Enzo Scifo is bij Bergen aan zijn vierde opdracht als hoofdtrainer toe en – opvallende statistiek – hij is nog nooit ergens de laan uit gestuurd.

Play-off 1, bomvolle stadions en wedstrijden die live uitgezonden worden, daarop zullen Enzo Scifo en Bergen nog even moeten wachten. Maar wat maakt het ook uit? Scifo is intussen 46 en herleeft bij Bergen. De voormalige chouchou van het Belgische voetbal staat weer met beide voeten in de voetballerij, dat was al van 2009 geleden. Hij geniet er met volle teugen van.

Hoe treed je play-off 2 tegemoet?

Enzo Scifo: “Ik heb de voorzitter meteen gevraagd wat zijn ambitie op korte termijn was: zo veel mogelijk punten pakken of het een en ander uittesten? Hij stond erop dat Bergen zo hoog mogelijk tracht te eindigen en daar kan ik me wel in vinden. Maar ik zal er ook veel uit leren met het oog op volgend seizoen.”

Wat heb je tot nu toe al opgemerkt?

“Dat mijn spelers er nog zin in hebben. Ze hadden de wedstrijden tegen Beerschot, Lierse en Westerlo als eindeseizoensmatchen kunnen aanvatten, maar dat deden ze niet. Ik heb in die wedstrijd een aantal jongens, zoals ChrisMakiese, BenjaminNicaise, Tom Van Imschoot en Quentin Pottiez, van onder het stof kunnen halen.”

Je eerste beslissing was meteen een spectaculaire: je maakte Nicaise aanvoerder.

“Hoe hij zich vóór mijn komst heeft gedragen, zijn mijn zaken niet. Ik zag al tijdens de eerste training dat hij over voldoende voetbalkwaliteiten beschikt en vooral dat hij heel wat invloed op zijn medemaats heeft. Het was dus een logische keuze. Maël Lépicier, die aanvoerder was onder Dennis van Wijk, begreep dat hij voorbeeldig genoeg was om ook door mij als kapitein te worden gekozen, maar hij zag ook in dat Nicaise meer invloed op de ploegmaats heeft.”

Weet je al wat er nodig is om volgend seizoen beter te doen?

“Drie of vier transfers, maximaal. Ik heb nu al een kwaliteitsvolle kern, helemaal niet de verziekte groep die ik dacht aan te treffen. Al zag ik op de eerste training wel heel wat onzekere blikken. Er waren er die dachten dat ze niet (meer) konden voetballen. En er was ook te weinig ambiance in de kleedkamer. Ik heb een uur lang gepraat en dat heeft hun vertrouwen wat opgekrikt. Zonder voldoende zelfvertrouwen waren we er immers nooit in geslaagd om amper vier dagen later al van Beerschot te winnen. Zodra we in die wedstrijd de leiding namen, waren de jongens vergeten dat het al twee maanden was geleden dat ze nog hadden kunnen winnen.”

Is Jérémy Perbet in Bergen houden het hoofddoel in de aanloop naar volgend seizoen?

“Ik weet niet of een club als Bergen het zich kan veroorloven om een goed bod voor Perbet naast zich neer te leggen. Ik weet niet wat er gaat gebeuren, maar het zou niet eenvoudig zijn om een waardige vervanger te vinden.”

Jammer van Vaslui

Wat was het meest vervelende moment in die twee seizoenen dat je zonder werk zat?

“De eerste weken na mijn vertrek bij Moeskroen. Dat was echt een slag in mijn gezicht. Ik vond dat ik, na wat ik daar had bewezen, alle recht had om snel weer op het veld te staan.”

Je hebt wel zelf je ontslag gegeven bij Moeskroen, vlak voor het begin van de voorbereiding …

“Ja, omdat ik wist wat er ging komen. Toen Philippe Dufermont me zei dat hij het financiële plaatje niet meer rond kreeg en hij de hulp van Amedeo Carboni en de andere Spanjaarden nodig zou hebben, wist ik dat er voor mij geen plaats meer was. Ik heb hem gezegd: ‘Voorzitter, ik zal alvast één van uw problemen oplossen door zelf weg te gaan.’ Ook al was het mijn eigen beslissing, toch deed het pijn. Ik had vroeger moeten weggaan als ik elders nog een kans had willen maken op een job als trainer.”

