Het golfterrein van Keerbergen, naast het meer, strekt zich uit onder de eerste warme ochtendzon van het jaar. Hier gebeurt het dat Michel Preud’homme in alle vroegte de stramme spieren losslaat, alvorens hij naar zijn werk rijdt in Luik. Zijn werk, dat is nog altijd Standard, waar hij technisch directeur is, al kan het dat daar de laatste tijd verwarring over is ontstaan. Sinds hij in de profliga de werkgroep aanvoert die werkt aan de bescherming van de jeugdopleiding, lijkt zijn status als bobo in spe spectaculair te zijn toegenomen. “Ik hoor niet graag dat men zegt : de werkgroep-Preud’homme. Het is een werkgroep van de profliga. Oké, ik heb het voorzitterschap gekregen, maar er werken andere mensen aan mee, van wie sommige, zoals Herman Wijnants en Jean-Marie Philips, zelfs heel veel.”

Waarom heb je de opdracht aanvaard ?

Michel Preud’homme : “Onze jeugd vertrekt massaal naar het buitenland. Ik had een paar keer aan de alarmbel getrokken in de profliga en de vraag gesteld : hoe kunnen wij ze hier houden ? Hoe kunnen we ze in onze eerste ploegen brengen, ze beter opleiden ook ? Op een bepaald moment diende Jean-Marie Philips een voorstel in, wat tot de oprichting van de werkgroep heeft geleid. Toen kwam de klacht van Aimé Anthuenis en wilde plots iedereen er deel van uitmaken. Maar we zijn doorgegaan met wie zich van bij het begin hadden aangemeld.”

Zonder Club Brugge dus, dat geen zin had in een ‘mission impossible’.

“Ik weet niet wat de reden was. Als je niet wil komen, is dat voor ons oké. Hoe moeilijk het ook is, we moeten het proberen. Als wij het niet doen, wie dan wel ?”

Had jij verwacht te staan waar je nu staat ?

“Toen we eraan begonnen, hadden we geen idee van wat de oplossingen waren. Daarom hebben we het debat met een panel van buitenstaanders – advocaten, journalisten, vakbondsmensen – heel breed gehouden. Wij wilden de grenzen aftasten van wat kon en wat niet. Wij wilden ook de gevoeligheden van de clubs naar jullie overbrengen. Zo is het uiteindelijk een heel fundamenteel debat geworden. Dat verwacht je niet in het begin. Nu ben ik bang dat alles toegespitst wordt op de splitsing van de bond, terwijl dat maar een onderdeel is van het plan. Het is een middel : de splitsing zonder al de rest, waarvan het jeugdfonds misschien wel het allerbelangrijkste is, interesseert mij absoluut niet.”

Had je persoonlijke ambities ?

“Absoluut niet. Ik werk voor Standard en zie daar elke dag dezelfde problemen. Alleen kan je ze niet veranderen. Daarom heb ik de opdracht aanvaard. Dan moet je er werk van maken ook en tijd vrijmaken. Standard geeft me die ruimte, maar al mijn vrije tijd, de vrijdagavond en de zaterdag, gaan eraan op. Omdat ik goesting heb om iets te verbeteren.”

Op de eerste panelbijeenkomst hadden jullie het letterlijk nog over “een verkapte vorm van transfervergoeding”. Dat viel zwaar tegen van een jonge beleidsmaker als jij.

“Ik weet het, ik heb dat gevoeld. Het was uit onmacht. Toen we met de werkgroep begonnen, hadden we geen oplossingen. We zaten met een probleem dat we vroeger, in het oude systeem, niet hadden. Dus dachten we : kunnen we dat systeem niet gewoon terughalen ? Het antwoord kwam direct : neen. We hadden het ons gemakkelijker kunnen maken door andere mensen dan de advocaten Maeschalck of Misson in het panel op te nemen, maar wij wilden een oplossing met deze mensen, omdat we wisten dat het dan een goede oplossing zou zijn. Niet omdat we op publiciteit of goodwill uit waren.”

Misson betreurde al dat hij vroeger mee Belgische spelers naar het buitenland heeft gebracht.

