Zijn transfer van Zulte Waregem naar Gent had wat voeten in de aarde, maar ook in Gent staat Mbaye Leye in de basis. Een gesprek met een voetballer die naar Frankrijk kwam om René Descartes te lezen.

Het is kwart over twee en de deur van de kantine van het Gentse oefencomplex is nog dicht. Aan tafel zitten de buitenlandse spelers van Gent, voor de les Nederlands. Stipt om halfdrie houdt Mbaye Leye (26) de deur open. Tijdens het gesprek komt trainer Michel Preud’homme informeren hoe het met zijn Nederlands gaat. “Misschien geef ik volgend seizoen wel de besprekingen in het Nederlands.”

In anderhalf jaar heeft de Senegalese spits in België zijn visitekaartje afgegeven. Niet slecht voor een jongeman die zeven jaar geleden van Senegal naar Frankrijk vloog. Niet om er te voetballen, maar om er te studeren.

Wat was je nu geweest als je per toeval geen profvoetballer was geworden?

Mbaye Leye: “Sportleraar. Ik ben die opleiding begonnen, maar al na één jaar ben ik gestopt, om te gaan voetballen. Er bleven nog drie jaar te gaan. Waarschijnlijk zou ik die zonder het voetbal gewoon afgemaakt hebben.”

Veel Afrikanen komen naar Europa om te voetballen, jij kwam om te studeren.

“In Afrika vindt men nog altijd dat een diploma dat je behaald hebt in Europa zwaarder weegt dan dezelfde opleiding in Afrika. Een Afrikaan denkt nog steeds dat een Europeaan de dingen beter doet. In Europa héb je wel meer faciliteiten: er zijn meer opleidingen, meer scholen, leraren en bibliotheken. Mijn broers en zussen – we zijn thuis met acht – hebben allemaal verder gestudeerd. Mijn ouders benadrukten dat studies belangrijk zijn. Mijn moeder werkte in een bank, mijn vader doet in verzekeringen.

“Voor mijn baccalaureaat in Frankrijk koos ik de richting literatuur en geschiedenis, daarna volgde ik lichamelijke opvoeding aan de universiteit van Rennes.”

Welke schrijvers of filosofen spraken je aan?

“René Descartes intrigeerde me. Als je jezelf een bepaalde manier van denken eigen maakt, bevrijdt dat je geest. Literatuur leert je nadenken en argumenteren. Maar het is al lang geleden dat ik nog een écht boek las. Sinds ik in België woon, heb ik enkel het boek van Stéphane Pauwels doorgenomen. In Frankrijk reisden we tot vier uur met de bus of met het vliegtuig. Dan las ik een boek, terwijl anderen naar een film keken. Hier duurt de verste verplaatsing anderhalf uur. Dat vind ik te kort om te lezen, al zag ik bij Zulte Kevin Roelandts wel eens wat lezen onderweg.

“In Frankrijk was ik ook al begonnen met de trainersopleiding. Als prof sla je meteen het eerste jaar over, ik heb ook het tweede afgemaakt. Nu kan ik daar niets mee doen omdat ik in een omgeving woon waar ik de taal moeilijk begrijp, maar ik ga die drie resterende stappen om het einddiploma te halen zeker zetten.”

Je bent op je achttiende helemaal alleen van Afrika naar Frankrijk gegaan. Voor Belgische jongeren lijkt dat een enorme stap.

“Ik kon terecht bij mijn zus in Rennes, waar ik onderdak kreeg. Zij motiveerde me om de stap te wagen. Het helpt dat je iemand hebt om mee te praten. Alleen zou ik het moeilijk gehad hebben. Het leven in Afrika is veel socialer. Hier zeg je iemand hooguit één keer per dag ‘goeiendag’, ook al zie je mekaar later die dag nog tien keer. In Afrika zeg je dan tien keer goeiendag.

“Voor de rest kende ik niemand. Daarom ben ik toen gaan voetballen bij een kleine club, Cesson Sévigné, omdat dat me de ideale manier leek om me te integreren in mijn nieuwe leefomgeving.”

Eerst studeren

In Senegal voetbalde je niet!

“Ik voetbalde graag, maar nooit in clubverband. Voetbal nam nooit de eerste plaats in mijn leven in. Ik mocht pas buiten gaan voetballen wanneer mijn huiswerk af was. In Afrika respecteer je de wil van je vader. Mijn vader zei me eerst voor mijn studies te gaan en mijn diploma te halen. Daar moet ik mijn ouders dankbaar voor zijn. Dankzij die studies kan ik voor mezelf opkomen, en kan ik me behelpen. Hier wordt bijvoorbeeld alles in het Engels gedaan. Stel dat ik op mijn vijftiende van school ga om het te maken als profvoetballer: ik zou hier op training al niets snappen. Nu ken ik wél Engels.”

