Tien jaar geleden schreef Dick Norman de epiloog van de Belgische proftennisgeschiedenis door op Wimbledon de vierde ronde te halen. De 34-jarige West-Vlaming gaat voor ons terug in de tijd, om uit te komen bij Wimbledon 2005.

Wat voorafging

Dick Norman : “In 1991 werd ik prof maar in die beginjaren was ik een groentje op alle gebied. Ik was verlegen op en naast het veld. Mijn carrière stelde niet veel voor. Daarenboven kampte ik door mijn lengte (2,04 m) met knieproblemen, waarvoor ik later trouwens geopereerd ben. Ook in 1995 draaide het allesbehalve vlot, verschillende eerste rondes volgden elkaar op. Bovendien had ik vijf maanden voor Wimbledon afscheid genomen van mijn coach, een zekere Carlos Rodríguez, als je die kent ( lacht). Maar twee maanden voor het toernooi begon, stelde ik mezelf een schema op : elke dag serveren, elke dag conditie, elke dag trainen.

“Het was de eerste keer dat ik op Wimbledon zou spelen. Het is te zeggen, aan de kwalificaties zou deelnemen in Roehampton. Een erbarmelijke club, met verschrikkelijke velden. Valse botsen overal. Maar voor mij was het het koninkrijk. De kwalificaties van Wimbledon, dat was voor mij hét evenement van het jaar. Ik was een klein spelerke, hè, ik had nog nooit aan een grandslamtoernooi deelgenomen. In de laatste ronde van de kwalificaties verloor ik van Sandon Stolle, maar ik werd opgevist als lucky loser. Als bij wonder zegden vier spelers af en raakte ik toch op de hoofdtabel. En dat beviel me uitstekend. Want in het hotelletje waar ik sliep, een niemendalletje van 40 euro per nacht, hadden we met vijftien spelers de hele eerste verdieping ingepalmd. Er waren wat balkonnetjes en ’s avonds na de wedstrijden kwamen we daar samen. Er werd gitaar gespeeld, bier gedronken, naar de meisjes gefloten. Er hing een geweldige vakantiesfeer.”

Pat Cash (7-6 opgave)

“Ik was niet echt bang voor die match, hoopte zelfs op winst. Cash was ook al 30 en in die periode vaak geblesseerd. Door de voorbereidende training serveerde ik bovendien als een beest. Ik herinner het mij nog goed, de minuten voor ik baan drie op moest tegen Cash was ik supernerveus. Met klamme handen en knikkende knieën betrad ik het veld. Er zat heel wat volk op de tribune, ik voelde de spanning echt stijgen. Ineens hoorde ik één iemand applaudisseren en roepen, het was mijn zus. Maar toen even later de hele tribune het op een gegil en getier zette, wist ik niet wat er gebeurde. Een enorm gebulder. Ik keek rond en… het was Pat Cash die de baan opkwam. Ik voelde me een minidwerg ( lacht), was liefst in de grond gekropen.

“Eenmaal de wedstrijd op gang voelde ik me beter. Mijn service werkte. Ik had de indruk dat ik iets sterker speelde dan hij. Als ik mijn zenuwen de baas kon blijven, zat er misschien iets moois in. Op het einde van de tiebreak in de eerste set pakte ik hem tegenvoets en hij verwrong zijn knie. Hij moest opgeven. Alhoewel ik me inwendig fantastisch voelde – tweede ronde Wimbledon ! – kon ik moeilijk uitbundig doen. Cash was uiteindelijk de publiekslieveling. Een volle minuut nadat ik zijn hand schudde, slaakte er ineens iemand een kreet op de tribune. Het was mijn zus, ze had toen pas begrepen dat ik gewonnen had.”

