‘In Gent gaan we voor een podiumplaats.’ Matthew Gilmore vindt het ‘fijn’ om met Frank Vandenbroucke te rijden, maar wil in de toekomst meer aan zichzelf denken.

Een duo bestaande uit een winnaar van twaalf zesdaagsen op negentig deelnames en iemand die nog maar vijf zesdaagsen reed zonder er één te winnen, en tóch zal van 23 tot 28 november in Gent nagenoeg alle aandacht naar die laatste gaan. Frank Vandenbroucke is dé naam op de affiche van de Gentse Six, de spotlights zullen op hem gericht staan, beseft ook zijn twee jaar oudere compagnon Matthew Gilmore (32). De Australische Gentenaar maakt er geen punt van. “De publiciteit voor onze sporttak is sowieso mooi meegenomen. De toeschouwers zijn onze belangrijkste sponsors, een publiekstrekker als Frank is dus een goede zaak.”

Gilmore en Vandenbroucke zullen in Gent voor de derde keer een koppel vormen, want beiden reden al samen in Amsterdam en zullen dat ook doen van 11 tot 16 november in München. “Als voorbereiding op Gent. Daar gaan we voor een podiumplaats”, stelt Gilmore onomwonden. “In Amsterdam, waar ook alle specialisten aan de start kwamen, reden we nog in dezelfde ronde als de leiders op het moment dat Frank door een koortsaanval de strijd moest staken. Het voornaamste is dat hij er zélf naar vroeg om zesdaagsen te gaan rijden. Dat toont zijn motivatie.”

De eerste kennismaking met VDB beviel Gilmore. “Je merkt dat hij een echte klasbak is. In de ploegafvalling, toch een zware discipline, behaalden we meteen een vierde plaats. Beter niet te vaak demarreren in de jachten, dacht ik vooraf, maar wat bleek : Frank viel zélf aan. Wegrenners hebben trouwens over het algemeen een stevigere conditionele basis. Een pure pistier kan zich soms zo opblazen dat hij niet meer vooruit geraakt. Toen Fránk een mindere dag had in Amsterdam, bleef hij goed meedoen.”

Vandenbroucke beschikt dan weer niet over de explosiviteit die de echte baanrenners kenmerkt, weet Gilmore. “Daarom, en omdat Frank mij niet snel genoeg kan lanceren, zullen we geen punten sprokkelen in de baanronde en op de 500 meter. Met een puntenachterstand moeten we rekening houden, het zal met rondegewin moeten gebeuren.”

En wat met de aflossingstechniek ? “De eerste dagen merkte je dat Frank ervaring mist in het zesdaagsenwerk, maar na verloop van tijd liep ook dat veel beter. Honderd procent had hij de techniek niet onder de knie, maar laat ons zeggen dat het deftig was.”

Naast de baan klikte het alvast. “We hebben heel wat gelachen in Amsterdam en gepraat over andere dingen dan de koers. Nee, niet over zijn persoonlijke problemen of de rechtszaak die tegen hem loopt. Daar vraag je niet naar, hé.”

Gilmore vindt het wel ‘fijn’ om in Gent aan de zijde van Vandenbroucke te rijden, maar het moet voor hem niet elk jaar. “In de toekomst wil ik meer aan mezelf denken, want de jaren beginnen stilaan te tellen. Ik heb nog de ambitie om zesdaagsen te winnen, en niet één per seizoen, maar wel drie of vier. Als Frank de moraal heeft, zoals in Gent, dan kunnen we meedingen naar de overwinning, maar voor hem is het geen topprioriteit. Hij wil vooral zijn conditie opbouwen in de winter. Voor mij ligt het anders : ik verdien mijn geld met zesdaagsen en daarin wil ik me ook bewijzen. Ik kan niet blijven taxichauffeur spelen.”