Wie zette je ertoe aan om alles op het voetbal te zetten?

“De mensen in mijn kleine club vonden dat ik daar mijn tijd verloor. Maar ik kende niemand in het Franse voetbal. Op een dag speelden we tegen het derde team van Lorient. Ik scoorde vier keer. Die trainer zei me: ‘Jij kan mee met het eerste elftal, als je deftig traint.’ Lorient voetbalde toen in de tweede klasse. Toen hij me daar binnenbracht, zette ik mijn studies stop. Ik gaf mezelf één jaar om alles op alles te zetten om te slagen.

“Ik mocht een jaar met de reserven meetrainen, en kreeg daar een bescheiden salaris voor, met een woning en een wagen. In plaats van twee keer trainde ik plots zes keer per week. Dat eerste jaar durfde ik mijn vader niet te zeggen dat ik mijn studies had stopgezet. Later heb ik dat wel gedaan, hij reageerde positief. Hij vond het al belangrijk dat ik mijn baccalaureaat gehaald had. Toen ik voor het eerst het shirt van de Senegalese nationale ploeg droeg, was ik tegelijk blij en droef: droef omdat hij dat niet meer heeft mogen meemaken.”

Bij Lorient heb je niet in het eerste elftal gespeeld.

“Wel met de reserven. Toen mijn contract afliep, deed men me een nieuw voorstel: als Lorient de in tweede klasse bleef, kreeg ik een nieuw contract voor drie jaar. Maar ze promoveerden naar eerste. Leuk voor hen, pech voor mij. Ik snapte dat er na de promotie voor mij geen plaats was in de kern. Positief was dat ik contacten had met een drietal andere tweedeklassers, omdat ik met het tweede team topschutter was geworden. Zo ging ik naar Amiens, waar ik voor twee jaar tekende. Maar ik bleef er maar één jaar. Ik startte in de basis, brak mijn sleutelbeen, bleef twee en een halve maand aan de kant. Toen ik weer fit was, draaide het team goed. Als het team goed draait, verandert de trainer niet. Dus viel ik af en toe in. Maar dat vond ik niet genoeg. Ik wilde geen prof zijn omwille van het statuut, ik wilde spelen. Maar de trainer kon me niet garanderen dat ik het tweede jaar vaker in actie zou komen.”

Polyvalentie

Dus zei je: ik ga naar Zulte Waregem!

(lacht) “Gelukkig kende mijn manager Luc Dhaenens, die toevallig eens naar Amiens kwam kijken, voor Zulte Waregem werkte en nu scout is voor Gent. Dhaenens meende dat ik in België een kans van slagen had. Benjamin Nicaise, die nu bij Standard zit en die met mij bij Amiens had gevoetbald en zes maanden eerder naar Bergen was vertrokken, raadde me aan om te komen. Van het Belgische voetbal kende ik alleen de namen van Club, Anderlecht en Standard. Van Zulte Waregem had ik nog nooit gehoord.”

Zulte Waregem evenmin van jou. Je arriveerde op het einde van het seizoen, de trainer kende je niet.

“Ik kwam via de achterdeur binnen. Ze hadden Jelavic al aangetrokken als diepe spits. Toen ik hoorde dat ik eerst moest testen met de reserven tegen Lokeren, wilde ik dat aanvankelijk niet doen. Mijn manager overtuigde me er toch voor te gaan. Na de match werd ik goed bevonden.

“Al in de voorbereiding voelde ik dat ik het niveau aankon. In de eerste match kwam ik aan de aftrap, omdat de trainer voor een 4-4-2 koos, met Jelavic en mij in de spits. We verloren zwaar van Standard, de volgende match zat ik op de bank en mocht ik invallen als rechtshalf. Dat ging goed. Een paar maanden speelde ik alleen op de flank, links of rechts, en toch zat ik aan zeven goals na de heenronde. Mijn polyvalentie hielp me. Was ik alleen een echte midvoor geweest, dan had ik waarschijnlijk amper gespeeld. Gelukkig voor mij had ik weinig last van aanpassingsproblemen.”

Waarom brak jij wel door?

