‘Ik kreeg zelfs felicitaties van het Vlaams Belang’

© BELGAIMAGE - CHRISTOPHE KETELS

Veertig jaar geleden was Paul Beloy ‘dat negerke van Beerschot’ en hij vond die beschrijving toen normaal. Vandaag staat hij op de barricades in de strijd tegen racisme in het voetbal. Hij schreef er een boek over, Vuile Zwarte, dat door Black Lives Matter actueler is dan ooit.

Paul Beloy (63) ontvangt ons in zijn huis in Maaseik, waar hij recent naartoe verhuisde na nagenoeg een heel leven in het Antwerpse. In de jaren 50 kwamen hij en zijn zus over vanuit Kinshasa, in het kielzog van hun vader, die een studiebeurs kreeg in België. Hij groeide op in Mechelen, waar hij zijn profcarrière als voetballer begon in 1976. Later volgden nog Beerschot, waarmee hij in 1979 de beker van België won en waar hij aan de zijde speelde van onder andere Juan Lozano ( zie kader), Lierse en RKC. Na zijn spelerscarrière keerde hij terug naar het Kiel, waar hij tussen 2004 en 2012 als communitymanager werkte voor Beerschot.

Het is door al veel te jong competitief voetbal in te voeren, dat we mensen leren uitsluiten.’ Paul Beloy

In 2017 publiceerde Beloy samen met journalist Frank Van Laeken het boek Vuile Zwarte. Een pijnlijk confronterende opsomming van racistische incidenten op onze Belgische voetbalvelden.

‘Dat boek heeft veel mensen getriggerd’, vertelt Beloy. ‘Recent ben ik nog gaan spreken op een plenaire vergadering voor de Beneluxgemeenschap. Ik heb daar suggesties gedaan om ons voetbal anders te structureren. Een van mijn stokpaardjes is het afschaffen van competitief voetbal bij kinderen jonger dan tien jaar. Een kind moet in de eerste plaats leren spelen. Plezier maken. Zichzelf ontwikkelen. Ik zie bij de jeugd te vaak wedstrijdjes vier tegen vier, waarbij twee mannekes langs de lijn staan als reserve. Wat moet zo een kind daar nu in godsnaam staan toekijken hoe anderen spelen?! Organiseer dan beter een voetbalnamiddag waarbij je een veld opdeelt in verschillende postjes en installeer een doorschuifsysteem. Dat biedt veel voordelen: je leert met verschillende kinderen samenspelen, iedereen is constant bezig én je schakelt er die hysterische ouders langs de lijn mee uit. Zó zorg je voor integratie. Het is immers door al jong competitiviteit in te voeren dat je mensen uitsluit. Ploeg A tegen ploeg B. Wij tegen zij. Zeker als dan één ploeg uit voornamelijk nieuwe Belgen bestaat, krijg je die opdeling. Wanneer politici de tijd nemen om na te denken over die ideeën merk ik wel interesse. Zelfs iemand van het Vlaams Belang kwam me onlangs bij een lezing feliciteren.’

Je gaat dus ook de dialoog aan met aanhangers en politici van het Vlaams Belang?

Paul Beloy: ‘Natuurlijk. Vaak berusten hun overtuigingen op onwetendheid. Maar je moet de kans krijgen om te duiden. Dat is iets wat me verontrust: het spontane racisme maakt stilaan plaats voor bewust racisme. Het is allemaal sluwer geworden, minder naïef, en net daarom veel gevaarlijker. Ik ben meer op mijn hoede nu.’

Tegelijkertijd zien we nu toch ook meer ruimte voor debat. Bijvoorbeeld over ons koloniaal verleden in Congo.

Beloy: ‘De demografie van België is geëvolueerd naar veel meer nieuwe Belgen en daar moet men nu rekening mee houden. Wat toen regel was, is nu achterhaald. Ik was in de jaren 60 een van de weinige zwarte jongens in Mechelen. Mijn zus en ik waren rariteiten, de twee negerkes van wie de papa in de bananenbomen leefde – terwijl die nota bene voor zijn studies naar hier was gekomen. Maar eigenlijk voelde ik mij daarbij niet racistisch behandeld. Ik was te jong om zoiets te begrijpen. Kinderen maken geen verschil in huidskleur, dat zijn de volwassenen. Pas op mijn zestiende kwam ik voor het eerst in aanraking met echt racisme, vanaf het moment dat ik op de arbeidsmarkt kwam. Mijn pleegmama’s hadden een vakantiejob voor mij geregeld, maar toen ze er daar achter kwamen dat ik zwart was, kon het plots niet meer. Ik werd concurrentie voor anderen, kleur ging in mijn nadeel spelen.’

Léon Mokuna, de eerste zwarte speler in onze Belgische eerste klasse, vertelde eens hoe hij eigenlijk genoot van de aandacht.

