Populair bij de Brugse fans, maar toch amper gespeeld. Elrio Van Heerden, een voetballend enigma. ‘Ik heb drie jaar pech gehad. Ik zoek de fout écht niet bij mezelf.’

Op het moment dat hij uit de kleedkamer komt, weerklinkt op de achtergrond een schlager. Een Vlaamse. Elrio Van Heerden blijft beleefd: “Mijn muziek niet. Misschien dat ik, als ik in deze traditie was opgegroeid … (lacht) Of als ik er een paar keer naar luister … ( herpakt zich) Neen. Laat maar.”

Het is dinsdag, de ochtendtraining verliep net onder een dik wolkendek en de temperatuur flirt met de grens van tien graden, maar terwijl we praten, priemen de eerste zonnestralen in onze rug en wordt het plots veel warmer. Toeval bestaat niet, het is symbolisch voor zijn periode bij Club. Gehaald door Marc Degryse in de winter van 2006 nadat Anderlecht hem (bewust) liet lopen, moet de Zuid-Afrikaan drie jaar later constateren dat de impact die hij op het Brugse spel had, niet groot was. Grijs, met af en toe een zonnestraal. In die 4-4 tegen Standard, onder Emilio Ferrera. Tegen Anderlecht thuis vorig seizoen, toen hij François Sterchele op weg zette naar de 1-0. Of zoals dit seizoen nog, tegen Tubeke, toen hij voor twee assists zorgde en het publiek spontaan begon te zingen: “Jacky, heb je’t gezien, olé olé.”

Maar te vaak was hij grijs, afwezig, niet inzetbaar of gehinderd door allerlei blessures. Van Heerden, een enigma.

Elrio Van Heerden: ” Enigma? Meaning?”

Iets als: wat is Elrio Van Heerden waard op topniveau?

( zucht) “Ik heb drie heel moeilijke jaren achter de rug. Voor het eerst in mijn carrière heb ik drie zware blessures gehad, elk jaar eentje. In de wedstrijden waarin ik meespeelde, heb ik altijd mijn best gedaan, en in een paar toppers ging het goed. Daarin heb ik toch kunnen tonen wat ik kan. Maar ik weet ook dat je als speler in élke wedstrijd moet presteren. En die kans heb ik niet gekregen. Door omstandigheden, buiten mijn controle om. De incidenten gebeurden op training, niet eens in de wedstrijd. Bad luck.”

Je botste met Valgaeren, met Verbauwhede, …

“Resultaat: knieën kapot. Dit jaar ook nog eens de enkel, een simpele verstuiking een maand geleden. Daarvoor overbelasting van de adductoren, vier maanden out. Ik ben hier graag, dat is alles wat ik kan zeggen. De schuld probeer ik niet bij mezelf te leggen, het is pech, meer niet. Misschien krijg ik in de resterende wedstrijden nog een kans om te tonen wat ik waard ben.”

Kansen

Ik zag je invallen op Anderlecht en tegen Bergen. Vrij onopvallend voor iemand die zich moet bewijzen, wil hij een nieuw contract verdienen. Daar kan je wél wat aan doen.

“Het is heel moeilijk om dan het ritme op te pikken. Ik weet dat ik elke kleine kans moet proberen te pakken, maar zelfs de grootste speler kan in tien minuten geen mirakels doen.”

Ja oké, maar je gaf niet de indruk er vol voor te gaan. Is er al te veel gebeurd?

“Je moet ook de wedstrijdomstandigheden zien. Net toen ik inviel tegen Bergen, maakten we 3-2. Dan is het belangrijker de bal te houden. Sommige spelers hadden ook niet meer de energie om vooruit te voetballen, zij wilden de wedstrijd afronden. Dan moet ik mee …

“Een eerlijke kans is er voor mij eentje van 45, 50 minuten. Niet dat laatste kwartiertje. Ik deed mee tegen Tubeke en Genk, en daarna was het weer over. Terwijl ons voetbal tegen Genk toch niet slecht was. En ik raakte de bal veel. Misschien te weinig beslissend, maar dat is voor computers. Je moet in dat ritme raken en voor mij komt dat door veel ballen te raken. Daarna had ik last van de enkel, miste ik een wedstrijd. En vervolgens zat ik weer op de bank. Moeilijk om te volgen allemaal.”

Nochtans, zo goed was het spel niet en Ronald Vargas was op de sukkel met een overbelastingletsel.

“Wat moet ik daarop zeggen?”

Heeft het feit dat het hier een aflopend verhaal is – je bent einde contract – ermee te maken?

( zucht) “Misschien.”

Kreeg je de voorbije twee jaar ooit het gevoel dat naar jouw terugkeer werd uitgekeken?

“Toen deze trainer kwam, was ik geblesseerd. Eens opnieuw fit, kreeg ik geen faire kans. Zo voel ik het.”

Trainers zeggen: kansen verdien je op het oefenveld.

“Dat klopt. Maar als ik mijn situatie bekijk … Er zijn hier toch wedstrijden gespeeld waarin het niet goed was? Waarom dan niet met mij proberen?

“Was mijn wedstrijd tegen Genk goed? Waarom stopte het daarna? Ik heb veel vragen, maar kreeg geen uitleg. Ik snap het ook niet: ik moet mezelf bewijzen om een nieuw contract te verdienen, maar hoe doe je zoiets in tien, vijftien minuten?”

Heb je het gevoel dat het einde nabij is?

“Natuurlijk. Ik sta op één maand van het einde van het contract en heb nog geen gesprek met de club gehad. Ik wil blijven, de bal ligt in hun kamp. Maar als ik blijf, zou ik wel graag spelen.”

Biljarten

Amper wat getoond, maar toch populair bij de fans. Verrast je dat?

“Dat geeft een goed gevoel. Ze zijn super geweest omdat zij zich de dingen herinneren die ik op het veld liet zien. Zij geloven nog in mijn kwaliteiten.”

Heb je het gevoel dat je fysiek volledig top bent?

“Op dit moment voel ik me goed. De enkel voel ik een beetje, maar het gaat.”

Heb je fysiek wel voldoende volume? Je zal altijd een flitsenvoetballer zijn, maar je flitst te weinig.

“Ritme krijg je door te spelen, en als je niet speelt …”

Maar misschien helpt wat lopen in het bos, naast de trainingen, om je basis te vergroten. Doe je dat?

“Ik ben geen speler die na de trainingen nog eens gaat lopen als gek. Misschien zou ik het met de vrienden moeten doen. Ik zou eerst moeten spelen, om te zien of ik het nodig heb.”

Dat is het verhaal van de kip en het ei. Moet je er niet eerst zelf wat aan doen?

“Ik train elke dag, kan ik daar dan niet voldoende fysiek opdoen? Ik heb het nog nooit gedaan, vroeger, voor ik naar Brugge kwam. Waarom zou het dan nu moeten?”

Omdat het nodig is in een fysieke competitie als de Belgische!

“Mocht ik nu zien dat de snelheid van uitvoering op training te hoog ligt voor mij, dan zou ik je kunnen volgen. Maar dat ís niet zo, ik kan makkelijk mee. Wedstrijdfitness is een heel andere zaak. Dat is snel opeenvolgende inspanningen kunnen verteren. Ik kan elke dag nog eens twintig minuten gaan lopen, maar of dat helpt …”

In drie jaar Brugge vier verschillende trainers. Dat zal allicht ook niet geholpen hebben.

“Ik heb hier veel stormen doorgemaakt. Ook dat was nieuw. Crisis, crisis, crisis, nooit wat anders. We stonden een halfjaar op kop en toch was ons voetbal slecht. Ik zie het als een soort leerschool, ook voor mij. Aan de top is het nooit goed, je moet altijd meer pushen, ook jezelf. Hopelijk slaagt de volgende coach er wél in om stabiliteit te brengen. Wij zijn hier nooit in de situatie geweest waarin Standard de laatste maanden of zelfs jaren verkeerde. Nooit een flow, nooit een periode met goeie resultaten en goed voetbal, met blije supporters.”

Er was sprake van een transfer naar Standard in de winter.

“Heb ik ook gelezen, maar er was niks concreet.”

Wil je volgend seizoen in België nog wat bewijzen? Of maakt het jou niet uit waar je aan de slag gaat, zolang je maar kan spelen.

“Ik wil geen druk op mezelf leggen. Ik ken mijn kwaliteiten. Met het oog op het WK moet ik wel bij de selectie van Zuid-Afrika zien te blijven en daarvoor is ergens spelen héél belangrijk. Er zijn miljoenen spelers in Zuid-Afrika die erbij willen zijn. Ik weet dat ergens op de bank zitten heel gevaarlijk wordt, dus moet ik een belangrijke keuze maken. In juni is er de Confederations Cup, het is belangrijk dat ik nu nog speelminuten krijg en fit blijf tot dan. Normaal zit ik in de selectie van 30, waaruit een definitieve keuze van 23 wordt gemaakt.”