“Voilà. Dat betekent dat hij ook iets van ons heeft opgepikt. We hebben allemaal een beetje onze oogkleppen afgelegd. Zo kom je tot oplossingen, maar er is nog veel werk. We zullen iedereen nodig hebben.”

Vlaams minister van Sport Bert Anciaux steekt alvast alle handen die hij heeft tegelijk uit. Bondsvoorzitter Jan Peeters was daar vreemd genoeg niet gelukkig mee.

“Ik weet dat ze met elkaar hebben gesproken. Jan Peeters kan niet vlakaf zeggen ‘oké’, want de bond bestaat uit veel liga’s. Hij kan alleen zeggen dat hij het intern zal bespreken. Trouwens, zijn plan toen hij bondsvoorzitter werd, dat ging toch ook in die richting ? Hem moet je dus niet overtuigen, denk ik. Laten we vooral niet te hard van stapel lopen : ik heb liever dat alles een jaar later gebeurt, dan dat het op een slechte manier moet. Als je het plan goed bekijkt, moet je toegeven dat het interessant is voor alle clubs, van eerste klasse tot vierde provinciale. Als we dat goed uitleggen in het uitvoerend comité, zal iedereen dat wel beseffen ook.”

Niemand die beter is geplaatst dan jij om het door het uitvoerend comité te loodsen. Je zit ook in het geheime strategisch comité.

“Wij spreken daar niet over. We zijn met zes mensen die zich de bond over vijf à tien jaar proberen voor te stellen. Hoe hij in de toekomst moet functioneren als een modern bedrijf. Het comité is op de hoogte van ons plan.”

Word jij de redder van ons voetbal ?

“Nee, nee, alleen ga je altijd kapot. Misschien heeft Michel Preud’homme meer het imago om dit naar buiten te brengen, maar het is het werk van meerdere mensen van goede wil. Weet je, ik persoonlijk heb niks nodig. Maar ik wil wel helpen. Als ik me nuttig kan maken, wil ik het graag doen. Ik zoek niets, zoals toen ik voetballer was en de beste keeper van de wereld wilde zijn. Nu werk ik voor het goede doel. Als de mensen dit een goed project vinden, schenkt me dat voldoening. Als men op een bepaald moment denkt mij ergens nodig te hebben, zal ik onderzoeken of ik dat echt wil.”

Voorzitter van de technische commissie.

“Wat doet Karel Vertongen ? Vergaderen met allerlei mensen, maar hij kiest niet de bondscoach, noch de structuur waarin de nationale ploeg moet werken en hij praat niet met de opleiders. Het is vooral een administratieve functie. Misschien dat het met een andere structuur iets voor Michel Preud’homme zou zijn, maar nu niet. Ik wil sportieve verantwoordelijkheid dragen. Volgens mij kun je dit zelfs combineren met een functie in een club.”

Na je terugkeer uit Portugal probeerde je het eerst als trainer bij Standard, maar dat werd geen onverdeeld succes. Waarom heeft het maar anderhalf jaar geduurd ?

“Nou, zo slecht was het ook niet. De eerste zes maanden eindigden we als derde en in mijn tweede zes maanden stonden we halfweg eerste, samen met Club Brugge. Dat was de club sinds lang niet meer overkomen. Uiteindelijk werden we dat seizoen vijfde, na veel blessures en ruzies tussen enkele spelers en de club. Bon, ik kon het dus, maar ik had niet het gevoel op dat moment dat ik het echt wilde. Bij Benfica was ik tenslotte ook begonnen als sportdirecteur. Trainer zijn ís plezant, maar ik kan het moeilijk aanvaarden dat spelers niet altijd alles geven. Door een kleinigheid kunnen de mooie momenten die je zeker hebt, soms helemaal omslaan en dat haat ik.

“Ik wilde het dus niet meer doen en dacht me elders nuttiger te kunnen maken. Had ik aan geld gedacht of aan een carrière, dan was ik trainer gebleven, want trainers zijn de best betaalde – tussen aanhalingstekens – bestuurders. Ik wilde ook een ander leven leiden, rustiger, maar dat is niet gelukt ( lacht). Als ik aan iets begin, doe ik het altijd honderd procent : dat is mijn probleem. Als ik zie dat dit op termijn hopeloos is, zeg ik misschien op een dag : ik word opnieuw trainer. En dan zal ik echt niet meer denken aan het algemeen belang.”