“Voor mij is de uitdaging: via de achterdeur binnenkomen en door de grote poort naar buiten gaan. Als ik een doel heb, ben ik bereid daar keihard voor te werken. Ik kreeg ook het vertrouwen van Francky Dury. Als ik het vertrouwen krijg van iemand, geef ik veel vertrouwen terug.”

Hoe anders voetballen was het in vergelijking met Frankrijk?

“Technisch lag het niveau lager dan in Frankrijk, maar iedereen gaf zich helemaal. Zelfs als aanvaller was ik vorig seizoen vaker verdediger dan spits. Wat telde, was de organisatie. Ik moest mee terugplooien, sprintjes trekken van 60 meter: niet makkelijk voor een spits. Het is makkelijker voor een speler om zich aan te passen aan een trainer dan omgekeerd. Ik ben een speler die, als hij ergens aankomt, vindt dat hij zich maar moet aanpassen.”

Bij Zulte Waregem zegt men dat het idee om te vertrekken groeide toen je opgeroepen werd voor Senegal. Plots hoorde je hoeveel meer geld je mede-internationals verdienden.

“Het is niet zo dat ik bij de nationale ploeg gek gemaakt werd door de bedragen die de andere spelers in hun clubs verdienden. Zij zitten bij topclubs. Ik niet. De selectie met de nationale ploeg leerde me wel iets anders. Namelijk dat ik het niveau van de Senegalese toppers die bij buitenlandse topclubs speelden ook aankon. Ook bij Senegal, waar ik intussen vijf selecties tel, kwam ik langs de achterdeur binnen: niemand die mij of Zulte Waregem kende. De twee vedetten waren Henri Camara en El HadjiDiouf: toevallig twee spitsen, de helden van het WK 2002. Moeilijker kon het voor mij niet, maar intussen ben ik wel al eens in de basis gestart terwijl Camara op de bank zat. Maar dat maakte me niet gek. Van Zulte ga je niet ineens naar Bolton of Marseille, daar is nog een tussenstap voor nodig.”

Na je eerste interland wilde je plots weg.

“Klopt niet. Ik had binnen de club al eerder gezegd dat ik graag na het seizoen zou vertrekken. Zulte Waregem vond dat niet fijn. Maar zelf zegden ze tegen Chapi, Neumayr en anderen dat ze weg moesten, terwijl hun contract nog niet afgelopen was. Toen ze me een verbeterd salaris aanboden, hebben ze me nog eens gevraagd: ‘Zal je ontgoocheld zijn als je blijft?’ Ik heb daar bevestigend op geantwoord, maar ik heb eraan toegevoegd dat ik me wél 200 procent zou inzetten. Omdat ik vond dat, als zij een financiële inspanning deden om me een beter contract te geven, ik daar iets tegenover moest stellen.

“Dit seizoen was Zulte Waregem sterker, door de inbreng van Franck Berrier en het topniveau dat Kevin Roelandts haalde. Plots kreeg ik twee aanvallende middenvelders achter mij die me goed bedienden. Vorig jaar moest ik die ballen zelf gaan halen.”

Wet van ’78

In januari ging het plots allemaal heel snel. Eerst zou je naar Rusland gaan, dan naar Club, ten slotte naar Gent. Besefte je zelf nog wat er gebeurde?

“Absoluut. Dat stoorde me het meest, dat men vertelde dat ik onder invloed stond van slechte raadgevers. Wie me kent, weet dat ik zelf mijn beslissingen neem. Ik laat me niet leiden door anderen. Het gevolg van al die verhalen is dat de mensen in België denken: weer zo’n Afrikaanse voetballer die zich het hoofd op hol liet brengen om elders meer te verdienen. Maar als ik echt alleen om geld had gegeven, was ik naar Kazan gegaan, en niet naar Gent.”

Waarom ben je niet naar Kazan gegaan?

“Omdat er heel veel tussenfiguren waren bij die transfer en omdat ik te veel dingen onder tafel moest terugbetalen. Die manier van zakendoen beviel me niet, ook al was hun voorstel fantastisch. Maar toen Kazan een transfersom en het salaris op fax moest zetten met een stempel van de club, deden ze dat niet.”

Heb je met Club gepraat?

“Via de telefoon, met Luc Devroe. Ik had graag voor Club willen spelen, maar als een topclub me echt wil om als aanvaller hun problemen op te lossen, hadden ze de nodige middelen op tafel moeten leggen. Dat hebben ze niet gedaan.”

Ze wilden toch het dubbele betalen van wat Gent uiteindelijk voor je betaald heeft?