Beloy: ‘Zolang je een rariteit bent, vorm je geen bedreiging, hè. Als hier morgen in Maaseik twee Pygmeeën rondlopen, zullen die ook bekijks krijgen. Dat catalogeer ik niet als racisme. Het wordt een probleem wanneer men zulke kenmerken gaat uitvergroten en er negatieve beeldvorming aan koppelt. Zoals Zwarte Piet of cartoons waarin zwarten steevast met dikke rode lippen en een ring door hun neus worden afgebeeld.’

Smeerlap Boskamp

Heb jij tijdens je spelerscarrière veel te maken gekregen met racisme?

Beloy: ‘Er waren destijds maar drie zwarte voetballers in de eerste klasse: Sanon, Giba en ik. Mijn bekendheid had meer te maken met mijn kleur dan mijn voetbalkwaliteiten, dat besef ik. Men sprak toen van de negerkes en dat was oké. Pas nadien, onder invloed van de Amerikaanse straattaal, kwam de negatieve connotatie door de vergelijking met het woord nigger. Ik ben daar óók in moeten evolueren. Zoiets heet voortschrijdend inzicht.

Het spontane racisme maakt stilaan plaats voor bewust racisme, dat verontrust me.’ Paul Beloy

‘En ik heb tijdens Antwerp-Beerschot wel eens een banaan naar mijn hoofd gekregen, maar ik kan dat plaatsen: die derby is sowieso al opgefokt. Ik heb dat voorval toen genegeerd. Ga ik mij druk maken in zulke domme acties? Neen, daarvoor sta ik te realistisch in het leven.’

En op het veld, door de tegenstanders?

Beloy: ‘Het was een spel. Neem nu Jan Boskamp. Door zijn intimiderende persoonlijkheid had hij vaak al half gewonnen van het moment dat hij op het veld stapte. Hij was ook niet vies van verbale oorlog. Met iedereen. Boskamp was een verschrikkelijk goede voetballer en tegelijkertijd de grootste smeerlap die er bestond – ik mag dat zeggen, want we kennen elkaar goed. Maar na de wedstrijd was dat gedaan bij hem.’

Wat maakt dan het verschil met het geval Joachim Van Damme, die je in je boek aanpakt omdat hij tijdens een wedstrijd in 2014 racistische zaken gezegd zou hebben tegen David Addy van Waasland-Beveren, waarna die zich revancheerde?

Beloy: ‘Jan flirtte met de grens, maar het werd nooit puur racistisch. Dat verbale steekspel moet kunnen, potverdorie! Maar er is een verschil tussen intimidatie of de persoon viseren. Mensen weten heus wel wanneer ze zaken zeggen om iemand tot in zijn diepste wezen te kwetsen en wanneer niet. Iemand als mindere beschouwen omdat die een andere huidskleur heeft, dat kan niet. Hetzelfde met supportersgezangen. Wat de Beerschotaanhang zingt, is vaak ludiek, maar spijtig genoeg is ook bij hen de grens tussen wat kan en niet kan vaak heel vaag.’

Wat vind je van het idee om van het veld te stappen wanneer racistische gezangen weerklinken?

Beloy: ‘Ik denk dat we dat steeds vaker zullen zien. Een kwestie van grenzen te stellen. Wanneer persoonlijkheden als Romelu Lukaku of Vincent Kompany zoiets zouden doen, zal men er wel bij stilstaan.’

Vrees je niet dat zoiets dan bewust kan gezocht worden door supporters, om bijvoorbeeld het tempo uit de wedstrijd te halen als hun ploeg het moeilijk heeft?

Beloy: ‘Dat is inderdaad een lastig vraagstuk, waar nog verder over nagedacht moet worden. Wat mij meer stoort, is dat er al genoeg regels bestaan om racisme te bestrijden, maar dat ze niet toegepast worden. Is het met de huidige technologie zo moeilijk om de schuldigen aan te duiden in een tribune? Dat daar zo weinig mee gedaan wordt, dát maakt mij kwaad.

‘Bij Antwerp-Anderlecht bijvoorbeeld werd Francis Amuzu voor ‘choco’ uitgemaakt. Anderlecht diende nadien geen klacht in. Waarom? Omdat ze redeneren: volgende keer gebeurt het bij ons en hebben wij het vlaggen. Zo hou je dat in stand. Daarom is er nood aan een onafhankelijke instantie die zulke incidenten vaststelt en boetes oplegt. Er bestaat toch een VAR-commissie die schorsingen uitspreekt op basis van beelden, waarom hebben we dat niet voor supportersincidenten?’

Mo Messoudi lanceerde eens het voorstel om de capo’s, de supportersbazen in de tribunes, meer verantwoordelijkheid geven.

Beloy: ‘Ik geloof meer in de verantwoordelijkheid van de spelers, met name de kapiteins op het veld. Kijk naar wat Kompany deed toen Simon Mignolet beschimpt werd tijdens Anderlecht-Brugge: Kompany ging de confrontatie aan met zijn eigen supporters … en het stopte.’

Frustraties

Het racismeprobleem in de lagere reeksen is vaak nog schrijnender, omdat daar minder bewijsmateriaal bestaat. Hoe zou jij dat dan aanpakken?

