Jan Hauspie
Jan Hauspie Voormalig redacteur bij Sport/Voetbalmagazine.

Jean-Philippe Caillet is een persoonlijkheid. De Franse ‘patron’ in de verdediging van RC Genk bande twijfel en spijt uit leven en werk en omhelsde het zelfvertrouwen. ‘Het is een sterkte,’ zegt hij, ‘voor mij en voor de ploeg.’

Het is de dag dat David Beckham bekend maakt dat hij Real Madrid zal verlaten en voor de Los Angeles Galaxy heeft getekend. In het Fenixstadion van RC Genk zwaait een deur open, schoenen klakken en daar staat hij : Jean-Philippe Caillet. Diamantje in beide oren, smetteloos wit hemd, knoopje of twee los, opzichtige halsketting. Innemende grijns ook. De David Beckham van Genk !

En van Bulgarije : bij je vorige club, Litex Lovech, werd je vergeleken met Beckham.

Jean-Philippe Caillet : ” Ouai, ik had nog lange haren die ik in een staartje droeg en scoorde een paar keer uit een vrije trap, voilà. Zo is het gekomen, maar ik heb niks, werkelijk níks waardoor ik te vergelijken zou zijn met Beckham. Het was gewoon voor de fun.”

Je houdt er wel een extravagante manier van leven op na, zei je in een eerder interview.

“Dat gaat alleen mezelf aan ( lacht luid). Ik heb geen zin om te sterven in de wetenschap dat ik een heleboel dingen niet heb gedaan. Ik wil zoveel mogelijk weten, zoveel mogelijk ervaringen opdoen. Of het nu gaat om mijn carrière, het leven, mijn gezin of vrienden : ik ben buitengewoon nieuwsgierig.”

Laten we bij het voetbal beginnen. Genk en de tweede competitieronde : wat mogen we verwachten ?

“Ik ga mijn mening van het begin van het seizoen niet herzien. Zoals Hugo Broos zeg ik : we zullen zien waar we staan einde maart. Dan kunnen we zeggen wat de ambitie is van Genk. De titel is dat nooit geweest, Europees voetbal wel. Dat verandert nu niet.”

Mogen ambities niet verlegd worden ?

“Wat voor zin heeft dat halfweg een kampioenschap ? Ik heb het meegemaakt in Frankrijk dat een ploeg halfweg op een degradatieplaats stond, maar nog in de top vijf eindigde. Het is beter dat je je concentreert op je oorspronkelijke ambities, dan dat je onderweg alles overhoop gooit en op het eind met lege handen achterblijft.”

Bang dat de spelersgroep ten onder zou gaan aan de druk ?

“( haalt zijn neus op) Dát is waarom ik zo van journalisten houd : jullie zoeken het altijd waar er niks is. ( lacht) Nee, geen probleem, ik houd wel van wat polemiek. Druk ? Nee, de meeste spelers zijn erg jong en mijn indruk is dat de druk hen geen barst kan schelen. En ik ben dan misschien wel de oudste, ik ben hier niet om rustig mijn pensioen af te wachten. Ik zit boordevol ambitie. Dat heb ik ondertussen wel bewezen, geloof ik.”

Wat is je oordeel over de ploeg na zes maanden ?

“Dat ze een erg mooie toekomst heeft als ze twee, drie seizoenen samen kan blijven. We hebben onze koppositie niet gestolen. Zelfs als we het moeilijk hadden, was de solidariteit zo groot dat we met opgeheven hoofd van het veld konden stappen. Onze mentaliteit is onze grote sterkte : dat vooral mogen we niet verliezen.”

Er wordt wat af geklaagd in België over het niveau van het kampioenschap. Wat…

“( onderbreekt) Ik denk dat er meer een probleem is met de nationale ploeg dan met het kampioenschap. Volgens mij heeft jullie nationale ploeg een gróót probleem en dat straalt af op het hele Belgische voetbal. Ik heb eerste en tweede klasse gespeeld in Frankrijk en ik voetbalde in Bulgarije. Ik zeg je dat de grote clubs hier niet moeten onderdoen voor het Franse kampioenschap. Het niveau is goed : ik voetbal hier elk weekend met veel plezier.”

Uitgestelde jeugddroom

Jij komt uit de Franse voetbalschool. Je hebt al eens gezegd dat je dat als een enorm voordeel ervaart in het buitenland.

