‘Ik heb driemaal gevochten tegen het leven’

© INGE KINNET

Geen Belgische sporter die in de jaren negentig een decennium lang zo veel de krantenpagina’s haalde als Johan Museeuw (54). Gehard en gelouterd door triomfen en tegenslagen blikt hij met een volle rugzak levenswijsheid vandaag terug, gelukkiger dan ooit.

Een donderdagnamiddag in het Centrum van de Ronde van Vlaanderen. Ook na de rondleiding die ze net van Johan Museeuw gekregen hebben, blijft een groep wielerfans vragen afvuren, gevolgd door een korte selfie- en handtekeningensessie. Met zichtbaar plezier gaat Museeuw op elk verzoek in. Hij straalt, genietend van zijn nieuwe leven. Waarin hij bijna elke dag de passie beoefent die hem in de donkerste momenten het licht heeft doen zien: fietsen. Met wielerfans van over de hele wereld tijdens zijn Museeuw Cycling Experience-fietsvakanties. Met zoon Stefano, die als 22-jarige dit jaar als prof bij de Nederlandse BEAT-cyclingploeg debuteert. Of zelfs met Remco Evenepoel en andere Deceuninck- Quick-Steprenners tijdens hun ploegstage.

Mensen herkennen in mijn carrière het leven, ook dat is een opeenvolging van mooie en moeilijke momenten.’ Johan Museeuw

De laatste twee jaar stonden er zo telkens liefst 25.000 kilometer op de teller. ‘En ook dit jaar zal ik er allicht niet ver van zitten’, zegt Museeuw wanneer we in het Peloton Café van het CRVV plaatsnemen. ‘Het extreme is er nu wel van af. Tot vorig jaar reed ik soms ’s morgens én ’s avonds, alsof ik weer een profcoureur was. Tot ik besefte dat het niet meer zó fanatiek hoeft te zijn. Nu fiets ik alleen nog voor het plezier, zonder mij total loss te rijden. Maar als ik drie dagen niet kan fietsen, door het slechte weer, dan voel ik me wel ambetant.’

Opvallend hoe de mensen daarnet met bewondering naar je luisterden. Zelfs wielertoeristen uit Brazilië en de VS vielen onlangs in katzwijm toen ze met jou op pad mochten. Verbaast je dat nog?

JOHAN MUSEEUW: ‘Neen. Ik krijg bijna dagelijks berichten via sociale media van fans overal ter wereld. Buitenlanders die de klassiekers niet zo van dichtbij kunnen volgen zoals wij, Belgen. Dat maakt voor hen de ‘heldenstatus’ van de winnaars ervan, zoals ik, groter.

‘Veel heeft ook te maken met de ups-and-downs in mijn carrière. Enerzijds de zes zeges in de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix. En telkens op een speciale manier: na heroïsche solo’s, met drie Mapeirenners aankomen in Roubaix… Anderzijds zijn er mijn twee comebacks, de valpartij met Fabio Casartelli in de Tour, mijn dopingbekentenis… Zulke verhalen blijven plakken. Omdat mensen daarin het leven herkennen, want dat is ook een opeenvolging van mooie en moeilijke momenten.’

Toen je daarnet een handtekening gaf, schreef je er De Leeuw bij. Zoals op jouw Twitteraccount ook Lion of Flanders staat en je op Instagram vaak een emoji met een leeuw gebruikt. Zo trots op die bijnaam?

MUSEEUW: ‘ Michel Wuyts heeft me zo voor het eerst genoemd ( in de Ronde van Vlaanderen 1995, toen Museeuw solo richting finish reed, nvdr) en nu nog spreken mensen, ook buitenlanders, mij bijna evenveel aan met Leeuw als met Johan.

