Bram Verbist (31) is weer doelman. Bij Roda JC Kerkrade, in de Nederlandse tweede klasse. Bezoek aan een gelukkig mens, met een diepe kras op de ziel.

Limburgse Passie!’ staat er levensgroot boven de hoofdingang van het Parkstad Limburg Stadion, sinds 2000 de thuishaven van Roda JC Kerkrade, de club die dit jaar zijn honderdste verjaardag viert. In een hoekje van de inkomhal herinneren twee kleine bordjes aan twee boegbeelden: Theo Pickeé, projectontwikkelaar en ex-voorzitter, Nol Hendriks, een rijke textielhandelaar die ook zélf spelers scoutte. Onder de vleugels van het onafscheidelijke duo veroverde de Limburgse trots zijn plaats in het Nederlandse voetbalbestel. Twee KNVB-bekers (1997, 2000), vier keer de finale verloren, tweede plaats in de Eredivisie in 1995. Een vaste waarde op het hoogste niveau, altijd een linke verplaatsing voor de toppers, tot de club vorig seizoen na 41 jaar uit de Eredivisie tuimelde. Een schok die tot ver buiten Limburg voelbaar was.

De ontvangst is professioneel en vriendelijk, persverantwoordelijke Rob Goossens brengt een kopje koffie. “Bram Verbist komt er zo aan”, horen we. “Goed gevonden?”, klinkt het even later, wanneer de Antwerpse doelman het perslokaal binnenstapt. “Chic clubje, niet? We spelen ook niet elke week tegen Janneke en Mieke. NEC, RKC, Sparta, VVV-Venlo, De Graafschap – allemaal clubs die in de Eredivisie speelden -, de belofteteams van Ajax, PSV en Twente… De meeste ploegen komen naar Kerkrade met het mes tussen de tanden, tegen Roda wil iederéén winnen. Echt waar, het is hier schitterend. Ik heb niet het gevoel dat ik ‘maar’ in tweede klasse speel. Gemiddeld 11.000 toeschouwers voor een thuiswedstrijd… Kijk naar ons stadion. Prachtig, toch?”

Recht tegenover de ingang is er zelfs een Burger King. Lekkere milkshakes, Bram?

Bram Verbist: “Ik ben nog niet geweest, mij zullen ze niet meer liggen hebben. (schatert) Ik zal er nooit uitzien als een marathonloper, maar ik sta scherper dan ooit. In de voorbereiding heb ik keihard gewerkt om wedstrijdfit te geraken want uiteindelijk had ik een volledig jaar geen enkele match gespeeld. Bijtrainen op het veld, soms tot ’s avonds laat naar de fitness. Ik wilde absoluut klaar zijn voor die openingswedstrijd, thuis tegen RKC, want de eerste indrukken van de supporters bepalen meestal de perceptie.”

Dan heb je een goede indruk gemaakt, want bij een 1-0-voorsprong pakte je een strafschop.

“Na een rode kaart, zodat we met tien verder moesten. (blaast) Ik stopte de penalty én de rebound, en op de tegenaanval scoorden we ook nog eens de 2-0. Ik stond voor de tribune waar onze harde kern zit, een enorme ontlading. Ook voor mij, na een jaar kloterij. Brøndby was bij momenten fantastisch, maar uiteindelijk heb ik er niet gespeeld. En toch, een mooie periode. In het begin woonde ik er op hotel, in een kamertje van drie op drie, tot de eerste doelman – de Finse international Lukas Hrádecký – voorstelde om bij hem in zijn appartement te komen wonen. Toffe gast, met wie ik elke avond een klapke kon doen.

“De trainers waren tevreden, maar na het seizoen waren ze wel duidelijk: de tweede doelman was opnieuw blessurevrij, terwijl de derde keeper bij de nationale jeugdploegen speelt. Dat ik er niet kon blijven, was geen goed nieuws, maar als dat de filosofie van de club is, dan heb ik daar begrip voor. Ze waren eerlijk, draaiden niet rond de pot.”

De grote middenmoot

Was er na Brøndby belangstelling van andere ploegen?

“Vage contacten. Van een club uit Denemarken die net gedegradeerd was, uit Azerbeidzjan en uit de Indian Super League. Op de een of andere manier sprak mij dat wel aan. Financieel redelijk goed, een competitie die met de inbreng van enkele buitenlandse toppers een boost kreeg, maar anderzijds: alleen naar India vertrekken… (blaast) Op dat moment was ik al met Roda aan het spreken, zodat ik meteen zei: ‘Als dit in orde komt, dan moet ik niet langer nadenken.’ In mijn categorie, de grote middenmoot, zijn er zo veel spelers op de markt. Dan moet je heel tevreden zijn wanneer je een goede club vindt. Want meestal staan er nog drie andere in de rij te wachten. ‘Volgende!'” (lacht)

Als er zo weinig alternatieven waren, dan stond je toch niet in een sterke onderhandelingspositie?