En het bleef maar duren voor je een nieuwe uitdaging kon aangaan.

“Daar baalde ik enorm van. Na een jaar kreeg ik een voorstel van het Roemeense FC Vaslui. Ik had nog nooit van die club gehoord en was nog niet klaar voor een verhuis naar Roemenië, maar ik heb toen toch mijn eisen en wensen doorgegeven. Ik deed er een flinke schep bovenop en gek genoeg aanvaardden ze mijn voorstel nog ook. Nu ja, aanvankelijk toch. Toen ik daar aankwam om verder te onderhandelen, begonnen ze plots moeilijk te doen over mijn looneisen en dus had ik een goede reden om alsnog te weigeren. Drie maanden later had ik evenwel nog altijd geen nieuwe ploeg en dan vond ik het wel even jammer dat ik een voorstel van 400.000 euro per jaar, premies niet inbegrepen, naast me had neergelegd. En dan nog wel van een club die elk seizoen in de voorrondes van de Europa League aantreedt.”

Heb je nooit gedacht: ik ben het beu dat men mij onvoldoende vertrouwen schenkt, ik ga iets anders doen?

“Neen, omdat ik me bij Moeskroen steeds beter in mijn vel begon te voelen als trainer. Ik heb nu toch al zes jaar ervaring als hoofdcoach. Ik ben geen debuterende coach meer en ondanks een moeilijk begin heb ik nu toch echt het gevoel dat ik mijn plaats heb.”

Op wie van de trainers die je tijdens je spelerscarrière hebt gekend, lijk je op menselijk vlak zelf het meest?

“Ik kan me wel vinden in de manier van werken die Arsène Wenger al had toen ik hem bij Monaco leerde kennen. Wat wedstrijdvoorbereiding, communicatie en samenwerking met spelers en staf betreft, hebben we heel wat gemeen. Al was hij destijds bij Monaco wel een stuk rustiger dan nu bij Arsenal. Ik denk dat hij op die manier zijn groep wat uit de wind probeert te zetten. Bij Monaco werd hij destijds op straat gezet omdat bepaalde mensen vonden dat hij daar al te lang aan het roer stond. Maar geloof me vrij, van zijn ontslag hadden ze na amper zes weken alweer spijt.”

Wat heb je van hem geleerd?

“Ik herinner me vooral zijn heldere manier van communiceren. En liep het eens een keer wat minder, dan had hij geen tirade nodig om respect af te dwingen. Ik weet dat er hier in België heel wat mensen zijn die denken dat je als coach moet schreeuwen om ervoor te zorgen dat je gerespecteerd wordt, maar niets is minder waar. Hier houdt men van autoritaire coaches en dat houdt blijkbaar ook geschreeuw in. Die aanpak werkt misschien twee maanden. Aanvankelijk doen de spelers alsof ze naar je luisteren, maar na een tijdje haken ze af omdat ze zien dat je een rolletje speelt. Bij Peter Maes heb ik wel het gevoel dat hij gewoon zichzelf is en dan werkt het natuurlijk wel. Dat zie je ook aan de resultaten die hij telkens haalt.”

Veel te danken aan Jacquet

Hoe was de band met jouw trainers?

“Er was wederzijds respect, maar daar bleef het ook bij. Ik lette er altijd op dat ik niet te dicht bij de trainer stond. Als belangrijke en vooral erg gemediatiseerde speler zou het alleen maar fout overgekomen zijn als ik een speciale band met een of enkele van mijn trainers gehad zou hebben.”

Is het nu moeilijker om een groep in de hand te houden dan vijftien jaar geleden?

“Misschien wel, omdat jongeren niet altijd met de juiste ingesteldheid komen trainen. Ik zei vaak tegen de coaches bij Moeskroen dat ze moesten stoppen met die jongens op te voeden. Dat is niet de taak van een trainer van de eerste ploeg. Ik heb problemen met achttienjarigen die nog niet eens een basiswaarde als respect onder de knie hebben.”