Het is intussen zelfs een merknaam, omdat ik daar ook aan gewerkt heb. Tijdens mijn carrière met leeuwenbandana’s, nog meer erna, door die Leeuw-handtekeningen, door verwijzingen op sociale media met retrofoto’s van mijn carrière… Specialized heeft zelfs een speciale reeks uitgebracht: fietsen met een leeuwenmotief. En hier, in het Peloton Café, serveren ze Vlaamsche Leeuw-bier, waarvan ik het uithangbord ben.

‘Ook als ex-kampioen moet je jezelf ‘verkopen’, zeker als je in de fietsvakantiebranche zit. Zo niet, dan ben je rap vergeten.’

Op jouw social media-accounts prijkt ook: ‘3x Ronde van Vlaanderen, 3x Parijs-Roubaix’. Geen spoor echter van je wereldtitel.

MUSEEUW: ‘Dat blijft mijn mooiste zege, mede door de regenboogtrui. Maar de meeste mensen spreken mij aan over die zes zeges. Dáármee heb ik naam gemaakt, zeker met die in Parijs-Roubaix, mondiaal nog altijd de koers met de grootste uitstraling. Dáárom ging ik onlangs ook twee dagen op pad met Global Cycling Network ( een populair onlineplatform over wielrennen, nvdr) en ex-prof/interviewer Bernie Eisel. Voor een terugblik op mijn carrière, in de reeks Legends. ‘

Zelfs voor Britse wielericonen als Bradley Wiggins en Mark Cavendish ben jij nog altijd een held. Wiggins wilde in 2018 alleen naar de uitreiking van de Kristallen Fiets komen als hij aan jouw tafel kon zitten. En Cavendish schreef begin dit jaar een ode aan jou op Instagram.

MUSEEUW: ‘Dat Bradley mij zo bewonderde, wist ik niet. Tot mijn zoon Stefano hem, als zijn idool, eens wilde ontmoeten. Dus belde ik net voor Wiggins’ laatste Parijs-Roubaix ( 2015, nvdr) naar Servais Knaven ( Museeuws ex-ploegmaat en Team Skyploegleider, nvdr). ‘Geen probleem, kom maar af.’ Wiggins had zelfs een trui met handtekening klaargelegd voor Stefano. En ik had bier meegenomen! Dat liet hij zich smaken. ( lacht) Ook bij Cavendish ben ik het pas te weten gekomen toen hij dat in een artikel vermeldde. Leuk, toch?’

Ben je een even grote held voor de tieners en jonge twintigers van vandaag?

MUSEEUW: ‘Voor hen zijn dat Mathieu van der Poel, Wout van Aert, Peter Sagan, hé. Met die jongeren heb ik ook minder contact dan met de mensen van tussen de veertig en zestig, het doelpubliek van mijn fietsvakanties. Maar als ik tijdens de ploegstage van Deceuninck-Quick-Step aanschuif aan het buffet, herkennen de meeste renners mij wel.’

Kent Remco Evenepoel alle verhalen over Museeuw?

MUSEEUW: ‘Niet alles uiteraard, wel de grote lijnen. Ik heb dan ook nog met Patrick, zijn pa, gekoerst. En in gesprekken met Remco, zoals onlangs op stage, blik ik weleens terug op mijn carrière. Al geef ik hem vooral raad mee: over hoe je moet blijven focussen, hoe je alle roem moet relativeren…

‘Niet simpel, gezien de hype, al op zijn twintigste. Op de ploegvoorstelling van Deceuninck-Quick-Step stonden víjftig cameraploegen, voor Alaphilippe, maar vooral voor Remco. Dat nóg tien jaar volhouden, in die spotlights… Kijk hoe Sagan, pas dertig jaar, langzaam wegzakt. Gelukkig is Remco bij Patrick Lefevere in goeie handen.’

Wanneer heb jij beseft dat roem vergankelijk is?