“Ik ga ervan uit dat een voetballer zich overal kan aanpassen, maar het klopt dat elke profclub in Frankrijk een opleidingscentrum heeft en dat dit zijn vruchten afwerpt. Alles wat een toekomstige profspeler moet beheersen, wordt je daar ingeprent. Wie slaagt, kan het overal maken. In Bulgarije hebben ze geen opleidingscentra en je ziet het verschil. Ook in België zie ik spelers die geen tactische cultuur hebben zoals wij, Franse spelers. Spelers die volgens mij direct prof zijn geworden zonder eerst gevormd te zijn. Ik denk dat men dat nu stilaan begint in te zien in België. Genk is daar een mooi voorbeeld van, getuige de onderscheiding die het ontving voor zijn goede jeugdwerking. Genk heeft heel goed begrepen waar de toekomst van het Belgische voetbal ligt : investeren in de jeugd, een opleidingscentrum uitbouwen en zijn trainers diplomeren opdat zij de jongeren kunnen klaarstomen voor het profleven in een A-kern.”

Jij komt uit het ‘centre de formation’ van Metz. Hoe was dat ?

“Erg strikt. Ik was elf jaar en kwam van een klein dorp op dertig kilometer van Metz, waar je als voetballertje zo ongeveer deed wat je wilde – ik was toen nog een aanvaller trouwens. Bij Metz was het hele seizoen plots ingedeeld in periodes. In het begin van het seizoen wisten we al precies wat we wanneer zouden doen.”

Je was bijna 21 toen je de club verliet, zonder het eerste elftal te hebben gehaald. Hoe kwam dat ?

“Simpel : in die tijd had je in Metz onder anderen Sylvain Kastendeuch en Rigobert Song. Allemaal grote verdedigers. Bovendien was Metz pas vicekampioen geworden. De kern bleef onveranderd en de jongeren kregen geen kans. Joel Müller, de coach, bood me een profcontract van één jaar aan, maar met de boodschap dat het niet zeker was dat ik deel zou uitmaken van de profkern. Dus gaf ik mijn makelaar de opdracht een andere club te zoeken. Dat werd Caen. Van een hoog aangeschreven opleidingscentrum als dat van Metz naar Caen waar ik vier jaar kon laten zien wat ik in die tien jaar had geleerd : iets beters kon me niet overkomen.”

Caen was tweede klasse.

“En dan ? ( lacht) Die journalisten toch ! In Frankrijk lachen ze je uit met zo’n vraag. Kijk, je hebt spelers die liever twee jaar op de bank zitten bij een eersteklasser en wat leren ze ondertussen ? Niks. Ik heb gespééld, meer dan 160 wedstrijden in de tweede klasse. Misschien bén ik geen speler voor het niveau Franse eerste klasse, dat kan. Als het dat is wat je me wil laten zeggen, voilà. Daarom ook ben ik naar Bulgarije getrokken : omdat ik alleen maar aanbiedingen kreeg van Franse tweedeklassers. En daarom zit ik nu ook in België. Door mijn keuzes maakte ik kennis met UEFA Cupvoetbal – ik speelde tegen Middlesbrough, AZ, Grasshoppers, Genk en Straatsburg – en ik kreeg voorstellen uit Engeland, Servië en Rusland. Ik koos voor Genk en daar heb ik geen spijt van, integendeel. Het enige wat ik betreur, zijn de dingen die ik níét doe ( lachje). Ik was ook drie dagen in Belgrado waar ik de derby tussen Rode Ster en Partizan bijwoonde. Rode Ster wilde mij heel graag, hun voorzitter is een ex-speler van Marseille, maar dat kon ik mijn gezin niet aandoen.”

Na Caen speelde je nog twee seizoenen voor Clermont, ook in de tweede klasse. Was je ontgoocheld dat geen enkele Franse topclub je wilde ?

“Helemaal niet. Ik was ontgoocheld omdat ik mijn jeugddroom niet kon waarmaken : spelen in het eerste elftal van de club van mijn hart. Maar ik voel geen rancune tegenover het Franse voetbal : uiteindelijk is Metz me ook komen terughalen. Ik was vertrokken langs een achterdeurtje, maar keerde door de grote poort terug en beleefde een fantastisch seizoen : 26 wedstrijden gespeeld onder een trainer als Jean Fernandez, die toch wel iets betekent in het Franse voetbal. Als zo iemand je opbelt en zegt : ‘Luister, Jean-Philippe, we hebben je nodig’, dan grijp je die kans. Ik tekende voor één jaar, maar had na dat jaar de pech dat hij naar Marseille vertrok en Joel Müller terugkeerde. Ik wist meteen dat ik niet zou blijven.”

