Wat een knie lijden kan. Twaalf keer al ging het mes in de rechter van Frank Dauwen. ‘Eigenlijk heb ik schrik om te weten hoe het later zal zijn.’

Frank Dauwen : “Toen we onlangs met tests mijn ideaal trainingsgewicht aan het zoeken waren, zei de kinesist nog : het is niet te snappen dat jij nog kan voetballen met zó’n knie. Links heb ik totaal geen last, maar rechts, dat is eigenlijk geen normale knie : ik mis voor- en achteraan een spier en dat verschil in kracht voel ik heel goed als ik bijvoorbeeld moet springen. Ik moet altijd met mijn linkerbeen afzetten, want als ik rechts afzet, kom ik bijna niet meer van de grond. Eigenlijk hebben de dokters zelfs getwijfeld om mij te verplichten er helemaal mee te stoppen, want, zeiden ze, ik heb eigenlijk te veel meegemaakt om nog aan topsport te doen.

“Maar ik heb nu eenmaal altijd een enorme drang gevoeld om te voetballen. Die drang heeft mij ook door de zwaarste periodes heen geholpen. Ik kan je verzekeren dat er na de dertiende, veertiende operatie een enorme wil moet zijn om nog te willen terugvechten. Want je weet ook niet op voorhand óf je nog zal kunnen voetballen. Die negen maanden revalidatie bijvoorbeeld die ze me na mijn tweede operatie voorstelden, waren heel zwaar. Zeker omdat ze na acht maanden zeiden dat ik mijn mediale band moest laten verstevigen. Dan kwamen er nog eens drie, vier maanden bij, terwijl je dus al bijna een jaar bezig bent.

“De allereerste kijkoperatie herinner ik me nog heel goed : ik was toen zeventien, ik mocht nog niet met de auto rijden en ik moest naar Pellenberg, waardoor ik bij mijn broer ben blijven slapen in Bekkevoort. In die periode hebben ze twee of drie keer de meniscus genaaid. Ze zeiden : als we die meniscus er nu al uithalen, ga je nadien problemen krijgen met je knie ( lachje).”

“De eerste keer dat ik echt problemen kreeg met mijn knie, was toen we met Gent Europees speelden. Thuis tegen Moskou deed ik op het eind nog een tackle met de tip van de voet. Toen is mijn mediale band beginnen te verrekken. Ik herinner me dat het de drie daaropvolgende maanden altijd op het randje af was : ik moest altijd met een tape spelen. Want je kent dat : het gaat dan goed, ik zat toen ook bij de nationale ploeg en zoiets laat je niet graag liggen, natuurlijk, je wil blijven meedoen. Op dat randje van net wel of net niet ben ik eigenlijk altijd blijven balanceren. Dat heeft mij geen goed gedaan. Er kwam meer en meer druk op mijn kruisband omdat mijn mediale band niet kon rusten. Bovendien ligt mijn zwaartepunt ook veel te hoog.

“Ik had de dokter daarna al eens gesignaleerd dat na een tackle mijn knie efkes uit de kom ging en er weer in sprong. Mijn mediale band, zei hij, was véél te laks. Al mijn gewicht kwam op mijn kruisband terecht. Het was of doorspelen of meteen opereren en mijn mediale band verstevigen. Anders kon die kruisband er na één jaar of een paar jaar onderdoor gaan. Toen heb ik gezegd van : ach, ik blijf wel zolang mogelijk spelen. Tot ik de zeventiende augustus 1996 met Gent op Mechelen een heel korte, kleine pijn voelde en mijn kruisband voor de eerste keer scheurde. Omdat die band al zó was uitgerekt, voelde ik niet echt veel.

“Dat was wel even anders in februari 1997. Toen moest ik voor de tweede keer een kruisbandoperatie ondergaan na de derde match die ik na mijn revalidatie weer speelde, thuis tegen Lommel. Begin tweede helft haalde ik een bal uit de lucht en kwam ik heel wijdbeens op de grond. Ik had een moment echt geen controle over mijn lichaam. Ze hadden die eerste keer een nieuwe, gezonde spier uit de voorkant van mijn dijbeen in die knie gestoken, dus deze blessure was véél pijnlijker. Ook de operatie verliep moeizamer omdat ze een donorachillespees gebruikt hadden. Een achillespees, zei dokter Martens mij, is het sterkste stuk van het hele lichaam en omdat ze heel lang is, kan je ze als kruisband gebruiken in de knie en als extra slot nog eens bevestigen aan de buitenkant. Zo’n donorpees moet natuurlijk voorhanden zijn en ik had het geluk dat ik ze na een congres in Dublin via contacten kon krijgen.