MUSEEUW: ‘Vrij vroeg. Toen ik in de Tour van 1993 de gele trui veroverde, klampten tientallen mensen mij aan. Een veel groter ex-kampioen als Freddy Maertens liep er ook rond, maar níémand keek naar hem om. Toen al dacht ik: dat kan mij ook nog overkomen. Later heb ik nog tal van zulke voorbeelden gezien: hoe Eddy Planckaert, de vedette voor wie ik als neoprof gereden had, na zijn carrière berooid achterbleef door het failliet van zijn houtbedrijf. Hoe nog een ex-ploegmaat, Johan Bruyneel, en Lance Armstrong jaren werden bejubeld en daarna werden uitgespuwd.’

Mocht ik nu koersen, zou ik niet meer zo in die cocon leven.’ Johan Museeuw

Een verschil met Evenepoel: de aandacht wordt nog verdeeld over Van Aert, Lampaert, Gilbert, Van Avermaet…, terwijl begin/halfweg de jaren negentig álle spotlights op jou gericht waren, als de redder van het vaderlandse wielrennen. Zelfs als een van de weinige toppers in de Belgische sport.

MUSEEUW: ‘Wereldvoetballers à la Hazard en De Bruyne hadden we nog niet, hé. Maar ook geen Derwael, Goffin, Thiam, Meesseman of toppers in het hockey… En andere kampioenen als Deburghgraeve, Vandecaveye, Werbrouck, Van Lierde… traden slechts één, twee keer per jaar – op EK’s, WK’s, de Spelen – voor het voetlicht.

‘Met die nuance dat de media-aandacht toen minder groot was dan nu – het internet stond zelfs nog in zijn kinderschoenen. Als enige topper werd elke scheet van mij echter opgeblazen. Wij hadden ook geen persverantwoordelijke in de ploeg, hé. Journalisten belden me ’s avonds gewoon op. Telkens weer moest ik hetzelfde vertellen.’

Je was ook geen dankbaar figuur om te interviewen.

MUSEEUW: ‘Een artikel meer of minder, dat kon me geen fluit schelen. Elke minuut dat ik daaraan moest besteden, was een minuut dat ik minder kon rusten. Zo maniakaal focuste ik op mijn vak. Niemand binnen de ploeg zei ook dat het anders moest. Mediatraining? Nooit gekregen. Waarom ook: ik won elk jaar een klassieker en met die publicitaire return waren de sponsors gelukkig.

‘Spijt heb ik daar niet van, omdat ik vond dat het zo moest. Maar mocht ik nu koersen, zou ik het niet meer doen, zo in die cocon leven. Omdat het niet meer kán. Omgaan met de pers, met sociale media, is nu een essentieel onderdeel van het bestaan als coureur.’

Door die stugge houding tegen journalisten ontstond ook een verkeerd beeld van Museeuw, als de stille, verlegen West-Vlaming.

MUSEEUW: ‘Terwijl ik nochtans graag grappen en plezier maakte. Als neoprof heb ik nog een kannetje melk over het hoofd van Eddy Planckaert gegoten, omdat die boter aan mijn neus gewreven had. En op de gepaste momenten werd ik weleens dronken. Maar die jolige kant liet ik nooit zien voor de camera’s. Geen behoefte aan.’

Nog een misvatting: Museeuw die zijn succes voorál dankte aan zijn spartaans trainingsregime, niet aan zijn talent. Omdat je het zélf vele keren herhaalde.

MUSEEUW: ‘Te bescheiden, zeker. Ik wás dan ook geen Merckx of De Vlaeminck, maar met alleen trainen bouw je niet zo’n palmares als het mijne uit – het was een combinatie van. Ik had vooral een grote motor waardoor ik héél veel kon trainen. Zelfs nu, op mijn 54e voel ik dat nog, dat ik een ‘speciaal’ lichaam heb. Tijdens fietsvakanties kan ik een grotere belasting aan dan veel leeftijdsgenoten.

‘Ik had die trainingen ook nodig om mentaal klaar te zijn voor de klassiekers. Al kende ik mijn lichaam wel perfect. Raakte ik vermoeid, dan stond ik tijdig op de rem. Soms trainde ik bij tot 300 kilometer, voor de Ronde of Parijs-Roubaix, of zoals de woensdag voor het WK in Lugano. Maar soms ook niet, afhankelijk van mijn gevoel.’