Berekend risico

En toen kwam Litex Lovech. Bulgarije ! Daar had je ongetwijfeld niet aan gedacht.

“Zoals ik ook nooit heb gedacht dat ik op een dag in België zou voetballen ( lacht). Voor mij was het voorstel van Litex Lovech gewoon een mooi voorstel. Drie jaar contract, dat om te beginnen al. En een nieuw kampioenschap om te ontdekken. Buiten CSKA en Levski Sofia weten we er niks van, dus ben ik op het internet gaan surfen, er drie dagen naartoe geweest ook, een wedstrijd bijgewoond – ik ben niet over één nacht ijs gegaan. En ik was aangenaam verrast. Sofia is een prachtige stad.”

Lovech ligt wel 150 km verder.

“En dan ? Ik ben geen materialist, ik heb geen superhuis nodig. Ik vind het belangrijk dat ik me kan ontplooien op het veld en dat ik kennis maakte met de Europacup. In Frankrijk zou me dat nooit lukken, want daar is het altijd hetzelfde liedje : als je niet speelt bij Paris, Marseille, Lyon, Saint-Etienne, Bordeaux of Monaco … Heb jij behalve Robert Pirès en Franck Ribéry nog een speler van Metz naar een andere Franse club getransfereerd zien worden ? Is Rigobert Song dan niet goed ? Ik heb nooit beweerd dat ik een superspeler ben : ik doe wat in mijn mogelijkheden ligt. Vinden anderen dat niet genoeg voor de Franse top, dan houdt mij dat niet tegen. Ik heb de Bulgaarse competitie ontdekt, nu de Belgische en wie weet wat nog daarna.”

In een carrièreplan lijkt het niet te passen.

“Ik ben bijzonder nieuwsgierig van nature : ik stap graag op mensen af, weet graag wat ze denken, wat ze doen, wat de mentaliteit is van hun land. Het onbekende trekt mij aan. Je hebt spelers die het afschrikt, maar mij lokt het omdat ik vind dat het kleur geeft aan het leven van een voetballer. Maak een interview met honderd profspelers die vooraf een carrièreplan hadden en ik ben niet zeker of vijf procent dat plan heeft waargemaakt. Het is zinloos een carrière te willen plannen. Het leven is bezaaid met mogelijkheden die je telkens weer moet bestuderen, waarna je de juiste keuze op het juiste moment probeert te maken. Ik programmeer mijn leven niet. De essentie is dat je voor de spiegel kunt gaan staan en zeggen : ‘Vandaag heb je gedaan wat je moest doen en morgen doe je dat opnieuw’. En niet : ‘Over twee jaar speel ik bij Manchester City’, want dat is een utopie. Of je voor deze club speelt en niet een andere, hangt af van keuzes die anderen maken. Als de voorzitter, de trainer en Willy Reynders het niet eens waren over Jean-Philippe Caillet, zat ik nog in Bulgarije.”

Dat Litex Lovech geen naam heeft, maakt je niet uit ?

“Ik ben getrouwd en heb een dochtertje, dus in de eerste plaats moet je het familiaal eens geraken. Mijn echtgenote heeft hetzelfde karakter als ik, zij zag er dus geen graten in. We gingen een avontuur aan en zouden wel zien waar ons dat bracht. Het was een risico, maar een berekend risico. Trouwens, tussen haakjes : een aantal Franse clubs heeft inmiddels Bulgaarse spelers aangetrokken. Dus doordat Jean-Philippe Caillet zijn geluk ginder is gaan beproeven en journalisten hem elke maand belden en artikels schreven, heeft Bulgarije wat bekendheid gekregen en kunnen enkele van zijn spelers nu hun kans gaan in Frankrijk. Dan zeg ik : bravo ! Misschien heb ik wel de deur geopend naar een kampioenschap, een land of een cultuur die niet bekend is bij een groot publiek, maar dat nu stilaan wordt.”

Hoe was de levenskwaliteit ginder ?