Stefan Edberg (6-3, 6-4, 6-4)

“Ik verwachtte me aan een pandoering eerste klas. Met drie keer 6-1 was ik tevreden geweest. Je moet weten dat ik nog ballenraper ben geweest voor Edberg op een exhibitiematch in Waregem. Ik had een handtekening van de tweevoudige Wimbledonwinnaar op mijn rackethoes ! Bon, de avond voor de wedstrijd kwam ik Libor Pimek tegen. Hij speelde met een Head-racket, ik met Wilson maar ik stond op het punt over te schakelen. Ik vroeg of ik nog eens tien minuutjes met zijn racket mocht kloppen. Ik raakte de bal wonderbaarlijk, sloeg op als een kanon. Ik zei : ‘Libor, ik speel morgen met jouw racket.’ Hij antwoordde natuurlijk dat ik gek was en niet mocht veranderen. Maar ik bleef aandringen. Uiteindelijk ben ik ermee naar de bespanner getrokken en heb ik gevraagd om het racket van Libor na te maken. Dezelfde balans, hetzelfde gewicht. De volgende dag speelde ik dus min of meer met een ‘nieuw’ racket.

“We moesten aantreden op baan 14. Toen ik in 2003 terug was op Wimbledon heb ik fier mijn trainer meegetroond naar het veldje, mijn heiligdom. Bleek er een gebouwtje op te staan. De baan, míjn baan waar ik Edberg geklopt heb, bestaat niet meer ! Dat was wel even een ontgoocheling.

“Na mijn overwinning was ik overgelukkig. Derde ronde Wimbledon en er nog voor betaald worden ook. Ik mocht mijn eerste tv-interview doen met Carl Huybrechts. Het werd een drama ( lacht). Ik zat daar te zweten onder de spots en heb maar vijf woorden gesproken.”

Todd Woodbridge (6-4, 6-4, 3-6, 6-3)

“Ik heb eigenlijk een geweldig slecht geheugen qua matchbeleving. Als ik vandaag van het veld stap, weet ik soms zelfs de exacte score van de wedstrijd niet meer. Maar van Wimbledon herinner ik me haast nog elk detail. Ik kan als het ware de emoties nóg voelen. Tegen Woodbridge verloor ik mijn eerste set. Achteraf gezien was dat de moeilijkste partij. De Australiër is een handig kereltje. Retourneerde mijn service veel meer dan Edberg had gekund. Maar mijn volleys zaten goed, het was veruit mijn beste match van het toernooi. Iedereen was in euforische stemming. Tegelijkertijd voelde ik de druk wel toenemen, de verwachtingen werden groter.

“Dat er in België stilaan een hype op gang was gekomen, ging volledig aan mij voorbij. Er kwam al zoveel op mij af op Wimbledon zelf dat ik amper tijd had om na te denken over wat ik in België teweegbracht. Pas toen ik thuiskwam, zag ik de stapel krantenartikels die mijn ouders hadden bijgehouden. Ik stond op de voorpagina ! Dat was even van : wauw !”

Boris Becker (6-7, 3-6, 4-6)

“Hij was voor mij nog een groter idool dan Edberg. Zijn charisma, het duiken op het veld : Boris was een held ! Terwijl ik de eerste ballen sloeg tijdens onze opwarming kon ik maar niet geloven dat Boris Becker tegenover mij stond. Ik keek haast meer naar hem dan naar de bal ( lacht). Op zich speelde ik een goeie match. Ik had een setpunt, ook twee breakkansen eerder in de set. Ik heb voor een volley zelfs gedoken aan het net, het punt ook gewonnen. Dat is de enige keer in mijn leven dat ik gedoken heb ( lacht). Maar nadat Becker de tiebreak van de eerste set naar zich toe had getrokken, was er geen stoppen meer aan. Hij leek als een locomotief die over me heen denderde.

“Nee, hij heeft me niets speciaals meegedeeld na afloop aan het net. Hij zat ook in de aparte kleedkamer van de reekshoofden, ik zag hem niet na de match. Ik heb Becker onlangs nog eens gezien in Halle. Viel lelijk tegen. Hij gedraagt zich als een ster. Zijn imago is heel belangrijk geworden voor hem. Hij drijft tegenwoordig een beetje op die link met de mondaine jetset. Jammer.”

Wat erna kwam

“Ik kwam met de trein aan in het station van Rijsel. Een 60-tal supporters stond me op te wachten met spandoeken en bloemen. Ik viel totaal uit de lucht. Daarna ging het naar TC Gavere, waar mijn vader nog voorzitter was geweest. Een 200-tal mensen had er zich verzameld om mij te verwelkomen. Het grappige was dat er die week net een clubtoernooitje aan de gang was met mijn vader als toernooileider. Er stond een groot scherm in het clubhuis. Riep mijn vader een wedstrijd af terwijl ik net op dat moment speelde op Wimbledon, kon het zijn dat er niemand op de baan verscheen ( lacht). Iedereen zat voor het scherm gekluisterd.

