In amper acht wedstrijden drukte Eidur Gudjohnsen zijn stempel op Cercle Brugge en bewees de IJslander dat hij niet de volgevreten vedette is die op zijn oude dag komt uitbollen. Zijn doel? ‘Ik wil weer een echte instinctvoetballer worden.’
Dat is vijf euro!” Eidur Gudjohnsen reageert meteen en lacht hartelijk als ondergetekende tijdens het interview het over de ‘club’ Cercle Brugge heeft. Dezelfde speler die tijdens zijn voorstelling begin oktober hetzelfde bedrag moest afdokken toen hij het huisreglement van groen-zwart overtrad, maar nu steevast en plichtsbewust over de ‘vereniging’ spreekt. Tekenend voor de snelle integratie van de IJslander.
“Ik voel me alsof ik hier al veel langer speel”, zegt de 34-jarige ex-spits van Chelsea en FC Barcelona. Na een aantal mindere jaren, met onder meer een dubbele beenbreuk, kan hij eindelijk weer genieten van, zoals hij zelf zegt, het mooiste spelletje dat er bestaat. “Niet alleen van de matchen op zich, ook van kleine dingen: de geur van het gras, lachen in de kleedkamer, ontbijten voor de training, het gevoel om als groep naar een wedstrijd toe te leven… Tijdens een maandenlange, eenzame revalidatie zijn dat de zaken die een speler het meest mist, zeker een sociale kerel als ik.”
Door de aanwezigheid van Arnar Vidarsson, van jongs af een van zijn beste vrienden, en Bernt Evens, een oude kennis van bij de PSV-jeugd, wierp The Ice Man zich in geen tijd op tot een belangrijke figuur in de jonge spelersgroep van Cercle. Toch wil hij niet spreken van een uitgesproken leidersrol. “Ik ben gewoon een van de spelers die luistert naar de coach, of het nu Bob Peeters of Foeke Booy is. Nooit zal ik me bemoeien met het systeem of de opstelling, dat is de verantwoordelijkheid van de trainersstaf. Als ik het nodig acht, geef ik de jonge kerels wel eens advies – dat ze rustiger moeten zijn aan de bal, dat ze niet bang hoeven te zijn om fouten te maken… – maar dat doen Arnar en Bernt ook. Sowieso ga ik me niet elke minuut van de training de longen uit het lijf schreeuwen en iemand achter de veren zitten.
“Voor de rest ben ik van in het begin gewoon mezelf gebleven: een makkelijke, rustige kerel die graag wat dolt.”
Óp het veld schuw je je verantwoordelijkheid alleszins niet. Al meteen na je eerste invalbeurt op Zulte Waregem eiste je de bal op bij een penalty.
Eidur Gudjohnsen: “Ik voelde me goed en mijn maats waren niet happig om die strafschop te nemen, dus dacht ik: ik neem hem wel. Op zulke momenten word ik niet meer zenuwachtig. Nog voor geen enkele wedstrijd in België trouwens. Met alle respect, maar ik heb grotere matchen gespeeld, met véél meer stress. Al wordt ook hier natuurlijk veel van mij verwacht. Cercle deed een ferme inspanning om mij te halen, dus moet ik wel wat laten zien. Die druk leg ik mezelf trouwens ook op.”
Met resultaat: je maakte al meer dan 1 doelpunt per 2 wedstrijden. Alleen op fysiek vlak heb je nog een hele weg af te leggen.
“Logisch, aangezien ik de zomervoorbereiding miste. Gelukkig hield Bob Peeters, en nu ook Foeke Booy, rekening met mijn situatie. Ik kan mijn momenten kiezen om harder te werken of om wat meer te rusten. Fysiek trainer Wim Langenbick staat ook voor alles open en kijkt niet alleen naar de naakte cijfers, maar houdt rekening met hoe ik me voel, want forceren is uit den boze.