“Aan Zulte Waregem wel, maar niet aan mij. Ik heb bij Gent een beter salaris dan wat Club voorstelde. Wat ik eigenaardig vind, is dat Zulte Waregem een bod van 500.000 euro van Gent accepteerde terwijl ze één miljoen konden krijgen van Club.”

Wat trok je aan bij Gent?

“Bij Zulte Waregem heb ik in anderhalf jaar geen vijf minuten gesproken met de voorzitter. Bij Gent sprak ik donderdag met de trainer, vrijdag met de manager en de voorzitter. Met Preu-d’homme had ik het gevoel dat ik vanaf het eerste contact iemand trof die graag met mij wilde werken. Tenslotte is de trainer degene met wie je elke dag moet werken. Preud’homme is ook een naam in Senegal. Als ik daar vertel dat ik met Preud’homme werk, dwingt dat respect af.”

Zaterdag escaleerde de zaak bij Zulte Waregem: jij wilde niet spelen tegen KV Mechelen, je dreigde met de wet van ’78.

“Vrijdag voor de training zegt manager Vincent Mannaert me dat ze een akkoord met Gent hebben en dat ik met Gent mag praten. Na de training bel ik met Michel Louwagie en vertrek naar Gent, waar ik van twee uur ’s middags tot bijna acht uur ’s avonds praatte. Om half acht zijn we er uit en belt Louwagie Mannaert op om hem dat te zeggen. Goed, zegt Mannaert, maar we zijn nog niet rond. Uiteindelijk spraken ze af om zaterdagochtend alles te regelen. Ik moest me geen zorgen maken. Maar dat deed ik wel: de ene keer hoorde ik dat er een akkoord was, de andere keer niet. Dus bel ik vrijdagavond naar Vincent Mannaert. Die antwoordt niet. Zaterdag wéér geen antwoord. Om halfzes ’s avonds wist ik nog van niets, en om zes uur moesten we verzamelen op de club voor de match tegen KV Mechelen. Toen werd ik écht nerveus. Dus stuur ik een sms naar Vincent én een aan de voorzitter (toont de berichtjes met datum op zijn iPhone): ‘Ik sta voor uw deur, ik ga hier niet weg en speel niet als u me niet uitlegt wat er gebeurt.’ Om zes uur komt Mannaert aan, met de psycholoog en een bestuurder. Hij zegt: ‘We komen er wel uit met Gent. We zien ze maandag.’ Vijf minuten later komt Dury binnen en vraagt waar ik blijf. Ik zeg: ‘Ik kom niet naar beneden voor jullie me alles uitgelegd hebben.’ Uiteindelijk héb ik gespeeld. Ik heb zelfs nog de penalty genomen bij een 0-1-achterstand. Stel je voor wat de reacties waren geweest als ik die had gemist!

“Wat me later boos maakte, was dat ik las dat ik met de wet van ’78 had gedreigd, dat ik de club had gegijzeld. Maar ik had al in de zomer gezegd dat ik weg wilde. Bovendien zaten de avond van de match tegen Mechelen al twee mogelijke vervangers voor mij in de kleedkamer die al getekend hadden.”

Wie heeft met de wet van ’78 gedreigd?

“Ik niet. Later zegde Mannaert me dat mijn raadgever dat had gedaan. Die heeft gezegd dat hij enkel vermeldde dat hij op de hoogte was van die mogelijkheid, maar dat hij daar niet mee gedreigd had. Als ik met de wet van ’78 had gedreigd, had me dat niets opgeleverd. Mijn nieuwe club gaat me dan toch niet vertrouwen? Waarom zou ik hen een jaar later niet hetzelfde aandoen? Dat heb ik Mannaert ook gezegd: dacht hij nu echt dat ik zo stom zou zijn?”

Je club staat nu wel hoger in de rangschikking dan Zulte Waregem, maar het verschil is slechts één puntje.

“Dat klopt, maar het spel is anders, het niveau hoger. Ik ben zeker dat Gent op het eind van het seizoen een stuk hoger zal staan. Zelf ben ik bij een club beland waar men vanaf de eerste dag in mij geloofde. Ik werd hier meteen basisspeler, dus zal ik nooit kunnen zeggen dat ik mijn kans niet kreeg.”

Is Vlaanderen een moeilijke regio om te slagen voor een Afrikaan?

“Nee. Het enige wat je nodig hebt, is een doel. Je moet weten waarom je hier bent, wat je wil bereiken, en dan hard werken. Als je hier alles geeft, slaag je.” S

door geert foutré – beelden: jelle vermeersch

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content