“Een maand na Wimbledon won ik nog een challengertoernooi in Newcastle. Maar ik bleef denken dat mijn tennis toch niet goed genoeg was om echt vooruit te komen. Met mijn serve-and-volleyspel maakte ik dan wel brokken maar ik kon niet bewegen op de baan en mijn basisslagen trokken op niks. Dat stak ik in mijn hoofd en na een tijdje ebde mijn vertrouwen zo weg. Het ging van kwaad naar erger.

“Weet je, op mijn veertiende was ik ervan overtuigd dat ik ooit in de top-100 zou raken. Dat heeft dan zodanig lang in mijn hoofd blijven spoken dat telkens als ik in mijn carrière in de buurt van de top-100 kwam, ik dichtklapte. Ik begon de punten te tellen die ik nog nodig had en zette mezelf zo nodeloos onder druk.

“In 1998 stond ik op een gegeven moment op de 114e plaats van de wereldranglijst. Maar ik had geweldig veel punten te verdedigen en de overtuiging dat ik in de top-100 thuishoorde… Het geloof was weg. De volgende dag ben ik gestopt. Gedaan. Acht maanden lang heb ik training gegeven op de Happy-tennisclub in Waregem. Maar ik had al beslist om in de zomer wat geldtoernooitjes te spelen. Zo had ik ook een inkomen en tijdens matchen kon ik me ten minste nog wat amuseren. Voor ik het wist, speelde ik de pannen van het dak in Franse geldtoernooien en won ik onder andere van het nummer 220 van de wereld. Ik dacht : zonder training lukt dat hier allemaal, als ik echt wil, zit ik zo weer in de top-200. Een comeback is niet altijd evident maar die van mij verliep rimpelloos. Met mijn service had ik natuurlijk een wapen dat moeilijk te bespelen was. Vanaf begin 2000 deed ik weer mee in het profcircuit. Met een andere instelling. De top-100 maakte me geen bal meer uit. Ik speelde tennis om te tennissen. ( In 2002 eindigde Norman het jaar als nummer 95, nvdr.)”

Wimbledon 2005

“Wimbledon mag dan wel de schoonste herinnering uit mijn carrière zijn, het is niet een toernooi waar ik naar uitkijk. Ik heb op tien jaar twee keer meegedaan aan het hoofdtoernooi. Voor mij waren zelfs de kwalificaties in 95 drie dagen afzien. Alhoewel het op mijn lijf geschreven is, vind ik grastennis niet echt aangenaam. Constant service en return, amper rally’s, valse botsen. Je krijgt twee kansen op een hele match die je moet grijpen, anders is het voorbij voor je het weet. Een ware marteling. Ook al die reglementjes die er heersen op Wimbledon. En die lelijke outfits van het lijnrechterkorps. Vind ik allemaal maar niks. Om nog maar te zwijgen over het eten in Engeland. Dat is helemaal om te huilen.

“Voor een tennisser vind ik Wimbledon het meest stressvolle toernooi. Op Roland Garros kan je mindere dagen nog rechtzetten, heb je alles meer onder controle. Op gras is de loting van levensbelang. Philippoussis of een gravelspeler : dat is dag en nacht verschil. Ik speel er nu wel de kwalificaties maar voor mij is het geen prioriteit meer. Al moet ik in dit jubileumjaar misschien toch nog maar eens iets speciaals doen (lacht).

“Ik ben met mijn 34 jaar de tweede oudste speler in het circuit, maar ik denk helemaal nog niet aan mijn pensioen. Vorig seizoen was belabberd en ik dacht toen : zo kan ik mijn carrière niet afsluiten. Ik ga nog één keer alles geven. Sinds begin dit jaar draait het goed en binnen afzienbare tijd zie ik me in de top-100 terechtkomen. ( Norman staat nu 118, nvdr.) En dan kan ik helemaal niet meer stoppen. ( lacht).”

door Filip Dewulf

Filip Dewulf

‘Er werd gitaar gespeeld, bier gedronken, naar de meisjes gefloten. Er hing een geweldige vakantiesfeer.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content