Standard is klaar om Club Brugge te ontvangen, weet Ivica Dragutinovic. En volgende maand bekampt hij met Servië & Montenegro België voor een plaats op het WK. ‘In de nationale ploeg kan ik me meer uitleven.’

Een flink stuk vroeger dan voorzien is de training van Standard afgelopen. De meeste spelers zijn al lang naar huis, maar stipt op tijd stapt Ivica Dragutinovic de persruimte in. Na zijn overstap van AA Gent naar Standard in 2000 groeide de Servische verdediger (in november wordt hij 29) uit tot boegbeeld en woordvoerder van de Rouches. Tot hij bij zijn terugkeer uit vakantie vaststelde dat zijn kapiteinsband zonder enige vorm van uitleg aan nieuwkomer Eric Deflandre was toegewezen. Het heeft hem gekwetst, maar er was geen tijd om te klagen. Op het veld liep het aanvankelijk van geen meter, maar de laatste weken vormt Standard weer een blok. Europees en in competitie tellen de Rouches weer mee. Opnieuw gaat Dragutinovic voorop in de strijd. Dat doet hij op 17 november ook met de nationale ploeg van Servië en Montenegro tegen de Rode Duivels op zoek naar een WK-ticket voor 2006. In afwachting bereidt hij zich voor op Club Brugge en geniet hij van Europees voetbal.

Herinner je je eerste Europese wedstrijd nog ?

Ivica Dragutinovic : “Dat was met Standard in de Intertoto tegen Perugia. Met AA Gent voetbalde ik nooit Europees. In mijn laatste seizoen bij Gent plaatsten we ons wel voor de Uefabeker, maar daarop vertrok ik naar Luik. In totaal speelde ik voor dit seizoen een wedstrijd of tien in Europa. Dat is niet veel. Ik voel dat aan als een gemis, ik wil absoluut nog eens de Champions League spelen.”

“Misschien vertrok ik te vroeg uit Joegoslavië, ik was toen amper twintig. Ik stond op het punt te tekenen voor Rode Ster Belgrado toen de oorlog uitbrak. Was ik ginder gebleven, dan moest ik binnen de twee jaar naar het leger. Ik moet trouwens na mijn carrière nog naar het leger, waar ik dan een van de oudste rekruten zal zijn. Zonder de oorlog was ik waarschijnlijk langer in Joegoslavië gebleven, maar nu zat alles op zijn gat, er was geen toekomst meer voor een jonge speler als ik. Na een belofte-interland met Joegoslavië in Praag tegen Tsjechië klampte manager Michel Louwagie me aan. Of ik naar AA Gent wilde komen. Ik wilde blijven voetballen en niet naar het leger gaan, dus moest ik gaan. Pas toen Trond Sollied trainer werd bij Gent, raakte mijn carrière in een hogere versnelling. Sollied liet ons voetballen, gaf ons vertrouwen en leerde ons hoger mikken. Dat was de opstoot die ik nodig had. Lei Clijsters maakte me helemaal niet beter als speler. Na vier weken zette hij me voor de match tegen Anderlecht op de bank met de mededeling dat ik onvoldoende Nederlands begreep. Ja zeg, ik was amper een dikke maand in België.”

Ook Johan Boskamp hield je een tijdje aan de kant.

“Hij had gehoord dat ik niet leefde als een prof, dat er een Joegoslavische kliek was. Anderhalve maand mocht ik niet meetrainen met de kern. Ik trainde dan maar twee keer per dag in mijn eentje en speelde met de reserven. Op een dag kwam hij kijken. Ik speelde een goeie match en hij vroeg me terug te keren. Tot dat moment wilde ik absoluut weg, er was een mogelijkheid om naar Werder Bremen te gaan. Ik bleef, startte tegen RWDM, scoorde en ging niet meer uit de ploeg. De komst van Sollied veranderde veel. Wat je voor of na training deed, interesseerde hem niet. Wat hem betrof, dronk je de hele tijd koffie. Als je op het veld maar presteerde. Twee jaar lang trainden we niet één keer zonder bal, altijd werkte hij aan techniek en tactiek. Na zes maanden riep hij dat ik een speler was voor het Italiaanse calcio. Dan groei je meteen tien centimeter.