“Heb ik niet te klagen over gehad. Alles wat je nodig hebt, is er. Lovech is de oudste stad van Bulgarije. Je hebt er wijken die in niets verschillen van andere Europese steden, maar ook minder aantrekkelijke buurten die meer deden denken aan het communistische verleden. Je verandert in tien jaar tijd natuurlijk geen mentaliteit. Nu Bulgarije is toegetreden tot de Europese gemeenschap, biedt dat waarschijnlijk nieuwe mogelijkheden.”

Sprak je Bulgaars ?

“Ja, maar zonder lessen te hebben gevolgd : ik pas me aan, kom onder de mensen en zo leer ik het. In Genk doe ik het ook zo. Als ik op restaurant ga, kan ik niet anders dan een gesprek beginnen met de ober. Wij zijn geen huismussen : Jean-Philippe Caillet en zijn gezin léven hier. In die zes maanden heb ik al meer mensen leren kennen dan sommige spelers die hier al vijf jaar zijn.”

Je bent geen voetballer die vijf minuten na de douche al in zijn 4×4 zit.

“Nee, het beste bewijs is dat ik hier nu voor jou zit. En wat is er mis met een 4×4 ? Ik ben 29 : dit is de eerste mooie wagen sinds het begin van mijn carrière. Ik zie hier gasten van 19, 20 jaar die al in een BMW rijden. Verkeerde vraag dus. Mijn vrouw en dochter zitten wekelijks bijna 500 kilometer in de wagen. Als ik hen een klein autootje koop en er overkomt hen iets, heb ik geen gezin meer.

“Fransen zijn zogezegd chauvinistisch en wat nog allemaal, maar volgens mij is het omgekeerd. Hier heeft bijna iedereen een Mercedes, BMW, Volkswagen of Audi. In Frankrijk : Renault, Peugeot, Citroën. Franse merken, maar ook de minst dure. Ik houd van mooie dingen, maar niet van luxe. Ik heb de middelen niet om me in luxe te wentelen, en zelfs als ik ze had, ben ik niet zeker dat ik ermee zou uitpakken.”

Eeuwig onbevredigd

Je bent in geen tijd uitgegroeid tot een belangrijke speler voor Genk.

“Dat weet ik niet : ik let niet zo op wat men rondom mij zegt. Ik leef niet met complimenten of kritiek. ( lacht) Rare kerel hé, die Jean-Philippe Caillet ?”

Beetje wel, ja. Voel je je een zonderling in het voetbalwereldje ?

“Nee, helemaal niet. Ik heb mijn persoonlijkheid en die blijf ik trouw. Ik heb geen zin om me door andere mensen te laten veranderen. Ik ben wie ik ben en misschien is dat wel een beetje anders dan de meeste van mijn collega’s. Hoe dat komt, weet ik niet. Misschien ben ik un éternel insatisfait – eeuwig onvoldaan.”

Maar gelukkig ?

“Oh ja, heel gelukkig. Ik ben onvoldaan in de zin dat ik altijd meer wil. Kijk, ik wil hier niet op deze stoel zitten praten zonder ook jou een beetje te leren kennen. Ik test mensen graag om te zien tot waar ze willen gaan. Dat heb ik vrij snel door. Zelf ben ik erg direct ook : als ik iemand iets te zeggen heb, zal ik het ook zeggen. Ik draai me niet naar de wind, ik verander niet van kleur, ik ben geen kameleon. Ik sta volop in het leven zoals ik ben.”

En dat is vol te houden in de voetballerij ?

“Natuurlijk. Sommige spelers bevalt het niet, maar dat is niet erg ( lacht). Ik weet met wie ik zo kan zijn en met wie niet.”

Je zelfvertrouwen is groot, hè ?

“Ja. Of dat een kracht is of een gebrek, weet ik niet. Te veel zelfvertrouwen hebben is soms een handicap. Van buitenaf kan een andere indruk ontstaan dan wie je werkelijk bent : ’t is weer een Fransman, hautain – weet je wel. Terwijl ik helemaal niet zo ben. Als ik het niet weet, zwijg ik en luister. Ik leer elke dag bij.”

Op het veld gedraag je je wel als een ‘patron’.

