Met een steen op de maag begon de Braziliaanse verdediger van Standard aan de vakantie in zijn thuisland. Twee dagen lang toont Dante Bonfim Costa Santos ons Salvador de Bahia, de stad waar hij geboren en getogen is.
Het is mijn stad, het is mijn leven : ik zou ze voor niets ter wereld willen ruilen.” Terwijl hij ons ontvangt in Salvador de Bahia, voelt Dante Bonfim Costa Santos (23) de blues opwellen als hij de dagen aftelt die hem nog scheiden van zijn terugkeer naar België. Als een voorschot op het heimwee wanneer hij straks in Luik weer 9000 kilometer van huis zal zijn.
Geen kwaad woord over België of Luik laat staan Standard, maar levensvreugde vindt Dante hier, aan de oostkust van Brazilië, aan de rand van Atlantische Oceaan. De thermometer wijst dertig graden Celsius aan want : het is winter in Salvador de Bahia !
Salvador is de hoofdstad van de staat Bahia en in de zestiende eeuw was het de eerste hoofdstad van Brazilië tout court. Momenteel troepen er 2,7 miljoen bewoners samen op een oppervlakte van 700 km2, ofte 4000 mensen per vierkante kilometer. Een mierenhoop. Welkom in dit mengelmoes van mensen, die in sommige stadsdelen in armoedige en weinig hygiënische omstandigheden overleven.
Ooit was Salvador de draaischijf van de slavenhandel en de Afrikaanse invloeden zijn nog altijd goed merkbaar in de zwarte muziek, de Afrikaanse stadsdecors, de Afrikaanse keuken.
Een deel van zijn vakantie bracht Dante door op de plaats waar zijn roots liggen. De eerste dagen beschrijft hij als moeilijk. “Twee dagen na de finale van de beker van België vertok ik met vakantie en er lag een kolossale steen op mijn maag. Hoe is het mogelijk dat we in Brussel zo’n barslechte wedstrijd speelden, terwijl Standard daar een afspraak met de geschiedenis had ? We waren zo enorm opgeladen voor die match, we waren perfect voorbereid. Misschien waren we wel te veel opgeladen en werden we verlamd door de wil om het te goed te doen. Als ik denk aan de goal van Club Brugge voel ik de schaamte weer opborrelen.”
Toeristen bestelen
De luchthaven – Aeroporto Internacional Deputado Luis Eduardo Magalhaes – kent Dante Bonfim Costa Santos als zijn binnenzak. Gezien de grootte van het land, 8.514.000 km2 of 280 keer België, nemen Brazilianen het vliegtuig zoals Europeanen de bus.
Eind mei is Dante hier via Lissabon geland vanuit België. Hij hield zich een week op in Salvador, daarna verbleef hij een week met zijn vriendin in Porte Alegre, vierduizend kilometer zuidwaarts. Dan keerde hij terug naar Salvador. En vorig weekend nam hij het vliegtuig met bestemming België : net op tijd om met Standard de trainingen te hervatten.
Zijn vriendin heeft hij achtergelaten in Porte Alegre. “Ze is vier maanden zwanger, is dat geen fantastisch nieuws ! Ik wilde trouwen met haar maar ze vindt me daarvoor nog te kinderachtig. Ik denk dat ze gelijk heeft.” Waarop hij uitbreekt in die typische lach van hem – sinds hij in januari 2006 neerstreek bij Charleroi, leerde men Dante kennen als een goedlachse verdediger.
Van de luchthaven naar het centrum van de stad dwarsen we de eerste favelas. Tussen krotten van planken en doeken lopen kinderen op blote voeten. Geen sprake van een eerste fotosessie : na voetbal is toeristen bestelen hier de nationale sport nummer één. “Maak je niet ongerust”, zegt Dante. Hoewel : “Het is wel beter dat je dicht bij mij blijft. Als ze zien dat je met iemand van hier optrekt, zullen ze je niets doen.”
