Als blijkt dat geen enkele club hem wil in januari, valt de wereld niet op zijn kop. Maar het liefst van al zou Johan Boskamp straks toch weer op een voetbalveld staan. Het laatste interview, vóór de terugkeer naar Dubai.

Precies op het tijdstip van de afspraak met Johan Boskamp in Taverne Frederiksborg in Koekelberg nadert de kelner ons tafeltje. “Telefoon van mijnheer Bosman of Boskamp. Hij belde net met de boodschap dat hij niet kan komen.”

Wat nu ?

Het volgende ogenblik komt Johan Boskamp himself met een brede grijns om de hoek gestapt. Hij komt haast niet meer bij van het lachen. Bossie is back, of toch bijna. Sinds zijn ontslag bij RC Genk (in 2001) meed hij de publiciteit. Na de dood van zijn vrouw namen zijn vrienden hem mee naar Dubai, waar hij anderhalf jaar zijn persoonlijke ellende probeerde te vergeten, tot de plaatselijke sjeik hem in januari 2003 met betaald verlof stuurde. Daarvan maakte hij gebruik om de wereld af te reizen. Hij woonde het Zuid-Amerikaanse landenkampioenschap onder17 jaar bij, gaf wat training in het Argentijnse Mar del Plata, volgde het WK onder 17 jaar in Finland, een vierlandentoernooi in Maleisië, trok naar Spanje ook. En hij was op uitnodiging op het WK wielrennen in Canada.

Net voor hij in Spanje een huis wilde gaan zoeken, hield hij het niet meer van de pijn aan de heup en liet zich opereren. Dat is nu twee maanden geleden en sindsdien voelt hij zich herboren. “Had ik het geweten, was het al zeven jaar eerder gebeurd. De pijn was één van de redenen waarom ik niet meer wilde werken na Dubai.” Straks wil hij weer twee keer per dag gaan lopen en zijn gewicht tot negentig kilo terugbrengen. “Eind december zie ik wat het is, want ik heb tegen alle geïnteresseerde mensen gezegd dat ze me in januari mochten terugbellen. Omdat ik dan beslis of ik weer ga werken. In België gaat het om twee clubs, en verder kwamen er vragen uit Koeweit, Qatar, Rusland, Georgië en Cyprus.”

Na een kort verblijf in België vertrok Boskamp vorige woensdag weer naar Dubai.

Waarom wilde je in Spanje gaan wonen ?

Johan Boskamp : “Nou… Toen ik vroeger thuiskwam, was Jenny (zijn echtgenote, nvdr) er. Kom ik nu thuis, is er niemand. Het heeft dus niets met het voetbal te maken, alleen de eerste vier maanden na de Emiraten heb ik me niet met voetbal beziggehouden. Ik ging wel eens ergens kijken, maar niet écht. Vroeger schreef ik alles op, toen niet. Nu noteer ik weer alles. Ik wil bijvoorbeeld naar Costa Rica om uit te vissen waarom zo’n klein land ineens vanuit het niets op elk groot toernooi van de partij is. De Spaanse en de Argentijnse liga interesseren me om andere redenen, dat is gewoon het beste. Het mooiste voetbal in Europa wordt in Spanje gespeeld. Ben ik blij dat die gasten uit Noorwegen niet op het EK zitten ! Dát is pas een ramp, maar gelukkig zijn ze helemaal weggespeeld door de Spanjaarden. Samen met Portugal is dat het land dat ik altijd wil zien op een EK, zoals ik altijd Brazilië en Argentinië op een WK wil kunnen zien. Jeugdverantwoordelijken die willen leren hoe het moet, zou ik niet naar Ajax of Auxerre sturen, maar naar Argentinië.”

Waarom ?

“Wij benadrukken, terecht, dat kinderen plezier aan hun sport moeten beleven. Maar daar wordt er aandacht besteed aan alle details : weerstand, scherp trainen en toch het belangrijkste : winnen. Ze zijn veel balvaster, maar ook een beetje gemeen als het moet. Zelfs de jeugd. De beleving is er intenser. Ik vind nog altijd dat je hier zestien volwaardige profs moet hebben voor je eerste ploeg en daar zes of acht jonge jongens bij moet zetten. Bovendien kost dat minder.”

Staat Nederland niet het dichtst bij Argentinië of Brazilië ?

“Nee ! Niks ! Dan zouden ze toch ook niet al die jongens overal gaan halen. Ajax is ook Ajax niet meer, op Sneijder of Van de Vaart na. Toen ze hun laatste Europacup wonnen, stonden er acht of negen eigen jongens in. Nu doen ze het zoals de Belgische clubs. Waarom zitten er 54 Belgische voetballertjes bij PSV en niet bij Belgische clubs ? Toch niet allemaal wegens het geld, op elf, twaalf jaar ?”

Misschien omdat ze zich vereerd voelen door de belangstelling, die van respect getuigt ?