“In die tijd werd ik opnieuw opgeroepen voor de nationale ploeg, tegen Griekenland. Het was een heel nieuw team. De vroegere vedetten waren weg. Individueel hebben we nu minder kwaliteit, maar we vormen een hechter blok”

Je speelt nu voor Servië en Montenegro, voorheen voor Joegoslavië. Maakt dat een verschil ?

“Joegoslavië was groter, machtiger, ook op het sportvlak. Het is raar om andere spelers te ontmoeten met wie je voorheen de nationaliteit deelde, maar die nu voor andere staten uitkomen.”

Een paar weken geleden speelde je met Servië op bezoek bij Bosnië, in Sarajevo, waar rellen uitbraken. Hoe ervoer je dat ?

“Drie jaar geleden was ik al eens in Sarajevo voor een wedstrijd met Joegoslavië tegen Bosnië. Ook toen voelde je als speler de negatieve sfeer. Nu was het nog erger. Ik wéét dat velen in Sarajevo dingen meemaakten die hen tekenden. Alleen vind ik dat je in de sport je tegenstanders moet respecteren. De sfeer in de tribunes had geen invloed op de relatie tussen de spelers. Wie zijn haat uitschreeuwt, snapt niet waar het in sport om gaat : om respect voor je ploegmaats en de tegenstander. Waarom zou ik iemand haten die tegen mij scoort ? Ik kan mijn tegenstander niet haten. Ik probeer hem af te stoppen, maar waarom zou ik iemand opzettelijk een schop geven omdat hij voor een ander land voetbalt ?”

Tegen België speel je tegen vrienden en ploegmaats.

“Dat wordt een moeilijke wedstrijd, want ik heb sinds vorig jaar de dubbele nationaliteit. Ik heb veel aan België te danken. Ik kreeg hier respect, een kans om een betere speler te worden. Na acht jaar voel ik me hier echt thuis. Niemand liet me hier ooit verstaan dat ik niet welkom ben in dit land.”

We hebben drie punten nodig, Ivica ! Alsjeblieft …

“( Lacht.) Sorry, hoor.”

Iets anders : waarom ging je afgelopen zomer niet naar Lazio ?

“Omdat die club niet de gevraagde transfersom wilde betalen. Maar ik wil niet over Lazio praten. De supporters waren kwaad omdat ze dachten dat ik me niet meer zou inzetten voor Standard, omdat ik al met mijn hoofd in Rome zou zitten.”

Was Lazio de enige club waar je naartoe kon ?

“Nee. Vorig jaar kreeg ik twee keer de kans om naar Marseille te gaan. Twee keer weigerde ik. Omdat ik dacht dat ik hier op het sportieve vlak meer kon halen. Ik dacht : ik word kampioen met Standard en vertrek dan. Dat lukte niet. Ik kon in januari ook naar Real Sociedad, ook dat ging niet door. Eerst een prijs winnen met Standard.”

Waarom lukte het niet, kampioen worden met Standard ?

“Twee keer waren we er dichtbij : toen we onder Michel Preud’homme bij de winterstop naast Brugge stonden en vorig seizoen, toen we het na de winterstop lieten afweten. Toen Almani Moreira geblesseerd uitviel, hadden we geen goeie vervanger voor hem. Wij verloren het kampioenschap vooral tegen kleine ploegen, omdat sommigen dachten dat het na twee zeges vanzelf zou gaan. Maar dat lukt nooit. Ik word nog altijd niet goed als ik bedenk hoe we die tweede plaats uit handen gaven terwijl we in december tien punten voorsprong telden op Club.”

Het nieuwe seizoen begon al meteen in mineur. Je was je kapiteinsband kwijt zonder het te weten.

“Toen wilde ik echt weg. Ze hadden me gerust mogen zeggen waarom ik geen kapitein meer zou zijn : ik kan daarmee om. Dat ze niet eens die moeite namen, vond ik na al die jaren een gebrek aan respect. Niemand zei me achteraf waar het om ging. Ik ben het zelf wel te weten gekomen, maar ik hou het voor mezelf.”