Enkele honderden meter na de bidonvilles doemt een superbe concessie van Chrysler op. Het contrast is totaal. Links en rechts in de stad slapen kinderen op straat. Zonder dak ? Zeker. Zonder familie ? Hoogstwaarschijnlijk. Overal zie je mensen lusteloos rondslenteren. Een lege maag is het enige wat ze van deze dag verwachten. Waarvan leven ze ? Waarvoor leven ze ?
Militaire politie
Senhor do Bonfim : deze heilige is een instituut in het katholieke Brazilië. Hij wordt over het hele land vereerd en Dante dankt er een deel van zijn naam aan. Hij troont ons mee naar de kerk van Senhor do Bonfim, vlakbij de baai van Salvador. “Mijn moeder kwam naar hier toen ze zwanger was van mij. Ze wenste dat haar eerste kind een jongen was en ze deed een belofte : als het een zoon zou zijn, zou ze hem Bonfim noemen.”
Voor de kerk klampen de verkopers van souvenirs ons aan. Dante maakt hen kordaat duidelijk dat hij van hier is en dat hij niets nodig heeft. “Aan enkele woorden heb je genoeg om het accent van de mensen van Bahia te herkennen en dan laten ze je met rust.”
Brol verkopen aan toeristen : het is één van de vele kleine bezigheden om in Brazilië het hoofd boven water te houden. Aan kleine commerçanten geen gebrek op straat. “De mensen hebben hier niet veel nodig om te overleven en ze vinden klussen uit om een paar real te verdienen.”
Je hebt amper geparkeerd of ze vragen om je auto te wassen. Ze dringen aan om je schoenen te poetsen. Ze bedienen je aan de benzinetank. Dante over die laatste bezigheid : “Als er in Salvador duizend benzinestations zijn, vertegenwoordigt zo’n taak meteen vierduizend of vijfduizend jobs. Dat zijn evenveel mensen die kunnen eten en overleven. Want werkloosheidssteun, dat bestaat hier niet.”
Bij het verlaten van de wijken passeren we de school van de militaire politie. Het is middag, honderden politieagenten ijsberen op straat. “Carrière maken bij de militaire politie, dat was mijn grote droom”, herinnert Dante zich. “Ik kon me mezelf al helemaal in uniform voorstellen. Ik heb trouwens alle examens gedaan : 9 en 9,5 op 10 voor Portugees en wiskunde, maar in een proef over de militaire graden mislukte ik.”
Carnaval en voetbal
Changement de décor. We rijden een van de mooiste wijken van Salvador binnen, de wijk waar het carnaval wordt gevierd. “In Europa kennen ze alleen maar het carnaval van Rio, maar dat is een lachertje. Het carnaval van Salvador is veel belangrijker, veel kleurrijker, straalt veel meer prestige uit. In Rio duurt carnaval twee dagen, hier van donderdag tot de woensdag daarop – dat noemen we grijze woensdag omdat dan alle feestlichten worden gedoofd. Hier weten ze wat fiesta vieren is. De mensen van São Paulo vinden ons maar nietsnutten. Ze begrijpen niet dat we ons zo kunnen laten gaan.”
Het carnaval van Salvador begint bij de beroemde vuurtoren Farol da Barra, de trots van de hele staat Bahia. De stoet volgt een parkoers van elf kilometer en het evenement levert 200.000 tijdelijke jobs op.
Barra is de wijk van de rijke mensen van Salvador. Maar of ze ’s nachts rustig slapen ? Dante betwijfelt het : “Het is normaal dat hun weelde de ogen uitsteekt van de armen, de bedelaars en de dieven van de stad.”