Hoe anders trainde jij in vergelijking met de huidige generatie?

MUSEEUW: ‘Niet compleet anders. Alleen zijn de trainingen nu meer gestructureerd, heeft alles een flashy naam. Elke training, na twee of zeven uur, sloot ik bijvoorbeeld af met een halfuur op de rollen, spieren losrijden, zoals ik ook élke avond een halfuur stretchte. Nu heet dat cooling down en corestability. En als renners nu in blokken trainen, op explosiviteit, soms meerdere sessies per dag, dan deed ik dat tijdens één lange duurtraining in de Vlaamse Ardennen: x keer na elkaar, op de grote plateau, een helling naar boven knallen. Of ik liet mijn vader op de brommer vijftig kilometer per uur rijden en ging er vijf minuten naast fietsen, om op het einde weg te sprinten.

‘De krachttraining van tegenwoordig, in de fitness, deed ik, zoals Freddy Maertens indertijd, in de duinen aan zee. In het zand vele malen naar boven lopen, tot mijn benen ontploften. Meer improvisatie dan de datatrainingen van nu, maar daarom niet minder goed. Vanaf 1995 heb ik bij Mapei wel iets gerichter getraind, in hartslagzones, op basis van de lactaattesten in het fameuze Mapeicentrum in Milaan. Revolutionair toen, maar zó veel verschilde dat niet met mijn trainingen de jaren ervoor.’

Heb je nog je trainingsschriftje waarin je alles opschreef: kilometers, gewicht, ochtendpols, slaapkwaliteit…?

MUSEEUW: ‘Ja. Dat was Strava en TrainingPeaks ( onlinetrainingsplatformen, nvdr) avant la lettre, maar op papier. Ik steek het zelfs soms onder Stefano’s neus. En dan vertel ik over mijn zwaarste trainingen, achter de derny van mijn pa. Vaak pas beslist de avond ervoor, na het weerbericht. Als Armand Pien geen regen voorspelde, belde ik naar mijn vader: ‘Pa, morgen zijn we weg, voor een uur of zes, zeven.’ Die derny moest onderweg dan wel tanken. Dus stond mijn moeder op een afgesproken punt, met een kanneke naft, twee bidons met drank en wat rijsttaartjes. Mijn vader heeft tijdens die ritten ook afgezien, hoor. Dat ervaar ik nu, als ik met de brommer voor Stefano rijd. Al véél kou gehad, én een slapend achterwerk.’ ( lacht)

De zwaarste trainingen waren achter de derny van mijn pa. Op een afgesproken punt stond mijn moeder, met een kanneke naft, twee bidons en wat rijsttaartjes.’ Johan Museeuw

Is jouw vader de belangrijkste persoon geweest in je carrière?

MUSEEUW: ‘Toen ik als jeugdrenner het fietsen combineerde met een job in de garage van mijn vader, heeft hij me geleerd wat discipline is. Ook later, op financieel vlak. In mijn gloriejaren wilde ik eens een Ferrari kopen. ‘Johan, ben je zot!? We gaan investeren in appartementen!’ Gelijk had hij, want dat heeft me veel meer opgebracht. En volgens die discipline leef ik nog altijd. Ik heb nu wél een Porsche, maar pas sinds mijn vijftigste. En verder doe ik nooit zotte dingen.

‘Pa was dus zeer belangrijk, maar ik wil ook Patrick Lefevere, verzorger Dirk Nachtergaele, dokter Yvan Vanmol en vooral Veronique, mijn ex-vrouw, niet tekortdoen. Zij heeft jarenlang alles opgeofferd voor mij, alleen de kinderen opgevoed ook. Want áls ik eens thuis was, deed ik níks – zelfs niet het gras afrijden. Dat maniakale heeft voor deel mijn huwelijk gekost. Heb ik daarvan spijt? Neen. Van niets in mijn carrière trouwens. Voor alle opofferingen heb ik ook veel teruggekregen.’