“Nadien ben ik niet meer aan mijn kruisbanden geopereerd, maar die knie stond zoveel onder druk dat je automatisch andere letsels kreeg. Na dat congres in Dublin, waar ze mij als voorbeeldgeval mee naartoe hadden genomen, bleek namelijk ook dat mijn mediale band, die al twee keer mee uitrekte, weer veel te slap was. Die moest absoluut vervangen worden, maar omdat hij al zo uitgerafeld was, konden ze er geen goeie band meer van maken. Dus hebben ze voor de tweede keer een spier – deze keer uit de achterkant van mijn bil – genomen om die als mediale band te gebruiken. Maar toen ze tot die conclusie kwamen, had ik eigenlijk al bijna negen maanden gerevalideerd. Er zat – ik weet het nog goed – drie, vier centimeter verschil in omvang tussen mijn twee benen. Dat vormde een heel groot probleem, want zolang dat verschil er is, mag je niet trainen. Ik had nog zo’n biafrabeentje ( lacht).”

“Nadien kreeg ik vooral last met het kraakbeen in mijn knie, voor de eerste keer in oktober ’98 tijdens Westerlo-Gent. Ik voelde iets klikken en mijn knie blokkeerde. De dokter stelde me gerust dat het niet mijn kruis- of mediale band was, maar het bleek wel een kraakbeenletsel in de ergste graad te zijn. Gevolg : weer opereren en drie maanden out. Na die revalidatie begon ik weer te voetballen bij Gent, maar het was toch niet goed, ik voelde dat. Mijn knie bleef vocht vormen en zo. Weer Martens opgezocht en een heel lang gesprek gehad. Hij had zelfs speciaal een uur vrijgemaakt voor mij. Hij vreesde dat er kleine schilfertjes van het kraakbeen losgekomen waren. Dat was het eerste moment dat ik dacht : nu moeten we ermee stoppen. Ook Martens zei van : je moet geen roofbouw plegen op je lichaam en realistisch blijven. Hij stelde voor de knie nog eens op te kuisen en mij daarna zelf te laten beslissen of ik zou stoppen met voetballen of niet. Maar er was eigenlijk maar één conclusie : stoppen.

LievenMaesschalck is dan misschien wel de redding geweest. Een dag later zat hij namelijk bij mij op de kamer om te vragen of hij mijn revalidatie mocht doen. Ik kende hem toen nog helemaal niet. Toen ik toestemming vroeg aan de club en de kinesisten, waren die er eigenlijk tegen. Maar ik wou die laatste strohalm absoluut aangrijpen. Ik moet zeggen : sindsdien heb ik drie en een half jaar gespeeld zonder blessures.

“Tot ik nu bij Westerlo op 20 oktober tegen La Louvière weer aan de meniscus – binnen- en buitenkant – geblesseerd raakte. Die scheurtjes zijn weggeshaved nu, wat naar de toekomst niet zo goed is, maar ook weer niet zo erg omdat ik toch geen tien jaar meer ga voetballen. ’t Is moeilijk te zeggen nu hoelang ik nog zal doorgaan. In augustus, september voelde alles nog goed aan en had ik bij mezelf gedacht er nog een jaartje bij te doen. Maar nu zeg ik : afwachten. Toen ik op het eind van de wedstrijd die klik voelde, dacht ik nochtans : lap, het is gedaan. Want kraakbeenletsel, dat is drie maanden out, dan nog revalideren en dan zit het seizoen erop, hé. Daar had ik wel schrik van, om zo te moeten stoppen, want ik zou graag nog een laatste match spelen, een wedstrijd waar er nog wat belangstelling is in plaats van zo geblesseerd te moeten afhaken. Maar zo’n kleine meniscusoperatie als het nu uiteindelijk geworden is, met vijf weken revalidatie, dat is na al wat ik al heb meegemaakt peanuts.”

“De vraag is in hoeverre ik dit seizoen nog zal herstellen. En in hoeverre zal de pijn nog te verdragen zijn ? Want sinds ik een paar jaar geleden op Lokeren eens iets gevoeld heb en mijn knie niet meer recupereert zoals vroeger, speel ik altijd met pijnstillers omdat ik voor de wedstrijd al voel dat het anders niet gaat. Maar als ik op zondag en maandag kan fietsen en op dinsdag weer kan trainen, zie ik het toch zitten. Dan zou ik graag nog een jaartje spelen. Anders zal ik wel zo eerlijk en slim zijn om te zeggen : het gaat niet meer.

“Ik heb voortdurend op een grens gevoetbald tussen geblesseerd en niet geblesseerd. Dat ik de laatste drie jaar eigenlijk niks essentieels meer aan de hand heb gehad, geeft me daarom wel een heel goed gevoel. Ook al ben ik sinds augustus ’96 altijd met pijn blijven trainen. In Gent viel dat nog mee, maar vanaf mijn kraakbeenletsel in februari ’99 had ik een dag na de wedstrijd altijd heel veel last. Ik kon ik die knie bijna niet plooien, voelde voortdurend een soort zwelling. Dus op zondag en maandag deed ik niet meer dan wat fietsen. Pas vanaf dinsdag kon ik wat fatsoenlijk beginnen te trainen.