Als technisch directeur, wordt dan gezegd, loop je aan het handje van Luciano D’Onofrio.

“Ik heb dat een paar keer gelezen, ja. Dan moet je maar eens komen kijken hoe het er in werkelijkheid aan toegaat. Ik heb altijd respect gehad voor de hiërarchie. Mensen die hun geld ergens inpompen, daar mag je niet mee spelen. Ik mag Standard niet in moeilijkheden brengen, dus heb ik hun akkoord altijd nodig. Bovendien is D’Onofrio iemand die heel veel van voetbal kent. Het zou dom zijn van een technisch directeur met zo’n vice-voorzitter om daar geen gebruik van te maken. Waarom zou ik tegen mensen ingaan als ik vind dat ze goed werken ? Ben ik, als ik niet tegen D’Onofrio inga, zijn marionet ? Zo zit het leven toch niet in elkaar. Ik voel me goed op Standard en ik weet dat ik er mag blijven zolang ik wil. De charme is dat we heel snel beslissingen kunnen nemen met drie mensen – D’Onofrio, Pierre François en ik. Korte lijnen.”

D’Onofrio heeft een reputatie als makelaar. Uitgerekend uit zijn club komt dan de man die een werkgroep over de bescherming van de jeugdopleiding gaat leiden. Dat moet je eens uitleggen.

“Wij ondervinden dat de stap van de jeugd naar de eerste ploeg heel groot is bij ons. Onze jeugd is niet altijd goed voorbereid op die laatste stap. En als ze er toch het talent voor hebben, zijn ze weg. Je betaalt dus voor iets dat je nog niet hebt, voor iemand die misschién een goede speler wordt voor je eerste ploeg. Wij hebben op een bepaald moment ons jeugdbudget teruggebracht van 1 miljoen euro naar 700.000 euro. ‘Dat kunnen we toch niet doen ?’ was mijn reactie ( lacht), maar D’Onofrio zei me dat hij dat geld liever gebruikte om elders goede spelers te kopen. Wij zijn geen middenmoter en er moet direct resultaat zijn ook. Dan is de vraag : wat heeft de opleiding ons al opgeleverd ? Walasiak, Tchité, misschien Oussalah. Legear is naar Anderlecht en een andere speler naar Rijsel. Maar als ik mag kiezen, dan is een Belg altijd eerste keus. Kijk maar naar Karel Geraerts.”

Volgens Michel Sablon, technisch directeur van de KBVB, is er niks mis met de opleiding, maar verzuimen de clubs om het aanwezige talent te gebruiken.

“( Zucht.) Wie uiteindelijk kan dat beter bepalen dan wij ? Misschien is wat Sablon zegt waar voor de clubs die lager spelen, maar Standard, Anderlecht, Brugge en Genk, de clubs met ambitie, kunnen spelers geen tien wedstrijden de tijd geven om zich aan te passen. Als je dan in het buitenland een speler met talent kan gaan halen, waar misschien ook twijfels over bestaan, maar die al wat ervaring heeft en die niet duurder is, dan doe je dat. Maar misschien is het totaal verkeerd, hoor.”

Wat is eigenlijk het probleem : te veel buitenlanders of te weinig goede Belgen ? Volgens Ariël Jacobs zijn de zogenaamde derderangs-Fransen van La Louvière gewoon beter dan wat je hier vindt.

“Wij hebben niet genoeg goede Belgen. Of we kunnen ze niet betalen. Een groot aantal van hen zou onze competitie naar een hoger niveau kunnen tillen, maar om financiële redenen trekken ze naar het buitenland. Een ander deel speelt hier wel en heeft de kwaliteiten, maar dat is geen grote groep. Daarvoor is er onvoldoende kwaliteit. Ik ben het dus eens met Ariël. De uitdaging is om spelers beter te maken, waarna we ze toch een paar jaar langer hier moeten kunnen houden. En we moeten proberen onze financiële mogelijkheden op te krikken zodat we toch een paar Belgen uit het buitenland terug naar hier kunnen halen, zoals wij met Deflandre en Léonard hebben gedaan.