“Dat deden wij destijds bij Gent ook, maar toen werden we verketterd. Bij het Beveren van mijn vriend Frans Van Hoof lopen er elf Ivorianen. Ik kan hem daar niet in volgen. Bij Lokeren en Gent precies hetzelfde. Dat gaat ten koste van onze jeugd en op de duur van je nationale ploeg, tenzij je zelf veel toppers in het buitenland hebt lopen, zoals Nederland.”

Zou Thomas Buffel een even goeie voetballer zijn geworden in België ?

“Ik zal je wat vertellen : d’r is er één achter Buffel gegaan toen hij vijftien was. Deze mijnheer ! Toen zat-ie al bij Feyenoord, ik wilde hem terughalen. Maar ik mocht zelf maar tot 50.000 frank gaan voor een jonge belofte. Boven dat bedrag moesten Michel Louwagie of Ivan De Witte beslissen.”

Nu kan het bij Anderlecht wel met Vincent Kompany. Hebben ze het van jou geleerd ?

“Nee. Op het eind toen ik er was, sprak ik met mijnheer Collin (voorzitter van het jeugdcomité, nvdr) : onze visies verschilden voor vijfenzeventig procent. Ik wilde het laatste woord hebben en dat is heel moeilijk op Anderlecht. Nog altijd, denk ik. Afgezien daarvan kan ook Kompany’s broer een aardig stukje voetballen. Ik heb ze allebei meegemaakt op onze zomerkampen. Kompany is nuchter. Hij zal wel eens op zijn bek gaan, maar het moet een kanjer worden.

“Wat Anderlecht nu doet bij de jeugd, heeft het niet van mij. Ik laat mijn ploegen al van bij RWDM één tegen één spelen en positioneel voetballen. Dat is niets nieuws, hoor.”

Zijn er veel Kompany’s in België ?

“Je moet zulke jongens een kans geven. Als ze willen, kunnen ze nu één van hun andere centrale verdedigers verkopen (lacht).

“Neem nu Walter Baseggio. Ik weet nog dat hij op Guimaraes voetbalde als een patat. Ik haalde hem er bij de rust af. Dat had ik al na twintig minuten kunnen doen, maar dat zou zwak geweest zijn van mij. Dan was-ie verbrand. Drie dagen later tegen Brugge zette ik hem weer in de ploeg, terwijl hij dacht dat hij nooit meer een kans zou krijgen. Hij maakte twee goals. Walt moet je elke dag achter zijn flikker zitten. Bij ons moest hij elke dag de weegschaal op. Want die wordt ’s nachts wakker met honger en gaat dan in de ijskast zitten. Dat weet je. Ik doe het namelijk ook.”

Voor jou maakt het niet meer uit.

“Nou, misschien straks weer wel. Maar bij ons werd hij niet doodgeknuffeld. Het zou beter voor hem zijn als hij weggaat. Als hij zich ten dienste van anderen kan stellen, heeft hij het niveau voor Italië. Walter moet het ginder gewoon even laten zien, dan ben je van de discussie af of hij het kan of niet.”

Het laatste echt goede voetbal speelde Anderlecht toen Jean Dockx er trainer was.

“Da’s geen toeval. Jean had nooit moeten stoppen als trainer. Hij liet spelers op hun beste positie spelen, had het respect van de baas en van de media. Het enige wat ik betreur, is dat we niet ergens samen naartoe zijn gegaan : Atlético Madrid, Tenerife of Marokko. Uit respect voor de baas bleef hij en omdat Anderlecht zijn club was.”

Wat is jouw club ?

“Die bestaat niet meer. Ik heb van klein af iets met Manchester United, Sao Paolo, River Plate – waar we met Feyenoord tegen speelden en dat altijd goeie voetballers afleverde. Maar wat Anderlecht voor Dockx was, was Feyenoord voor mij. Feyenoord is nog even in beeld geweest voor mij en Jean. En op het laatst wilde hij wel mee naar de Emiraten. Drie weken voor zijn dood was hij met zijn vrouw in Dubai en hebben we alles doorgenomen.”

Op korte tijd verloor je twee dierbare mensen.

“Eerst degene waar ik het meest om gaf, Jenny, en dan Jean. Terwijl we elkaar voor mijn komst naar Anderlecht niet konden luchten. Maar na drie weken klikte het gewoon. Hij heeft me vaak tegen mijn poten geschopt opdat ik me rustig zou houden.”

Met je vrouw wou je nog eens op reis door de VS, Route 66 doen, na een leven in het teken van het voetbal.

“Dat we samen die reis zouden maken, stond als een paal boven water. Maar eerst zouden we zorgen voor de kinderen. We hebben haar ziekte zeven jaar geheim gehouden. Eerst borstkanker, dan botkanker, dan de lever. Toen was het over. Ik wist hoe het zou aflopen, maar zij had een blind vertrouwen dat de dokters haar beter zouden maken.”

Heb je in die periode nooit overwogen om te kappen met het trainerschap ?