Je was graag kapitein.

“Ik was zo trots dat ik kapitein van Standard mocht zijn ! Zo’n kapiteinsband houdt meer in dan tossen en een handtekening zetten. Je moet zo veel andere dingen doen voor je ploegmaats. Nooit vond ik dat een lastige opgave. Ik denk dat ik mag zeggen dat ik mijn job goed deed. Ook naar de supporters toe. Toen die vorig jaar na de winterstop heel ontevreden waren, ben ik met ze gaan praten. Ik verzekerde ze dat we zeker als derde zouden eindigen, als zij maar de spelers met rust lieten en geen problemen maakten. Niemand die me op dat moment geloofde, Standard was afgegleden naar de middenmoot. Ik zei : we praten nog eens na de competitie. Ze keken me hoofdschuddend aan maar hielden zich gedeisd. We wérden ook derde. Zij hielden hun woord, ik kwam mijn belofte namens de andere spelers na. Daar ben ik trots op, dat ik altijd mijn verantwoordelijkheid opnam.”

Kan je nog op dezelfde manier omgaan met wie je die band ontnam ?

“Nee. Het vertrouwen is weg. Als iemand mij niet respecteert, is mijn respect voor hen ook weg. Maar ik kan daar abstractie van maken, hoor, het heeft geen invloed op mijn inzet op training. Als Eric Deflandre of de trainer advies nodig heeft, geef ik dat graag. Het was niet Deflandre die me die band ontnomen heeft, hé.”

In het begin bakte Standard er ook niets van, maar de laatste weken zitten jullie weer op toerental. Wat was het keerpunt ?

“De 1-3-thuisnederlaag tegen Brussels. De volgende dag zocht ik net voor een vergadering met de oudere spelers de trainer op en zei Dominique D’Onofrio wat we volgens mij moesten doen : wij, de ouderen – Vedran Runje, Sergio Conceição, Eric Deflandre en ikzelf – moesten onze verantwoordelijkheid opnemen tijdens de wedstrijd en de anderen sturen. Wat wij vragen, moeten zij doen, ook als het achteraf verkeerd blijkt. Stel dat ik een verdediger zeg om naar voren te gaan en we lopen op een counter, dan neem ik de schuld wel op mij. Tevoren nam niemand zijn verantwoordelijkheid op, iedereen liep maar waar hij meende te moeten lopen. Zo maak je geen team. Vervolgens gingen we met zijn allen eten en spraken af dat de ouderen de anderen op het veld zouden sturen. Zijn we verkeerd, dan stuurt de trainer bij. De volgende wedstrijd op La Louvière wonnen we. Vanaf dat moment pakten we maar één tegengoal in zes wedstrijden. Achterin zijn we sterker. Met Eric Deflandre en Philippe Léonard is er een pak meer ervaring. Ogushi Onyewu is nog jong, maar zo sterk… Ik voorspel hem op een dag een grote club in het buitenland.”

In doel keerde Vedran Runje terug. Vorig jaar werd de doelman als een van de minder sterke punten van Standard aangeduid. Klopt dat ?

“Ja. Fabian Carini is een goeie keeper, maar hij was niet iemand die verantwoordelijkheid opnam. Je moest hem sturen, hij nam zelf geen initiatief. Vedran praat de hele tijd, hij straalt vertrouwen uit. Als ik geen oplossing zie, kan ik altijd terugspelen op hem. Een verdediger krijgt extra vertrouwen als je je geruggensteund weet door een sterke keeper.”

Maar jij blijft wel centrale verdediger, terwijl je met de nationale ploeg linksback bent, de positie die je ook bij Gent en in het begin bij Standard invulde.