Van Barra naar Ondina, het stadsdeel waar het eerste voetbalveld uit de carrière van Dante ligt. “Tot mijn twaalfde voetbalde ik op straat. Dan begon ik op dit veldje te spelen, het is eigendom van de prefectuur. Er was hier een soort kleine voetbalacademie. Talentscouts kwamen er naar de trainingen en de wedstrijden kijken. Voor jonge Braziliaanse voetballertjes zijn die scouts een zegen. Met 190 miljoen inwoners in Brazilië is de voorraad voetbaltalent natuurlijk onuitputtelijk. Maar om onderdak bij een grote club te vinden heb je heel veel geluk nodig. Je kan er komen als een talentscout je ontdekt. Of je kan je stoute schoenen aantrekken, aan de deur van zo’n club aankloppen, vertellen dat je honger hebt en hopen dat je getest wordt. Voor sommigen werkt dat.”
Ooit bezat Salvador twee grote voetbalclubs. Maar tegenwoordig komt Vitoria uit in de tweede klasse en Bahia is zelfs tot in de derde klasse afgegleden. Nogal wat grote namen van het Braziliaanse voetbal zijn afkomstig van Salvador. Dida, de doelman van AC Milan, debuteerde bij Bahia. Vampeta (PSV, Inter Milaan, PSG, de nationale ploeg die in 2002 wereldkampioen werd) vatte zijn carrière bij Vitoria aan. Daniel Alves, de middenvelder van FC Sevilla op wie Real Madrid, FC Barcelona en Chelsea jacht maken, speelde aanvankelijk bij Bahia. Junior Baiano, de verdediger die in 1998 de finale van het WK speelde, komt van Salvador.
Ook Dante Bonfim Costa Santos heeft z’n Europese voetbaldroom waargemaakt. Hij startte bij het kleine clubje Galicia (in de staat Bahia), verkaste vervolgens naar Capivariano in de staat São Paulo en belandde naderhand bij eersteklasser Juventude Caxia do Sul. Daar werd hij ontdekt door een manager die eigenlijk een andere verdediger kwam scouten. De man sleet Dante in augustus 2003 aan Rijsel. Twee en een half jaar voetbalde Dante in de Franse eerste klasse. In januari 2006 tekende hij voor Charleroi, een jaar later voor Standard.
Match van de Vrienden
De Avendida Antonio Carlos Magalhaes, naar de bekende Braziliaanse politicus, doorkuist bijna de helft van de stad Salvador. Aan die boulevard ligt ook een complex van synthetische voetbalvelden, waarop Dante ieder jaar zijn Baba dos Amigos (de Match van de Vrienden) organiseert, samen met zijn oom Jonilson – een broer van zijn vader, hij speelde ooit in de Braziliaanse tweede klasse. De Match van de Vrienden is aan zijn vijfde editie toe. De opbrengst gaat naar rusthuizen en naar instellingen waarin ze gehandicapte kinderen verzorgen. Bij de ingang van het complex geeft elke deelnemende speler zijn bijdrage af. Deze keer doen er twee spelers mee die in Europa hebben gevoetbald : de gewezen, zij het kortstondige international Leandro Bonfim (ex-PSV onder de hoede van Guus Hiddink, daarna Porto en nu bij de Braziliaanse eersteklasser Palmeiras) en Dos Santos Elnei (ex-Sochaux). De sfeer is ontspannen, maar er wordt verduiveld goed gevoetbald.
De Pelourinho is het historische hart van de stad. “Wie niet in de straten van de Pelourinho heeft gekuierd, heeft Salvador niet gezien”, beweert Dante. Pelourinho betekent letterlijk : kleine schandpaal. Hier werden vroeger weerbarstige slaven gemarteld of geëxecuteerd. De Unesco heeft de wijk intussen ingeschreven bij het Werelderfgoed voor de Mensheid.
Om van de benedenstad te voet naar hier te komen, heb je tijd en sterke benen nodig. Er moet ferm geklommen worden. “De straat van de berg kan je beter vermijden”, waarschuwt Dante. “Het wemelt er van bedelaars en hoeren, het is een van de gevaarlijkste straten van de stad.”