“Ik zal nooit een kwaad woord zeggen over Genk, een wereldploeg met wereldsupporters. Na Gent kon ik meteen weer bij RWDM beginnen met Erik De Prins. Ik weet niet of ze met mij het faillissement hadden afgewend, maar ik had zeker niet in zes maanden tijd negen nieuwe spelers gekocht. Ze hadden hele goede jeugd toen, die zijn allemaal weg. Was ik nu bij Brussels, ik zou ze terughalen. Toen RWDM niet doorging, koos ik voor Genk. Ik dacht : ik kan ermee leven, met die ziekte van mijn vrouw. Maar ik kon het niet. Vier maanden geleden kon ik er nog niet over praten. Nu wel, nu kan ik ook weer lachen.”

Klopt het dat je na de faling even overwoog om zelf het stamnummer van RWDM over te nemen ?

“Ik wou 72.000 euro geven. Zonder bondsschulden kan je in derde klasse herbeginnen. Molenbeek had naar verluidt slechts voor 87.000 euro schulden, maar toen ik hoorde dat er wel wat meer te betalen was, heb ik afgehaakt. Nu hoor ik weer dat het níet zo was.”

Ze hebben nu een nieuw project in Molenbeek.

“Ze hebben een betere ploeg dan vorig jaar, maar de sfeer is anders. Toevallig werd ik op Brussels-Anderlecht aangeklampt om terug te keren. Ik heb nee gezegd. Ik ken de visie van Johan Vermeersch niet, ik vind het alleen leuk dat hij me uitnodigde. Dat was de eerste keer in de 22 jaar dat ik er weg ben. Alle andere keren kocht ik zelf mijn kaartje.”

Beetje geamuseerd met de wedstrijden die je hier zag ?

“Wel met Anderlecht-Club. De mooiste opmerking las ik op internet : hopen en lopen. Ik hou van ander voetbal. Antwerp-Standard vond ik niet om aan te zien, Beveren-Charleroi evenmin. Als je tegen Beveren druk zet, win je altijd ; laat je ze voetballen, dan kunnen ze wel een balletje spelen. Ook al kan het voor mij niet, tien Ivorianen en een Let. Zézéto ging naar Gent en doet daar helemaal niets. Is weg uit zijn omgeving en krijgt het vervolgens heel moeilijk. Zet een paar van die andere balkunstenaars van Beveren in een andere ploeg en ze krijgen het ook moeilijk. Ik vind Yapi Yapo geen speler voor Club of Anderlecht.

Touré is geen slechte, maar ik vond hem geen fitte indruk maken. Ik zag hem voor het eerst in Marokko-Ivoorkust. Ik schreef toen vier namen op voor Genk. We pakten Zokora en Roumani. Touré speelde achter de spitsen, Aruna diep in de spits, maar die hadden we niet nodig : we hadden Paas en Sonck al. Maar je zag dat hij kon voetballen. Aruna moet gewoon naar een buitenlandse topclub. Alleen moet hij meer scoren.”

Wat doe je als niemand je terugbelt in januari ?

“Ik kreeg een heel mooi bod uit het bedrijfsleven, maar als ik gezond ben, wil ik het liefst weer het veld op. Maar lukt het niet, dan ga ik echt niet elke dag zitten janken.”

Het moet niet per se in België zijn.

“Nee. Qatar wil ik niet, noch Koeweit, Saudi-Arabië of China. In Frankrijk heb ik met de Chinezen gesproken. Als ze me echt wilden, moesten ze de volgende dag bellen. Maar ze belden drie dagen later. Te laat dus. Ik ga nu naar Dubai. Daar had ik het wel naar mijn zin, al kon ik toen al niet uit de voeten. Ik zat altijd thuis te lezen.”

Misschien keer je terug naar Anderlecht.

“Nee. Nooit. Daar ben ik zeker van. Ik heb er een wereldtijd gehad, ik weet hoe het er daar aan toegaat. Met Franky Vercauteren zou ik zeker geen problemen hebben : voor vijfennegentig procent stemmen onze visies overeen.”

Wat niet van iedereen daar gezegd kan worden. Terwijl jij altijd zeker wil zijn dat degenen met wie je gaat samenwerken, jouw visie delen.

“Daar draait alles om. Daarom ging het ook zo goed bij Gent, waar we in principe alleen spraken met Ivan De Witte. We hebben ons de pleuris gewerkt, maar iedereen voelde zich gewaardeerd en straalde. Dan maalde je er niet om om tot drie uur ’s nachts aan de gang te blijven en er ’s morgens om negen uur weer te staan. Maar als we hoorden dat er een jeugdtrainer niet speelde zoals wij het wilden, dan ging die eruit. Ik wil het op mijn manier doen.”

door Geert Foutré en Bruno Govers

‘Er is er één achter Buffel gegaan toen hij vijftien was. Deze mijnheer !’

‘Als ik gezond ben, wil ik het liefst weer het veld op.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content