“Kijk, wij werken niet slecht. De bond krijgt veel kritiek, maar met wat binnen zijn mogelijkheden ligt, doet hij toch zijn best. Waarom heeft Frankrijk in de jaren zeventig zijn opleidingscentra gebouwd ? Op een bepaald moment gingen de salarissen zo de hoogte in, dat men een bredere basis wilde creëren. Daardoor konden de clubs spelers die een te hoog salaris wilden, gewoon door andere spelers vervangen. Uiteindelijk heeft die bredere basis ervoor gezorgd dat Frankrijk Europees en wereldkampioen werd. En vandaag is het een vijver voor heel Europa. Wij moeten dat, op onze schaal, ook proberen.

“Als je maar één mooie vrouw hebt, wil iedereen ze hebben. Heb je er tien, dan is er één voor iedereen ( lacht). Een bredere basis is goed voor ons allemaal. Ik heb absoluut niets tegen buitenlanders : zoals de Ivorianen van Beveren tikken, dat is schitterend. Maar we moeten waken over het evenwicht en denken aan het imago van onze nationale ploeg. Overigens heeft het ook te maken met mentaliteit. Wie het te gemakkelijk in de schoot geworpen krijgt, moet niet meer vechten om vooruit te komen.”

In de werkgroep is geopperd om bij het ondertekenen van het eerste contract geen makelaars meer toe te laten.

“Ik maak het mee dat je een speler en zijn ouders uitnodigt en zegt : ‘Als je 16 bent, maken we een contract en ga je zoveel verdienen.’ Dikwijls zeggen de ouders dan : ‘Bedankt, Standard is onze club en onze zoon is al zo lang supporter.’ Die mensen zijn dus blij. Maar twee, drie maanden later slaat dat helemaal om als het geld om de hoek komt kijken. Sommige makelaars, die niemand hebben omdat er te weinig goede spelers zijn in België, gaan dan maar naar de jeugd kijken. Ze zien een speler van Standard, stellen hem voor bij Genk bijvoorbeeld, en de wagen is aan het rollen. Ze spelen met onze voeten en dat zouden wij niet mogen laten gebeuren.

“Maar ik voel dat ouders stilaan beseffen dat wie heel jong vertrekt, zelden slaagt. En zeker als je naar het buitenland gaat. Ik was zelf 35 toen ik naar Benfica verhuisde en nog was het niet gemakkelijk. We hebben allemaal gezien hoe Emile Mpenza altijd naar België terugkwam. Het buitenland is de jungle en zeker voor kinderen is het emotioneel niet gemakkelijk.”

Ondertussen gaat het goed met jullie eerste elftal. Hoe komt dat ?

“Omdat we met onze middelen stilaan de juiste manier van werken vinden. Jij hebt het Misson ook horen zeggen : over lengte van jaren bepaalt het budget de rangschikking. Standard heeft het vierde grootste budget : we liggen dichter bij Moeskroen dan bij Anderlecht, Brugge en Genk, maar toch wordt van ons verwacht dat we met hen rivaliseren. Om dat waar te maken moeten wij in de contractbesprekingen vechten voor elke euro. Wij hebben nu een groep gevormd, maar dat doe je niet in één dag. Ik denk niet dat ons beleid slecht is.”

Hoe belangrijk is de derde plaats ?

“We hebben dit seizoen heel veel ervaring opgedaan in de Uefabeker. Ik ben ervan overtuigd dat ons dat nu helpt in het kampioenschap. Financieel win je er niet veel bij, wat niet wegneemt dat we ontgoocheld zouden zijn als we er nu naast grijpen. Vorig jaar zijn we als derde geëindigd, waarna we altijd hebben gezegd : Europees voetbal halen is het doel, want binnen ons budget halen we toch spelers die dat waard zijn. Als je niet de rijkste bent, moet je proberen de slimste te zijn. Misschien dat we zo op termijn wel gevaarlijk worden ( lacht).”

door Jan Hauspie

‘Als voetballer wilde ik de beste keeper van de wereld zijn. Nu werk ik voor het goede doel.’

‘Het buitenland is de jungle. Zeker voor kinderen is het emotioneel niet gemakkelijk.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content