Veel gemakkelijker is het om de imposante lift te nemen die vertrekt bij de vissershaven en stopt aan de rand van Pelourinho. Prijs van een ticket : 2 centiemen van een real of 0,0077 euro. Dante : “Toen ik bij Rijsel speelde, heb ik in Parijs eens de lift naar helemaal bovenaan de Eiffeltoren genomen. Ik moest 35 euro betalen.”
Wirwar van straatjes
Volgende halte : de wijk waar Dante zijn jeugd doorbracht. Zijn moeder woont er nog altijd, zijn vader niet. “Mijn vader is een echte artiest. Hij werkt in de plastische kunsten, kerkschilderijen restaureren is z’n specialiteit. Een tiental jaar geleden scheidde hij van mijn moeder. Mijn vader heeft vier kinderen bij drie verschillende vrouwen. Eigenlijk is hij gek. Tegenwoordig woont hij in Belem, in het noorden van Brazilië, tweeduizend kilometer van hier. Soms keert hij nog eens naar Salvador terug. En hij is ook eens naar België gereisd om een match van Standard bij te wonen. Toen was hij in de zevende hemel.”
De grootouders van Dante – langs de kant van zijn vader – wonen op enkele tientallen meter van zijn moeder. De huisjes liggen in een onbeschrijflijke wirwar van kleine, steile straatjes. Je kan er onmogelijk in met een auto ; die moet je achterlaten op een pleintje.
Het stadsdeel biedt een rafelige aanblik, maar Dante voelt er zich als een vis in het water. “Ik zal niet zeggen dat het hier gevaarlijk is. Deze wijk is zeker geen favela. Maar de mensen zitten hier wel op elkaar geplakt, wat dat betreft is de grens van het draaglijke wel bereikt.” Op straat liggen grote hopen vuilnis te stinken. “De vuilnismannen staken, ze eisen opslag.”
Dante wordt hier bekeken als de held van de wijk en als de verloren zoon die twee keer per jaar naar huis terugkeert. Tot zijn veertiende woonde hij met zijn ouders in bij zijn grootouders. “Met tien mensen in een onooglijk klein huisje.”
Tegenwoordig woont zijn moeder in een ander huisje, dat ze deelt met een zus en een tante van Dante. “Mijn moeder verloor twee maanden geleden haar baan als verkoopster en nu hebben ze alle drie geen werk meer. Dat is niet gemakkelijk.” Maar binnenin ziet de woning er redelijk gerieflijk uit : een leuk huisje in een armenbuurt.”
In dit deel van de stad kocht Dante ook twee flats die hij verhuurt. “Wat er ook gebeurt, ik weet met zekerheid dat ik me na het voetbal weer hier zal vestigen. Dit is mijn stad en ik houd van mijn stad, zelfs met al haar gebreken.”
Wat verderop : de markt van de armen. Dante verwittigt ons : “Neem hier maar foto’s vanuit de wagen, je moet de duivel niet tarten. Kijk naar die koopwaren. Ze zijn niet vers, ze zijn niet proper, maar ze zijn goedkoop.” Tegenover de markt schuiven tientallen mensen aan voor het restoranto popular. “Hier betaal je zeer weinig om toch overvloedig te eten.”
Luxe in de lobby
Schril is het contrast met het winkelcentrum waar Dante ons vervolgens naartoe loodst. Het is een van de grootste winkelcentra van heel Zuid-Amerika, het werd een maand geleden geopend. Banken, hotels, flatgebouwen : allemaal ademen ze een verpletterende luxe uit. Men zou zich hier in Qatar of Dubai kunnen wanen.
Bij de terugkeer in ons hotel stellen we opnieuw vast hoe Brazilië een land van contrasten is. Buiten hangen groezelige arbeiders aan een koord tegen de gevel om reparaties aan de façade uit voeren. Binnen paraderen businessmannen in de lobby. Een multifunctionele gsm in de ene hand, een opzichtig opgedirkte vrouw aan de andere hand. Een mengelmoes van mensen, dat is Brazilië. S
door Pierre Danvoye
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier