekondigd heeft dat hij de club wil verlaten in de winter omdat hij gekomen was voor de Champions League. JS Kabylie is zwaar gestraft, maar dat hoeft ook niet te verwonderen. De voorzitter van de club liep al lang in het vizier van de Algerijnse voetbalbond, hij is niet geliefd. De bond heeft gewoon op het goede moment gewacht. Ze hadden al een stok, de dood van Ebossé was een reden om ermee te slaan.”

Doodvonnis

De thuiswedstrijden die op verplaatsing gespeeld moesten worden, hoe waren die?

(lacht) “De club mocht zelf een ander stadion kiezen. Wanneer we onze eerste ’thuismatch’ moeten spelen, beginnen de problemen. De wedstrijd is op zaterdag. Enkele dagen ervoor ga ik naar het bestuur om te vragen waar we gaan spelen. Niemand kan me een antwoord geven. Ze spelen blijkbaar een spelletje: door niks te beslissen denken ze dat ze de bond kunnen dwingen om ons toch in ons stadion te laten voetballen.

“Woensdag stel ik de vraag opnieuw aan de voorzitter. Hij zegt dat we in Bordj gaan spelen. Ik had nog nooit gehoord van die stad. Of hij nu Bardj of Beach zegt, voor mij klinkt dat allemaal hetzelfde… Ik weet niet of het op één, honderd of duizend kilometer van ons stadion in Tizi Ouzou ligt. Dus vraag ik aan mijn assistent waar Bordj zich bevindt. Hij is verrast en zegt dat het 300 kilometer rijden is. Ik word een beetje zenuwachtig: ‘Pardon? Wat gaan we in godsnaam doen op 300 kilometer van hier om een match zonder toeschouwers te spelen, terwijl hier genoeg stadions in de regio zijn?’

“Bij het vertrek naar Bordj blijkt dat onze bus defect is. We nemen een andere bus, zonder het minste comfort. Twee uur zijn we onderweg. En de volgende dag nog eens anderhalf uur. We spelen op een veld waar we nog nooit getraind hebben, zonder publiek. Het resultaat: 0-0. De volgende dag begint de voorzitter me te bekritiseren in de pers: hij zegt dat hij niet akkoord gaat met bepaalde tactische keuzes en hij vraagt zich af waarom ik die of die speler niet opgesteld heb. Ik vraag een gesprek met hem, het gaat er nogal rumoerig aan toe. Ik zeg hem wat ik denk van zijn methodes en ik zie aan zijn blik dat hij denkt: oei, dat is hier een ambetanterik

“Twee dagen later krijg ik een journalist aan de lijn die me vraagt of ik de club ga verlaten. Hij had vernomen dat de baas een andere trainer gecontacteerd had. Ik weet wat me te wachten staat: als we de volgende match verliezen, lig ik buiten. De avond voor die wedstrijd vraagt de voorzitter me: ‘Wat is je ploeg voor morgen? Ik wil het als eerste weten.’ Ik zeg hem: ‘Oké, jij bent de voorzitter, je hebt het recht om te weten met welke elf we starten.’ Hij gaat niet akkoord: die moet titularis zijn, die moet op een andere positie spelen. Ik wijs hem erop dat ik zo niet werk. Hij staat recht en zegt: ‘Denk goed na.’ Tien minuten later komen we elkaar tegen in de gang en geeft hij me een papier: ‘Coach, dit is een bericht van de raad van bestuur.’ Ik vouw het blad open en ik zie direct dat het de opstelling van de ploeg is. Ik draai me om, roep hem en verscheur het papier.”

Je tekent je eigen doodvonnis…

“Ik neem mezelf voor dat het een test is. De volgende dag staat mijn besluit vast: ik ga weg, wat ook het resultaat is van de match die avond. Ik breng mijn assistent en de fysiektrainer op de hoogte, ze zeggen dat ze me zullen volgen. ‘Zo willen we niet meer verder, de voorzitter is niet goed snik.’ Hij had namelijk ook al gezegd dat de assistent niet genoeg werkte en dat de fysiektrainer de spelers overbelastte. We hebben een plan: we willen onze beslissing bekendmaken voor we ontslagen worden.

“Ik weet dat ik buiten lig als we verliezen. Als we winnen, zal hij nog een beetje wachten. Een uur voor de match vertelt mijn assistent wat we van plan zijn aan enkele journalisten. Zij lopen er direct mee naar de voorzitter en hij valt de kleedkamer binnen een kwartier voor de aftrap. Dat had hij nog nooit gedaan. Ik doe alsof hij er niet is en geef mijn speech voor de spelers. Ik voel dat hij probeert me te provoceren: hij zou willen dat ik hem buiten zet, hij heeft zin in een clash. Tijdens de rust staat hij weer in de kleedkamer en weer doe ik alsof ik hem niet zie… Hij vraagt me of ik verklaringen heb afgelegd aan de pers en ik zeg hem dat dat klopt. We winnen de wedstrijd, en tijdens de persconferentie kondig ik mijn vertrek aan. Ik toon het fameuze papiertje aan de journalisten en zeg: ‘Dit is de reden.’

“Het nieuws slaat in als een bom in de Algerijnse pers. Maar de reacties zijn positief, de kranten schrijven dat er eindelijk een trainer is die zijn verantwoordelijkheid durft op te nemen in een kampioenschap waarin veel voorzitters zich met de sportieve beslissingen willen inlaten. De baas van JS Kabylie antwoordt met leugens, hij zegt dat ik de ploeg niet meer in de hand heb en dat ik een beperkte trainer ben. Iedereen lacht ermee, ze kennen hem ondertussen wel in Algerije. Ik vertrek met opgeheven hoofd, mijn ploeg staat aan de leiding op dat moment.”

DOOR PIERRE DANVOYE – BEELDEN DAVID STOCKMAN / BELGAIMAGE

“Een doelpunt van de tegenstander werd afgekeurd twintig minuten voor het einde. Toen begonnen de zitjes door de lucht te vliegen.”

“Mensen zijn binnengedrongen in het mortuarium om foto’s te nemen van Ebossé met hun smartphone. Daar circuleren vandaag nog exemplaren van op het internet.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content