“Ik heb natuurlijk ook mijn trots. Mijn manager, Harmjan Schilperoort, zei dat de meeste Nederlandse ploegen mij nog kenden van mijn periode bij Jong Ajax, iets wat blijkbaar goed stond op mijn cv. Plus: bijna 200 matchen in eerste klasse. Ik heb voor twee seizoenen getekend aan goede voorwaarden, zeker als we op het einde van het seizoen de stap naar de Eredivisie kunnen zetten, want de voorwaarden voor de twee scenario’s – eerste of tweede klasse – liggen vast.”

Hoe moeilijk was het om nog maar eens een nieuwe kleedkamer binnen te stappen?

“Het was even aanpassen, zowel in Denemarken als hier, zeker omdat je bijna zes jaar met zogoed als dezelfde jongens hebt samengeleefd. Maar het leven gaat verder. Van Cercle hoor ik niemand meer, terwijl sommige spelers van Brøndby mij nog altijd bellen, ook al was ik er maar een paar maanden. Een paar weken geleden ben ik naar de thuiswedstrijd tegen Randers geweest. Met open armen ontvangen. Ik heb hier ook geleidelijk mijn plaats in de groep proberen te vinden, zonder al te hoog van de toren te blazen. In Limburg houden ze niet van roepers en schreeuwers.”

Pijnlijk afscheid

Toen je vorig seizoen tijdens de winterstop naar Brøndby vertrok, wist je dat je niet zou spelen. Een vlucht uit Brugge?

“Gedeeltelijk wel. Als ik bij Cercle zou blijven, dan wist ik dat het enorm moeilijk zou worden om na dat jaar nog iets te vinden. Beter op de bank bij een Deense topclub, dan in de tribune van Cercle. Ik had er niets meer te zoeken. Achteraf bekeken vind ik het ongelofelijk knap dat ik er nog vier maanden rondgelopen heb en op geen enkele moment de rotte appel heb uitgehangen. Niemand zal ooit kunnen zeggen dat ik de boel probeerde te verzieken, ondanks de manier waarop zij me hebben behandeld. Daar ben ik trots op. Ik kan iedereen in de ogen kijken, sommige andere mensen niet. Nu, het zit ook niet in mijn karakter om dwars te liggen.”

Je voelde je onheus behandeld omdat je pas een week voor het sluiten van de transferperiode hoorde dat je mocht vertrekken, maar volgens Lorenzo Staelens was je al veel vroeger op de hoogte.

“Veel vroeger? Bullshit! De week ervoor heeft hij mij gezegd dat een andere doelman voor meer concurrentie zou zorgen, niet eerder. Joris Delle was een opportuniteit die kwam aanwaaien, klonk het enkele dagen erna, dat was het beste bewijs dat ik niet eerder op de hoogte was. Na de competitie, toen we ons via de eindronde met de tweedeklassers alsnog redden, heb ik nog met Lorenzo gesproken. Niets gebeurd, waarna we met drie keepers – ik, Jo Coppens en Miguel Van Damme – de voorbereiding startten. De eerste vier wedstrijden van het seizoen heb ik gespeeld. Een punt op Lierse en Bergen, verloren van Anderlecht en thuis met 2-0 gewonnen tegen KV Oostende. Een paar dagen na die match, op woensdag 21 augustus, zie ik Jo ‘naar boven’ gaan. Ik dacht nog: er is wellicht een nieuwe keeper, Jo zal verhuurd worden. Hij kwam met een nors gezicht terug. Oeioei, nie goe

“En toen was het mijn beurt. De volledige technische staf zat, samen met Yvan Vandamme en Sven Jaecques, rond de tafel. Ze hadden een nieuwe keeper gevonden, maar dat vond ik geen probleem. ‘We hebben geen goed nieuws, je mag uitkijken naar een andere club.’ Gelukkig zat ik neer, ik dacht even dat er ergens een verborgen camera hing. ‘Hoe kan ik op een week een andere club vinden?’ Ik kreeg zelfs de kans niet om met Joris Delle in concurrentie te gaan. Onbegrijpelijk: op zaterdag nog eerste keeper, vier dagen erna horen dat je in de tribune mag gaan zitten. Die keuze kon toch ook in de voorbereiding gemaakt worden? Ik denk niet dat ik dat verdiende.