Ook geen spijt van hoe je carrière op een valse noot geëindigd is? Je had vroeger kunnen/moeten stoppen.

MUSEEUW: ‘Na 2002 voelde ik dat het fysiek bergaf begon te gaan. Om in 2003 de Omloop Het Volk te winnen moest ik me driedubbel plooien om solo stand te houden. Toen besefte ik: de Ronde of Parijs-Roubaix, dat wordt moeilijk.

‘Eigenlijk had ik dan al profrenner af moeten zijn. In 2002 won ik in Roubaix met ruim drie minuten voorsprong, toonde ik symbolisch tien vingers voor evenveel Wereldbekeroverwinningen. Het perfecte einde. Dat zat ook zo in mijn hoofd toen ik richting de piste reed. Maar daar was de euforie zó groot… En dan denk je: ik ga er élf winnen! Dat heb ik effectief gedaan, in Hamburg, later dat jaar. Maar wie weet dat nog?

‘Stoppen met iets dat ik nog zo graag deed, kon ik echter niet. Niemand die me dat, gezien mijn publicitaire waarde, ook zei. Bovendien was ik totaal niet voorbereid op een nieuw leven. Je moet dus het hele plaatje bekijken: ik heb nog twee jaar goed verdiend én heb nog twee jaar plezier gehad.’

Ondanks de dopingzaak die toen jouw imago fel heeft besmeurd?

MUSEEUW: ‘Iedereen weet intussen dat onze generatie ‘duister’ was, waarom dat nog eens oprakelen? Zoals Rudy Pevenage onlangs in zijn boek… Dat heeft toch geen enkele meerwaarde? Ik hoop alleen dat deze generatie renners anders is, dat wij een les geweest zijn voor hen.

‘Ik ben wel trots dat ik niemand in mijn val meegesleurd heb. Zo kan ik nu iedereen recht in de ogen kijken en ben ik overal welkom. Dat is mij veel meer waard.’

Mede omdat jij jouw ploegmaats altijd veel gegund hebt, zelfs minstens één Parijs-Roubaix.

MUSEEUW: ‘Toen Knaven won, in 2001, zei ik in de finale: ‘Servais, open de koers maar.’ Hij demarreerde, de rest bleef zitten, en daarna heb ik afgestopt, terwijl ik superbenen had. Ook daar heb ik geen spijt van. Nu kan ik Servais bellen en zorgt hij ervoor dat ik met mijn zoon Bradley Wiggins kan ontmoeten.’

Je had nu wel mederecordhouder kunnen zijn in Parijs-Roubaix.

MUSEEUW: ‘Met wat meer egoïsme allicht wel, ja. Maar was ik dan nu gelúkkiger? Neen. Je moet leren tevreden zijn met wat je hebt.’

Wat mag er op jouw grafsteen steen, naast De Leeuw?’

MUSEEUW: ‘Het meest trots – nog meer dan op mijn zeges – ben ik op de manier waarop ik teruggevochten heb. Na die bijna beenamputatie ( door de val in Parijs-Roubaix 1998, nvdr), en na het hersentrauma en acht dagen coma ( door een motorongeval in 2000, nvdr). Twee keer gevochten tegen het leven, twee keer gewonnen, en opnieuw aan de top geraakt.

‘Nochtans had ik kunnen stoppen, want de kans dat ik zou terugkeren was miniem, zeiden de dokters. Ik had zelfs een verzekering kunnen opnemen waardoor ik voor de rest van mijn leven betaald zou worden. Geld was echter nooit mijn drijfveer. Daarom ben ik al die jaren trouwens ook bij Patrick Lefevere gebleven, terwijl ik bij andere teams meer kon verdienen.’

Wat was die drijfveer dan wel?