Wat versta jij in deze context juist onder ‘respect’?

“Dat ze zich proberen te bewijzen zonder zich na drie goede wedstrijden als de beste voetballer ter wereld te gaan gedragen. Ik heb zelf heel wat te verduren gekregen als jonge speler. Ik was daar toen uiteraard niet blij om, maar ik heb er wel veel uit geleerd. Toen ik debuteerde bij Anderlecht werd ik getackeld en beledigd door mijn ploegmaats. Paul Van Himst kon daar niet om lachen – te meer omdat ik een van zijn lievelingsspelers was – maar hij is in zo’n geval nooit voor mij in de bres gesprongen. Hij probeerde me wel uit te leggen dat het deel uitmaakte van het profvoetbal en dat het een harde maar goede leerschool was. Maar ik kan je verzekeren dat wanneer mannen zoals René Vandereycken of Frankie Vercauteren hun voet eens laten hangen, het pijn doet. Bij de nationale ploeg was het net zo met ErikGerets. Ik was gewoon bang van hen. En zij vonden het vervelend om plots zo’n jonge kerel de top van het Belgische voetbal te zien bestormen zonder ook maar ergens rekening mee te houden.”

Hoe ging je om met het ontslag van een trainer?

“Dat was vooral in het geval van Paul Van Himst bij Anderlecht en Aimé Jacquet bij Bordeaux een heel pijnlijk moment. Jacquet zit wat mij betreft in de orde van Wenger. Ze zijn allebei enorm gepassioneerd en houden van stijlvolle spelers die mooi voetbal brengen. Op het moment dat Jacquet ontslagen werd, dacht ik dat ik de pedalen zou verliezen. Zijn opvolger, Didier Couécou, hanteerde een heel andere aanpak en ik viel al snel naast de ploeg. Het is dankzij Jacquet, met wie ik nog veel contact had, dat ik toen heb volgehouden. Hij heeft mijn fighting spirit gekneed.”

Je bent nu al aan je vierde trainersopdracht bezig en je bent nog nooit ontslagen.

“Daar is ook nooit een reden voor geweest. In Charleroi eindigde ik met een middelmatig elftal in de middenmoot. Ik ben daar vertrokken omdat ik mijn vertrouwen in Abbas Bayat, de man met wie ik samen veel geld in de club had geïnvesteerd, kwijt was. Dat heb ik hem ook gewoon zo gezegd. Bij Tubeke ben ik om persoonlijke redenen opgestapt. In die periode overleed mijn enige broer en dat maakte dat ik simpelweg niet meer met voetbal bezig kon zijn. En bij Moeskroen waren de omstandigheden al helemaal uitzonderlijk.”

Toch zal er een dag komen waarop ook jij aan de deur wordt gezet.

“Dat weet je op voorhand als je je kandidaat stelt voor de functie van hoofdtrainer. Je weet dat zelfs goede coaches ontslagen worden. Leuk is anders, maar zo gaat het nu eenmaal.”

Hoe denk je dat je op dat moment zult reageren?

“Net op dezelfde manier als toen ik als speler vernam dat de trainer geen vertrouwen meer in me had. Ik laat het hoofd nooit hangen. Op dat vlak heb ik ook wel vooruitgang geboekt in vergelijking met mijn beginjaren als coach. Toen het bij Charleroi even niet liep, had ik de neiging om te zeggen: het moet beter, en als dat niet snel lukt, stop ik ermee. Bij Moeskroen dacht en redeneerde ik al helemaal anders. Toen ik daar toekwam, trof ik een ziek team aan en ik startte met drie nederlagen en een gelijkspel. Ik wist op dat moment dat de ploeg niet goed genoeg was en dat de supporters zouden beginnen te morren. Maar aan opgeven denken was toen al geen optie meer.”

DOOR PIERRE DANVOYE – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Vandereycken en Vercauteren probeerden me te breken op training. Van Himst zei er niets van omdat hij me harder wilde maken.”

“Ik ben geen debuterende coach meer. Ik heb het gevoel dat ik hier echt op mijn plaats zit.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content