Ik kan me inbeelden dat je dan nu bijzonder gefrustreerd rondloopt.

“Ja. Je wilt wat terugdoen voor de club die je betaalt, maar je kan niet. Je wilt met de nationale ploeg spelen, maar je komt niet aan de bak bij je club. Mocht de ploeg goed spelen, dan kan je het accepteren. Maar dat is niet het geval. Crazy. Je moet het eens meemaken. Ik weet niet wat het probleem is, er wordt me niks gezegd.”

Je hebt nochtans heel veel contact met assistent-trainer Peter Balette, jullie biljarten vaak samen. Wordt dan nooit wat gezegd?

“Daar praten we niet over de selectie, dat is voor de trainer. Peter is een van de redenen waarom ik blijf doorgaan en de motivatie niet verlies. Maar als de boss je niet opstelt … ”

… dan haat je hem.

“Uiteraard. Blij ben ik daar niet mee. Ik word 26 komende zomer, dit moeten mijn jaren zijn.”

Misschien moet je maar een andere omgeving opzoeken, waar je geen verleden hebt.

“Makkelijk gezegd. Je kan daar hetzelfde meemaken.”

Maar ook jezelf afvragen: wat deed ik verkeerd?

“Misschien.”

Gangsters

Van welke afkomst ben je?

“Ik ben Zuid-Afrikaans. In Port Elisabeth is dat de taal. Zwarten spreken er Afrikaans. Zulu’s vind je meer in de buurt van Durban. Je hebt ook Xhosa. Interessante mix.”

En hoe was opgroeien in Gelvendale?

“Moeilijk. Ik ga nu niet zeggen dat het een hard leven was, maar toch moeilijk. Mijn moeder en tante waren er, om het huis aan kant te houden. Ik had het voetbal. Dat hield me weg van het geweld. Toen ik er opgroeide, was er veel gangstergedoe. Wie geld nodig heeft, doet vaak domme dingen.”

Wat moet ik me voorstellen bij een township?

“In Port Elisabeth is dat de buurt waar de zwarten wonen. De Afrikanen. Een gevaarlijke buurt, nog steeds. Er wordt nog steeds geschoten. Veel criminaliteit. De blanken wonen in de buurt van het strand.”

Je bent heel discreet als je naar huis gaat. Je rijdt niet rond in een opvallende wagen, houd je op de achtergrond. Ook daarom?

“Inderdaad. Maar ook omdat ik zo ben, ik ben een rustig type. Ik kén wel wat gangsters, een paar jongens van school vroeger. Hebben in de gevangenis gezeten en zo. Als ik hen op straat tegenkom, praat ik er wel mee, maar vrienden zijn het niet. De jongens waarmee ik voetbalde, zijn niet in de criminaliteit beland.”

Is hun toekomst nu beter dan tien, vijftien jaar geleden?

“Ja. Er is nog veel armoede, maar nu zijn we tenminste gelijk. De apartheid is weg. Je kan gaan waar je wil.”

Heb jij nog bordjes gezien met daarop ‘slegs vir blanke’?

“Neen. Die dateren uit de tijd van mijn moeder en mijn grootmoeder. Je bleef vroeger wel binnen je eigen gemeenschap, op een school voor kleurlingen, je had amper contact met de blanken. Pas toen ik via het voetbal door Zuid-Afrika ging reizen, begon ik dingen te merken.”

Wat voor een stad is Port Elisabeth?

“Een badstad, met weer dat me aan Brugge doet denken. Maar iets warmer. Ook wij kunnen drie seizoenen op één dag hebben. Koude zeewind ’s nachts, regen ’s ochtends en zon in de namiddag of omgekeerd. Nu begint de winter, het regent dus vaak. Er is een gloednieuw WK-stadion. Mijn ouders zeggen dat het af is en er goed uitziet.

Wonen je ouders nog in het township?

“Ik heb een ander huis gekocht, dat mijn moeder gebruikt. Niet zo ver van ons oude huis. Ik stelde voor om in de buurt van het strand te wonen, maar dat wilde mijn moeder niet. En aangezien ik er per jaar toch maar een paar weken ben … Mijn ouders hebben twee kinderen samen, maar ze zijn nooit getrouwd en wonen ook niet samen. Mijn vader woont bij mijn tante, maar is zelden thuis. ( lacht) Hij gaat veel weg, drinkt soms, en dat stoort mijn moeder dan weer. Maar daarna maken ze het weer goed. Echt een crazy story. ( lacht) Niemand snapt het.” S

door peter t’kint – beelden: reporters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content