“Ik ben Cercle dankbaar dat het mij na een half seizoen bij Eendracht Aalst, in vierde klasse, een kans heeft gegeven. Ik had toen zelfs voor vijf euro getekend, want ik zat ónder de grond. Ik heb de kans gekregen én gepakt, wat ook mijn verdienste was. Soms stond Jo een paar wedstrijden in het doel, maar ik heb mezelf altijd terug in de ploeg gevochten. Als je na meer dan zes jaar langs de achterdeur moet vertrekken, dan doet dat pijn. Hoeveel spelers blijven er zo lang bij dezelfde club?”

Vier dagen erna zat je wel in de tribune voor de wedstrijd Racing Genk – Cercle. Waarom?

“Ik heb naar Thomas Buffel gebeld: ‘Thomas, heb je twee kaarten voor de hoofdtribune?’ Met de auto van Houthulst naar Genk… Ik wilde me niet verstoppen en ben achteraf nog naar de receptie geweest. De thuiswedstrijden bleef ik volgen, maar het was vreemd. Ook thuis was ik niet te genieten. Einde contract zijn en weten dat je een jaar niet zal spelen. ‘Wat na dit seizoen?’ Veel vraagtekens, terwijl ik net van zekerheid houd. Op sommige vlakken ben ik enorm conservatief. Op restaurant, bijvoorbeeld, pak ik altijd iets dat bekend klinkt. Als ik moet kiezen tussen een biefstuk en een gerecht dat vier zinnen lang is, dan is de keuze snel gemaakt. Biefstuk! (lacht) Angst voor het onbekende, voor de onzekerheid.

“Ik train graag, maar ik heb me in die vier maanden dikwijls naar Brugge moeten slepen. Waarom zou ik opstaan? Ik had geen doel meer en begon ook van de groep te vervreemden. Niet dat de spelers bewust afstand namen, maar je mist de sfeer voor de wedstrijd, de besprekingen, de interne keuken… In de week mag je nog trainen, maar eigenlijk hoor je er niet meer bij. Toen we op winterstage zouden vertrekken, moest er eerst nog vergaderd worden om te bespreken of ze me mee zouden nemen. Ik mocht mee, maar lag wel alleen op de kamer. Vier doelmannen, twee tweepersoonskamers, maar ik sliep apart… Het vijfde wiel aan de wagen.

“In Brøndby had ik dat gevoel totaal niet. Geen minuut gespeeld, neen, maar ik bleef wel langer op de trainingen omdat de spitsen nog wat ballen naar doel wilden trappen. Op die manier heb ik daar ook een bijdrage geleverd en dat besefte het bestuur. Na het seizoen, tijdens een etentje met spelers en sponsors, heeft de technisch directeur mij voor de voltallige groep succes gewenst. ‘Bram, je bent een goede doelman en een fantastische gast. Spijtig dat onze wegen moeten scheiden. Bedankt.’ Een kort woordje, waaruit enorm veel respect sprak.”

Joris Delle bleek wel een goede keeper…

“Natuurlijk. En er zijn nog veel meer betere doelmannen dan ik. Joris was een fantastische gast, maar daar gaat het niet over. Het is de manier waaróp ik aan de kant ben geschoven. Tegen Oostende nog in het doel, de week erna in de tribune. Dát, het tijdstip waarop het gebeurde én dat ik nooit de kans heb gekregen om de concurrentie aan te gaan, is de essentie van het verhaal.

“Wat er in die vier maanden is gebeurd, weegt echter niet op tegen het positieve. Twee bekerfinales, Europees voetbal, vierde plaats onder Glen De Boeck… Ik denk dat ik daar toch ook een bijdrage aan heb geleverd. Ik ben een echte Beerschotman, maar ik heb er wel afscheid kunnen nemen. Het gevoel dat ik voor Beerschot heb, had ik na een paar jaar in Brugge ook. Een Cerclehart… (stilte) Ze hadden mij van het bestuur ook eens kunnen bellen en mij op een deftige manier afscheid van de supporters laten nemen. ‘Bram, kom eens af. We geven je een bloemetje, zwaai eens naar het publiek en klaar.’ Maar zelfs dat was me niet gegund.”

Mocht er straks alsnog iemand bellen, ga je dan naar Brugge?

“Ja, maar het zijn vijgen na Pasen. Als ze dit lezen, is het bijna van moeten, hé.”

DOOR CHRIS TETAERT

“Het bestuur van Cercle had ook eens kunnen bellen. ‘Bram, kom eens af. We geven je een bloemetje, zwaai eens naar het publiek en klaar.’ Maar zelfs dat was me niet gegund.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content