Walter Baseggio is niet de voetballer die zichzelf gauw in vraag stelt. Dat maakt van hem een gemakkelijk doelwit. Toch moet er plaats voor hem zijn bij Anderlecht, als Hugo Broos de tactische keuzes maakt die zich lijken op te dringen.

Na de wedstrijd op Oostende (1-3) was er geen Walter Baseggio meer in de basis bij Anderlecht. Geslachtofferd voor een collectieve wanprestatie. Of toch niet. Want is wat hem voor de voeten wordt geworpen, geen echo van wat al langer op geregelde tijdstippen terugkeert als kritiek aan zijn adres ? Ja, beseft hij. Daags na de nederlaag tegen Inter Mi-laan verdedigt hij zich, rustig maar zelfverzekerd, zonder aan te vallen. Een beetje zoals hij voetbalt.

Samengevat komt het hierop neer.

Na een uur mogen invallen tegen Inter, maar er zo te zien niet op uit het ongelijk van de trainer te bewijzen. Wandelen. Alles behalve gretig. “Maar néén ! Integendeel, ik had er enorme zin in. Zelfs al had ik maar één minuut op het veld gestaan, ik zou het beste van mezelf hebben gegeven. Dat had ik vooraf ook gezegd. Ik had veel balcontacten en heb geprobeerd zo simpel mogelijk te spelen, ook al is bij 0-3 invallen niet gemakkelijk. Als je dan nog scoort, uitgerekend tegen Inter en een mooi doelpunt bovendien, ben je blij. Dus lachte ik en keek direct naar de tribune. Ik zocht mijn manager en mijn vrouw. Zij hadden me vóór de wedstrijd gezegd : ‘Als je invalt, zal je scoren.'”

Precies. Zijn familie en zijn makelaar, Enzo Scifo en Pär Zetterberg, de supporters en de Franstalige pers : allemaal knuffelen ze hem dood. Overbeschermd is hij. “De supporters en mijn familie hebben me altijd gesteund. Het is voor een voetballer bijzonder belangrijk dat hij een vrouw heeft die achter hem staat. Die heb ik. Ik wil iedereen bedanken die mij steunt.” Hij moet voor de spiegel gaan staan, vindt Hugo Broos. “Daar ben ik niets mee. Als iemand in de spiegel moet kijken, wil dat zeggen dat hij ontgoocheld is over zichzelf. Ik héb mezelf niet ontgoocheld : elke keer als ik het terrein ben opgestapt, heb ik het maximum gegeven. Dat is, vind ik, het allerbelangrijkste.”

En toch tegelijkertijd ook uit de nationale ploeg verwijderd. Het zou hem tot bezinning moeten aanzetten. “De nationale ploeg heeft hier niets mee te maken. Dat is iets totaal anders. Een andere coach ook. Er zijn genoeg spelers in Europa die het fantastisch doen in hun club, maar die niet in hun nationale ploeg staan : Del Piero en See-dorf, om maar die twee te noemen.”

Negen seizoenen nu al in de A-kern. Té erg op zijn gemak. “Ik hou van deze club, maar dat ik gauw tevreden ben, is niet waar. Ik ben ook niet toe aan een nieuwe uitdaging, ik héb er namelijk nog altijd één : in Italië spelen. Hopelijk lukt het op een dag, maar gemakkelijk zal het niet zijn. Ik wil alleen in goede omstandigheden vertrekken. Niet naar om het even welke club. Elk jaar zijn er wel een paar die tegen zware financiële problemen aankijken. Dat wil ik niet meemaken.”

Hij heeft het nodig om af en toe wakker geschud te worden. “Niémand hoeft mij wakker te schudden ! Ik voel me goed. Iedere trainer die hier komt, vindt het blijkbaar nodig me dat te zeggen. Geen probleem. Elk jaar keert het ook terug hoe goed ik wel was in de Champions League vier jaar geleden. Het zij zo. Ik besteed er allemaal niet veel aandacht aan. Mijn belangrijkste barometer ben ikzelf.”

Hij zou, ten slotte, niet gedisciplineerd genoeg zijn, zijn dieet verwaarlozen en zijn gewicht weer niet onder controle kunnen houden. “Pfff, daar hebben we het weer… Mijn gewicht is hetzelfde als vorig jaar. En als vier jaar geleden. Waar hebben we het dus over ? Ik word elke maand gecontroleerd, er is niks aan de hand.”