“Ik geloof niet dat ik … Het ligt wat in mijn natuur. Je hebt altijd iemand nodig die de andere spelers af en toe eens uitkaffert, maar altijd met positieve bedoelingen. Het is een sterkte, voor mij en voor de ploeg. Maar je bent niet geloofwaardig als je het doet terwijl je zelf je werk niet naar behoren uitvoert of niet honderd procent zeker bent van jezelf.”

Twijfel je nooit ?

“Ik heb getwijfeld, vroeger. Nu niet meer. Door de twijfel ben ik nooit helemaal open gebloeid, dus heb ik de twijfel gebannen.”

Wat was de déclic ?

“( zwijgt even) Van alles, waarschijnlijk. In mijn beroepsleven, mijn gezinsleven. Als ik twijfelde, was ik minder sterk. Ik stelde me existentiële vragen en dat leidt tot niets. Van zodra ik me ontdeed van de twijfel, werd ik sterker. Het woord ’twijfel’ is niet meer aan de orde, het is meer une appréhension nu, een zekere beduchtheid. Twijfel is sterker dan beduchtheid en dat is het niet meer : ik heb de twijfel naar mijn hand gezet.”

Ben je religieus ?

“Nee, niet speciaal. Mijn grootmoeder wel : zij bidt elke dag voor mij.”

Zal één carrière genoeg zijn voor Jean-Philippe Caillet ?

“Nee, ik denk het niet.”

Eén leven ?

“Ook niet, denk ik. Maar ik neem mijn tijd : ik maak míjn keuzes, neem míjn beslissingen, maar altijd samen met mijn gezin, nooit alleen. Ik praat veel met mijn echtgenote en mijn dochter om te zien wat de beste manier is om mijn plezier – het voetballen – te combineren met mijn gezinsleven. Ik zal nooit heel de wereld rond kunnen gaan, dat is onmogelijk, maar heb ik zin om ergens naartoe te gaan, dan zal ik het doen.”

Vicieuze cirkel

Wat zou je zonder het voetbal geworden zijn ?

“Alleszins iets met veel menselijk contact. Niks in een bureau. Ik moet buiten kunnen, mensen ontmoeten, met mensen praten, over mijn ideeën en iets opsteken van de hunne. Ik zal nooit iets tegen mijn zin doen. Misschien word ik wel spelersmakelaar na mijn carrière, maar dan niet op de manier waarop ik het te vaak zie gebeuren. Krankzinnig hoe spelers als vee worden verhandeld. Men noemt een makelaar de raadgever van een speler, maar vaak is hij dat juist níét. Speler plaatsen, commissie incasseren en ervandoor gaan : zo doet tachtig procent van de makelaars het.”

Vertrekken jonge spelers vaak te snel naar het buitenland ?

“Daar kan ik niet op antwoorden. Wie vijf jaar bij Arsenal op de bank wil zitten en goed verdienen, moet dat maar doen, maar niet ik. Bij mij komt het plezier voor alles : plezier scheppen in wat ik doe en de mensen rond mij plezier verschaffen. Als dat er niet meer is, moet ik weg.”

Ben je te lang in Frankrijk gebleven ?

“Nee. ‘Wat áls … ‘ : ik hou niet van zulke uitdrukkingen. Al mijn beslissingen waren weldoordacht : ik kan ze dus niet betreuren.”

Je bent 29 : moet het beste nog komen ?

“Ik denk van wel, ja. Mijn carrière is almaar crescendo gegaan. Ik ben niet als een komeet naar boven geschoten in tegenstelling tot anderen die nadien diep zijn gevallen. Ik ga langzamer, maar zeker. Ik hoop dat het zal resulteren in iets moois met Genk.”

Ben je gefixeerd op een palmares ?

“Nee, echt niet. Alleen op doelstellingen, persoonlijke en collectieve. Van zodra ik weet dat ik alles geef, ben ik tevreden. Maar eens je een doelstelling hebt bereikt, is er weer een nieuwe en zo gaat het almaar voort. Ik zal altijd onbevredigd zijn. Ik zit in een vicieuze cirkel waar ik nooit uit zal geraken.”

Is het vermoeiend, eeuwig onbevredigd te zijn ?

“( lacht) Dat moet je mijn echtgenote vragen. Nee, ik denk het niet. Je houdt van me zoals ik ben, of je houdt niet van me.”

Moeten we het nu nog over voetbal hebben ?

“( glimlacht) Waarom doen als alle anderen ?”

JAN HAUSPIE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content