Het liefst zou hij opnieuw een vaste tandem vormen met zijn goede vriend Scott McGrory, met wie hij in 2001/02 liefst vijf zesdaagsen op zijn naam schreef. “We waren iets te goed, denk ik, alle sponsors wilden zich aan ons binden. Ik vond het spijtig dat ze ons uit elkaar haalden en had er een discussie over met organisator Patrick Sercu. Anderzijds begrijp ik zijn standpunt : de toeschouwers willen niet naar een zesdaagse komen als ze op voorhand weten wie er zal winnen, wat soms het geval was toen wij samen reden.”

Voet bij stuk houden, had dan ook geen zin. “We hebben het geprobeerd door een keer weg te blijven van de zesdaagse van Dortmund, maar ja… Je moet je brood ermee verdienen, hé. De organisatoren staan wat dat betreft steviger in hun schoenen. Toch reken ik erop dat Scott en ik weer samen te zien zullen zijn op zesdaagsen. Een andere ploegmaat vergt elke keer weer een aanpassing bij de aflossingen. Als ze er dan van bij de eerste dag invliegen, kijk je onmiddellijk tegen één of twee ronden achterstand aan.”

Voelt hij zich ondergewaardeerd ? “Soms wel, ja. Kijk, Bruno Risi won in veertien jaar nog nooit de kilometer in Dortmund. Nu ik zijn ploegmaat was in plaats van Kurt Betschart, lukte het wél. Door mij gelanceerd bleef hij bovendien voor het eerst onder de minuut. Dat zegt genoeg, denk ik. Ik ben geen opvallende coureur, niet echt flitsend, maar toch… Ze onderschatten mijn kwaliteiten dikwijls.”

Een termijn zet Gilmore er niet op, maar hij wil “nog verschillende jaren zesdaagsen rijden”. Correctie : “Zesdaagsen wínnen, want daar gaat het voor mij om.” En hoe ziet hij de toekomst van de zesdaagsen in het algemeen ? “In Nederland gaat het goed : Amsterdam lokte veel publiek en dit seizoen krijgen we er Rotterdam opnieuw bij. In Duitsland blijft de traditie bestaan : de toeschouwersaantallen liggen er het hoogst en we kunnen er onze dikste contracten versieren. Het programma zoals het momenteel bestaat, garandeert bovendien spektakel. De mensen krijgen waar voor hun geld.”

Het enige probleem, vindt Gilmore, is het beperkte aantal toppers. “Vergelijk het met cyclocross, waar je ook altijd hetzelfde kleine kransje zegekandidaten hebt. Risi-Betschart, Kappes-Beikirch, SlippensStam, Gilmore-Mc Grory en daar blijft het in de zesdaagsen meestal bij.” Gelukkig halen ze die laatste twee geregeld uit elkaar, zodat er nog een kandidaat-winnaar bijkomt. “( lacht) Tja, zo zou je het kunnen bekijken.”

Voorlopig ziet hij niet meteen nieuwe toppers. Franco Marvulli misschien ? “Hij zal dan toch nog veel progressie moeten maken. Marvulli is erg snel, maar gaat in de ploegkoers meestal na een half uur ten onder. Hij werkt er te weinig voor tijdens de zomer, hij is een beetje een luierik. Ik hoopte een beetje op de jonge Duitsers, maar op de eerste avond in Dortmund bleek het een catastrofe. Na vijf minuten moesten ze de rol al lossen.”

En daar kunnen de organisatoren niets aan veranderen. “De Duitse organisatoren proberen jongens als Thorsten Rund, Lars Teutenberg, Robert Bartko en Guido Fulst naar voren te schuiven, maar de renners beslissen altijd, hoor. Als ze het niveau niet aankunnen, worden ze op verscheidene ronden gefietst.” Wat vindt hij tot slot van Iljo Keisse. “Iljo is een échte zesdaagsencoureur : hij heeft snelheid en techniek en kan achter de derny’s rijden, maar je mag niet vergeten dat hij nog maar 21 jaar is en moet opboksen tegen dertigers. Nog enkele jaren geduld, dus, en dan zal het zesdaagsencircuit nog veel plezier beleven aan Iljo.”

door Roel Van den broeck

‘Beter niet te vaak demarreren, dacht ik, maar Frank viel zélf aan.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content