Zijn probleem lijkt te zijn dat hij alleen in een zeer specifieke rol bruikbaar is. Iets tussen verdedigende en aanvallende middenvelder. Net iets meer verdedigend nog dan aanvallend. Toch ziet Hugo Broos, vrijwel als enige nog op Anderlecht, vooral de tweede rol voor hem weggelegd. Vanwege zijn goede kopspel en dito afstandsschot wil de trainer hem gevaarlijker zien. De praktijk leert dat zijn allergrootste kwaliteit, zijn lange pass, dan wordt uitgeschakeld en Baseggio onzichtbaar wordt.

“De trainer wil dat ik verdedig én aanval, voortdurend in beweging ben, de laatste pass geef én in de zestien meter kom. Dat kan ik niet allemaal tegelijk, dat is niet vol te houden. Zeker niet in een 4-2-4, ook niet voor Besnik ( Hasi, nvdr). Van hem verwacht men toch ook niet dat hij mee aanvalt ? Cambiasso bij Inter gaat ook niet mee naar voren : hij laat de bal gaan en blijft in zijn positie. Pirlo bij Milan komt geen drie keer in een match voor het doel van de tegenstander. Het Italiaanse voetbal is uitermate georganiseerd. Dat is het voetbal waar ik vooral naar kijk.”

Het gaat er niet alleen om, zegt hij, of hij het kan of niet, wat Broos van hem verlangt. “Ons probleem is ook dat we met vier aanvallers spelen. Bij balverlies staan we vaak tegen een overmacht. Bart Goor was niet de offensieve buitenspeler die Wilhelmsson is. Als je ging, wist je dat hij voor dekking zorgde. Nu hebben we uitstekende spelers, maar we missen een beetje evenwicht. Op de flanken wordt er veel minder verdedigd. Tegen Belgische ploegen vangen we dat meestal nog wel op, maar niet in de Champions League. Daar zijn de tegenstanders slimmer. Vaak hebben ze ook meer ervaring.”

Zijn beste wedstrijden, zegt hij, speelde hij onder Jean Dockx en Aimé Anthuenis als schokbreker voor de verdediging. Meestal met nog een balafpakker naast zich en een aanspeelpunt voor zich. Zo is hij het ook altijd gewoon geweest als jeugdspeler, waar hij langs alle kanten omringd werd door lopers en brekers en zich zo ten volle kon uitleven. Het is wel veel gevraagd natuurlijk, om dat in het moderne voetbal nog te verlangen. “Het is mijn spel om de bal te laten gaan, snel en simpel te spelen, in één of twee tijden. De bal in de ploeg houden is het belangrijkste. Ons probleem tegen Inter was dat we hem al na drie passes telkens weer verloren.”

De ochtend na de afgang tegen Inter zat Luca Pelizzon, de jonge Italiaanse advocaat die hij zijn manager noemt, bij Herman Van Holsbeeck. Aan de vooravond van het duel hadden speler en zakwaarnemer al een onderhoud met Hugo Broos. Dat is vooruitgang, want tot voor kort vernam de speler Broos’ grieven slechts uit de kranten. “Ik heb liever dat ze het mij in mijn gezicht zeggen. Nu hebben we toch al twee, drie keer gepraat.” Resultaat ? Ontwijkend, maar vastberaden : “Ik ben niet slechter dan in het begin van het seizoen. Ik heb ook nooit aan mijn kwaliteiten getwijfeld. Het belangrijkste is : werken. Ze zullen mij nog nodig hebben.”

Bij Anderlecht valt te beluisteren dat als Baseggio zich van geen kwaad bewust is, hij een probleem heeft. Maar, vindt de speler, of hij weer in het elftal komt en blijft, hangt af van de trainer. Niet van hem. “Ik ben kalm, erg kalm zelfs. Dit zal mij niet veranderen, ik blijf dezelfde Walter Baseggio. Als mensen willen, zullen ze altijd iets vinden. Dit lijkt wel elk jaar terug te keren. Ik weet niet waarom, ik weet ook niet wat het is. Vreemd. Maar zo is voetbal, zeker in een grote club als Anderlecht. Ik moet dit aanvaarden. Dat doe ik ook. Ik ben niet uit op revanche, want dat leidt alleen maar tot problemen. Dus blijf ik kalm en werk ik hard, wat méér kan ik doen ? Ik heb mezelf niets te verwijten. Het is de trainer die beslist.”

door Jan Hauspie

‘Ons probleem is dat we met vier aanvallers spelen. Dan mis je evenwicht.’

‘Mijn belangrijkste barometer ben ikzelf.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content