Beloy: ‘Daar pleit ik al lang voor de invoering van time-outs. Van zodra een racistisch incident plaatsvindt, kan een ploeg een time-out aanvragen, waarbij de scheidsrechter verplicht is om een rapport op te stellen. Maar dan kom je bij een ander probleem: scheidsrechters worden te weinig betaald. Als zij nu een verslag opmaken, moeten ze dat voor de bond komen verdedigen en dat allemaal voor soms een onnozele 50 euro vergoeding. Dus noteren ze dikwijls liever niets en is er zogezegd ook nooit een klacht neergelegd. Zo krijg je natuurlijk nooit adequate cijfers en een doortastende aanpak. Ik zie federaal te weinig echte wil om daar iets aan te veranderen.’

Waarom is racisme vooral in het voetbal aanwezig en minder in de andere sporttakken?

Beloy: ‘Onze maatschappij loopt mank, te veel mensen kennen problemen op gebied van huisvesting, sociale zekerheid, werkgelegenheid, enzovoort. Die mensen voelen zich verongelijkt. Als ze dan een vreemdeling zien die wel van alles krijgt… Tja, die frustratie kan ik wel begrijpen. En waar kun je die woede nog kwijt? Op zaterdag of zondag met je maten in de voetbaltribunes. Met een pintje erbij en opgaand in een massa. Het is met studies al aangetoond: in voetballoze weekends stijgt het aantal gevallen van huiselijk geweld. Dit gaat dus niet enkel over racisme. De verbitterdheid neemt toe, uitersten in onze maatschappij winnen aan populariteit.’

Welke impact verwacht je van de Black Lives Matter-beweging?

Beloy: ‘Dit is een belangrijk momentum. Want de strijd is keihard. Toen ik vroeger met mijn dochters naar het pretpark ging, was het eerste dat hen opviel dat alle mensen die het vuile werk deden, zwarten waren. Waarom zien we zo weinig zwarten op bestuursniveau? Daar zit een probleem.’

Ook in de sport, waar je amper diversiteit terugvindt in bestuurskamers of supportersraden.

Beloy: ‘Voilà. We hebben zelfs geen zwarte vertegenwoordiger in het Vlaams Parlement! De Maghrebijnse en Joodse gemeenschap wel, hoor. Ik heb het meegemaakt dat ik een bestuursfunctie kon invullen maar ze hebben alle truken bovengehaald om mij daaruit te houden, en dat is gelukt. Op zulke momenten stuiten wij op een gebrek aan netwerk, nog altijd. Dat is constant bonken tegen het glazen plafond.’

Kunnen persoonlijkheden als Kompany of Lukaku daar een rol in spelen?

Beloy: ‘Kompany is een man met impact, net zoals president Obama in de VS door zijn buitenmatige intelligentie iets kon betekenen. Het is hopen dat zijn project bij Anderlecht slaagt, dat zou ook veel in beweging kunnen zetten. Maar het is telkens herbeginnen. Na Obama was het in de VS met Trump ook terug naar af, hé. Dus je moet kijken naar wie er na Kompany of Lukaku komt.

‘De Afrikaanse gemeenschap moet tegelijkertijd zichzelf in vraag stellen. Want eigenlijk is die gemeenschap een illusie: verdeeld onder Portugees sprekenden, Franstaligen en Engelstaligen. Daar bestaat geen cohesie. Daarom was die betoging van de BLM-beweging in Brussel een belangrijk moment.’

'Ik kreeg zelfs felicitaties van het Vlaams Belang'
© BELGAIMAGE – CHRISTOPHE KETELS

Juan Lozano: de beste van allemaal

Paul Beloy werkte in zijn carrière samen met een paar illustere namen uit ons Belgische voetbal. We legden hem dit lijstje voor.

Beloy over…

Rik Coppens: ‘Ik heb hem nog als trainer gehad bij Beerschot. Ik herinner mij dat hij mij op training eens passeerde op snelheid. En typisch Coppens, hij draaide zich om: ‘ Heddet gezien allemaal?! Ik em den Beloy op snelheid gepakt.’ Bij een oneven aantal op training stuurde hij ook dikwijls dezelfde persoon weer naar de kleedkamers, zodat hij zelf kon meespelen.’

Jan Tomaszewski: ‘Eind jaren 70 een van de beste keepers ter wereld. Hij kwam bij Beerschot binnen als grote vedette. Tomek las verschrikkelijk goed de wedstrijd. Hij zag dadelijk waar het fout zou kunnen gaan en stuurde zijn verdedigers in het Engels-Duits tactisch bij.’

Juan Lozano: ‘De beste voetballer met wie ik ooit samenspeelde. Voor mij praat je dan over het niveau van Johan Cruijff en Robbie Rensenbrink. Lozano kon echt alles met een bal, een crosspass van veertig meter trapte hij links of rechts zonder enige moeite. Wij hadden in die tijd geen van beiden een partner en dus nam hij me geregeld op sleeptouw na de training. Héél veel bijgeleerd toen… ( lacht) Maar ik wil ook een lans breken voor Polleke Lambert, die alle vuile werk opknapte en Lozano toeliet om te schitteren.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content