“Plezant was het toch nog wel om te voetballen. Westerlo houdt er ook wat rekening mee, zodat ik geen twee keer per dag meer hoef te trainen. Ik kán twee keer trainen als ik me goed voel, maar de laatste twee jaar train ik maar één keer per dag meer. Als ik twee keer moet trainen, dan is mijn knie ’s namiddags véél te vermoeid. Dus opteren we voor één goeie training ’s ochtends en krachttraining ’s namiddags.”

“Mijn hele carrière heb ik gevoeld dat die knie een groot risico inhield. Veel ploegen waren toen ik nog bij Gent zat geïnteresseerd in mij, maar van het moment dat het wat concreet werd, vroegen ze : is je knie wel in orde ? Ik kon daar dus niks anders op antwoorden dan : als je twijfelt, kom dan naar mij kijken bij de reserven. Gelukkig kon ik nadien nog een match of twaalf met Gent spelen en Europees voetbal halen. Maar daarna ben ik toch wel met een beetje spijt in het hart weggegaan, want een Europese campagne, dat spreekt je als voetballer toch aan, hé.

“Je stelt je op den duur wel echt in op dat leven met die knie. De eerste drie, vier weken moest ik overdag én ’s nachts een brace dragen met scharnieren. Dus je nachtrust is helemaal verstoord. Ik bond er wel kussens rond om dat niet te voelen, maar makkelijk is dat niet. Nog zoiets : op zondag uitlopen, sorry, jongens, maar ik kan dat dus niet, hé. Ik ben dus echt negebrekkelijken, hé. Als ik ’s zondags opsta, moet ik het zelfs tien minuten rustig aan doen, want ik kan dan niet goed stappen. Zo zwaar, dik en stijf voelt die knie aan. ’s Maandags kan ik al wat lopen en op dinsdag is het volledig weg, zodat ik me de laatste dagen van de week kiplekker voel.

“Ik ken mijn lichaam honderd procent nu. Het mooiste voorbeeld is mijn laatste controle bij dokter Martens. Ik vroeg welk het ideaal schema was om te revalideren en hij zei : stel het zelf op, je kent je lichaam en knie beter dan ik. Dat is ook zo. De laatste vijf, zes jaar ben ik met niks anders bezig geweest dan mijn lichaam. Maar heb ik geen roofbouw gepleegd op mijn lichaam ? Dat vraag ik me dus heel dikwijls af. Eén ding is honderd procent zeker : ik ga er na mijn carrière problemen mee krijgen, met mijn knie. Dan denk ik aan : manken, artrose, misschien een nieuwe knie laten steken. De dokter heeft toch al iets in die richting laten doorschemeren.

“De operaties verliepen altijd onder volledige verdoving. Eén keer hebben ze mij gevraagd of ik het bewust wou meemaken met een prik in de rug. Ik had de toestemming gegeven, maar toen ik in de operatiekamer kwam, heb ik gezegd : verdoof mij maar. Je ligt daar in de operatiekamer aan het infuus te wachten op de dokter en wat je dan allemaal hoort ! Hamers, beitels… Ik dacht : ik doe het niet.

“Je ziet die knie ook met elke operatie lelijker worden. Hij is een klein beetje misvormd, want dat zit daar allemaal vast met bouten, schroeven en krammen. Hoeveel er nu nog in zitten, weet ik niet, maar ze lachen soms wel of ik op de luchthaven door de metaaldetector geraak ( lachje).”

“Ik heb heel veel steun gehad aan mijn vrouw en bovendien is mijn eerste zoontje geboren twee maanden na mijn eerste operatie. Dat zijn dingen waaraan je je optrekt op dat moment. Maar als ik Ceulemans soms zie manken of als ik zie hoe hij er de dag na een oefenpartijtje bij loopt, dan heb ik er een beetje schrik van om te weten hoe het later zal zijn voor mij. Schrik daarom ook om er met hem over te praten. Ik ben mij er heel erg van bewust dat er misschien niet op korte, maar zeker op lange termijn problemen gaan komen. Ik kan nu al niet op mijn knieën of hurken zitten om met de kinderen te spelen, want mijn knie kan ik niet volledig buigen. Dat zijn dingen die niet leuk zijn, natuurlijk. Maar bij de laatste artroscopie is gebleken dat de toestand van mijn kruisband en het kraakbeen de laatste jaren niet verergerd is. Dat geeft mij dan toch wel een goed gevoel naar de toekomst.”

door Raoul De Groote

‘Ik ken mijn lichaam honderd procent nu.’

‘Op zondag uitlopen, sorry jongens, maar dat kan ik dus niet meer.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content