“Als linksback voel ik me op mijn best. Als centrale verdediger kan ik geen acties maken, geen voorzetten geven, voor assists of goals zorgen. Allemaal dingen die je als linksachter wel kan. Soms voel ik dat ik zou kunnen gaan, maar ik durf het niet. De eerste wedstrijden speelden we niet als een team : als iemand van achteruit inschoof, werd zijn positie niet overgenomen. In Gent scoorde ik elk jaar een paar goals. In de nationale ploeg kan ik me meer uitleven. Normaal hanteren we 3-5-2, maar met het oog op de wedstrijd tegen België gaan we wat zaken bijsturen.”

Zoals ?

(Grijnst).

Voorin blijft Standard kwetsbaar.

“Dat klopt, maar we wonnen nu wél wedstrijden zonder Wamberto en Conceição. Vorig jaar had dit niet gekund, omdat we niet konden terugvallen op de organisatie die er nu staat. Nu proberen we eerst de nul te houden, alles negentig minuten dicht te houden. Tot voor kort liep iedereen maar naar voren en botsten we op een counter na een corner of een vrije trap voor ons, zoals tegen Brussels en Charleroi. Dat overkomt ons nu niet meer. Ons positiespel is beter. Wij vormen een blok, dekken elkaar af.”

Is wat je aangeeft niet de taak van de trainer ?

“Ik heb veel respect voor Dominique. Ik weet dat sommigen zich afvragen of hij wel een goeie trainer is voor Standard.”

En ?

“Vorig jaar was nog maar zijn eerste volledige seizoen als hoofdtrainer in eerste klasse. De kern waarmee hij de competitie aanvatte, verschilde erg van de kern waarmee hij aan de voorbereiding begon. In amper een paar weken zette hij met zeven nieuwe namen een nieuw team in elkaar. Hij werkt hard, is altijd aanwezig en bereid om te praten. Je kan met hem discussiëren, hij luistert altijd, hij is niet bang voor de mening van iemand anders. Veel grote namen uit het trainerswereldje waren niet geslaagd in wat hij hier in twee jaar in moeilijke omstandigheden neerzette. Dat dwingt respect af bij spelers. Reken eens uit hoeveel wedstrijden hij als hoofdtrainer verloor : het zijn er niet veel ( vorig seizoen vijf, twee meer dan kampioen Anderlecht, evenveel als Moeskroen, één minder dan Club, nvdr) Ondanks alle problemen in het begin van het seizoen staan we maar op een zucht van de eerste plaats.”

Wanneer zal dit voor Standard een geslaagd seizoen zijn ?

“Als we beter doen dan vorig jaar. Toen werden we derde, nu misschien tweede. Europees moeten we naar de volgende ronde. Ik ben zeker dat ons dat lukt. Want we zitten nog niet aan onze top.”

Missen jullie Emile Mpenza ?

“Ja. Met Emile erbij waren we dit jaar titelkandidaat. Maar hij mist ons ook. Hij had nooit mogen teruggaan naar Duitsland na die minder goede ervaring bij Schalke. Hij had nog één jaar bij Standard moeten blijven en dan naar een andere competitie overstappen. Met zijn stijl is hij beter geschikt voor Engeland of Spanje, niet voor Duitsland. Hij is niet gelukkig in Hamburg, denk ik.”

Snap je dat hij zich misnoegd voelde bij de nationale ploeg ?

“Ja. Hij miste respect. Vorig jaar maakte hij een sterk seizoen en toch mocht hij tegen Frankrijk maar tien minuten invallen voor Wesley Sonck. Alsof wat hij de voorbije twee jaar had bewezen plots allemaal niet telde. Daar zat hij heel erg mee, vertelde hij me. Hij had het erg moeilijk met de rivaliteit tussen de Waalse en de Vlaamse pers. Jullie snappen niet dat je door altijd op de negatieve punten te wijzen, de sfeer en het zelfvertrouwen van de spelers ondermijnen. Wat kan je nog verwachten als je de hele tijd wijst op wat verkeerd loopt ? Deze nationale ploeg heeft Emile Mpenza nodig. Zonder hem gaan jullie niet veel punten meer halen.”

door Geert Foutré

‘Zonder Emile Mpenza gaat België niet veel punten meer halen.’

‘Na mijn carrière moet ik nog naar het leger.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content