MUSEEUW: ‘Simpel: de liefde voor de fiets, weer op topniveau kunnen koersen. Elke dag zei ik in de spiegel: ‘Johan, het gaat lukken’, ook al had ik véél slechte dagen. In Parijs-Tours, een van mijn eerste koersen na de val in Roubaix, moest ik op dertig kilometer van de finish lossen, met de camera’s erop. Pijnlijk, maar ik pompte me moed in: volgend jaar sta ik er weer! En dat was ook zo.’

Hebben die twee comebacks je geholpen toen je voor en na je dopingbekentenis in 2007 opnieuw door een dal moest?

MUSEEUW: ‘Zeker, ik was mentaal gehard. Al zat ik, hoewel die bekentenis een verlossing bleek, toen ook diep. Twee jaar lang heb ik me moeten ‘verstoppen’, want velen wilden/mochten mij niet meer zien. Ook dan, voor de derde maal, heb ik gevochten tegen het leven. Niet tegen fysieke pijn, maar tegen verdriet, ontgoocheling… Toch heb ik ook die strijd gewonnen. Zónder hulp van anderen, of een psycholoog. Dat werd mij nochtans aangeraden, maar ik wou het, als binnenvetter, op mijn manier doen: alleen, zodat mijn naasten er ook niet onder zouden lijden.’

Wat heeft je daarbij geholpen?

MUSEEUW: ‘Opnieuw: de liefde voor de fiets. Ik kwam, mede door die fietsvakanties, weer in aanraking met mensen die die liefde delen. Dat gaf me, en nog altijd, voldoening: hen een leuke dag bezorgen, hen even laten beleven wat het is om profrenner te zijn. Zo kreeg ik weer zelfvertrouwen, begon ik opnieuw in mezelf te geloven.’

En zie waar je vandaag, op je 54e, staat: gelukkiger dan ooit.

MUSEEUW: ‘Zoals ik al zei: het leven is een aaneenschakeling van ups-and-downs. Hopelijk duurt deze up nog heel lang.’ ( lacht)

Johan Museeuw, de schrijver

Toen Johan Museeuw na zijn dopingbekentenis gemeden werd, had hij, naast de fiets, nog een manier om alles te verwerken: schrijven. ‘Ik ben daar al op het einde van mijn carrière mee begonnen, en doe dat nog altijd. In een groot, vuistdik notitieboekje, met een lintje ertussen.

‘Mijn hoofd is dan wel van beton, maar mijn hart is boterzacht. En dus schrijf ik in dat boekje over mijn gedachten en gevoelens, over vreugde en verdriet, over positieve en negatieve belevenissen, de lessen des levens. In korte zinnen – ik ben niet de grootste schrijver – , maar het is wel een mooie leidraad doorheen de voorbije bijna twintig jaar.

‘Niet dat ik veel herlees, ik vul meestal gewoon aan. Maar als ik terugblader, weet ik nog bij elke passage waarover het gaat. Je zou er een mooi boek van kunnen maken – ik krijg geregeld zo’n aanbod van auteurs en uitgevers – maar zulke persoonlijke zaken houd ik liever voor mezelf. Het is míjn boek, van niemand anders. Het ligt zelfs op een plaats waar niemand het kan vinden. Alleen mijn kinderen zullen het na mijn dood kunnen lezen. En er misschien iets uit leren.’

Johan Museeuw

Geboren

13/10/1965

Varsenare

Palmares

3x Ronde van Vlaanderen (1993, 1995, 1998)

3x Parijs-Roubaix (1996, 2000, 2002)

1x Amstel Gold Race (1994)

1x WK (1996)

Johan Museeuw: 'Ik heb van niets in mijn carrière spijt. Voor alle opofferingen heb ik ook veel teruggekregen.'
Johan Museeuw: ‘Ik heb van niets in mijn carrière spijt. Voor alle opofferingen heb ik ook veel teruggekregen.’© INGE KINNET
'Ik heb driemaal gevochten tegen het leven'
© INGE KINNET
Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content