“Sinds begin oktober heb ik al veel progressie gemaakt. Ik ben nog altijd op na negentig minuten, maar kan meer acties maken omdat ik na een zware inspanning vlugger herstel. Er is echter nog marge. Twintig procent, schat ik. Qua uithouding, snelheid… Gewicht ook: begin oktober stond ik drie kilo te zwaar. Daar moet nu nog anderhalve kilo af, al zal ik nooit een magere spriet worden. Mijn vaders genen, hé: kloeke dijbenen, dikke kont.” (lacht)
Kun je fysiek weer écht top worden?
“Na een dubbele beenbreuk en op mijn 34e is dat niet realistisch. Zelfs bij Barcelona haalde ik het niveau van mijn vierde en vijfde seizoen bij Chelsea niet meer, aangezien ik er niet elke week speelde. Vooral dát heb ik nu nodig: matchritme. Geef me nog een maand of twee en die extra twintig procent zullen er wel bij komen.”
Tegen Racing Genk maakte je al op tachtig procent een schitterende goal: vertrekken vanop de middellijn en koelbloedig afwerken in de zestien. Dat belooft.
“Een hele mooie, hé. Toen ik de bal aannam, wist ik echt niet dat ik op die manier zou scoren. Ik voelde me goed en dacht: ik ben weg. Het gebeurde gewoon, op instinct. Voor het eerst sinds lang. En hoe beter ik me fysiek zal voelen, hoe meer ik zo zal voetballen – los van mijn positie, diep in de spits of op de tien.
“Het doel is om weer een echte instinctvoetballer worden. Op topniveau kan iedereen goed sjotten, maar het is net die spontane reactie, vanuit het onderbewustzijn, die het verschil maakt.”
Revalideren
In oktober 2011 brak je bij AEK Athene je kuit- en scheenbeen. Een verschrikkelijke klap blijkbaar.
“Gelukkig geen openbeenbreuk, maar ik besefte door de zwelling wel direct dat er iets ernstigs aan de hand was. De dokter bevestigde dat ook. Effe slikken en heel frustrerend – ik zat weer dicht bij mijn topvorm – maar echt emotioneel was ik niet. Omdat mijn oudste zoon, ballenjongen tijdens die partij, me vergezelde in de ziekenwagen, bleef ik zelfs bijzonder rustig. En daardoor was ook hij opmerkelijk kalm. Hij speelt zelf voetbal, misschien niet slecht dat hij zoiets eens meegemaakt heeft.”
Voor jou was het geen nieuwe ervaring.
“Neen, die operatie op zich vond ik niet zó erg – ik was al een aantal keren onder het mes gegaan. Veel meer zag ik op tegen de revalidatie, omdat ik wist wat me te wachten stond: maandenlang knokken om opnieuw fit te worden, het ongeduldig worden omdat je breuk niet vlug genoeg geneest… Maar al vlug was ik positief ingesteld: elke dag is een stap dichter bij mijn terugkeer. Nooit heb ik getwijfeld dat het weer goed zou komen.”
Een groot verschil met je revalidatie bij PSV, toen je op je zeventiende op het einde van het seizoen je enkel brak?
“Mentaal had ik het toen veel moeilijker. In januari gedebuteerd in het eerste elftal, dertien competitiematchen, drie goals, in de UEFA Cup tweemaal op het veld tegen Barcelona. De wereld lag aan mijn voeten en dan overkwam me zoiets. Aanvankelijk viel de diagnose nog mee: vier maanden out, maar het bleef meer dan een jaar aanslepen tot de dokter zelfs zei dat ik nooit meer zou spelen. Al mijn dromen spatten uiteen. Ik was al op mijn zestiende gestopt met school, had geen diploma… Wat zou ik doen zonder voetbal? Die onzekerheid knaagde enorm.
“Die twijfels had ik deze keer niet. Als je al zo veel meegemaakt hebt en het grootste deel van je carrière achter de rug is, verwerk je zo’n klap veel beter. Ook omdat ik op het vooropgestelde revalidatieschema – eerst in IJsland, en daarna in Athene – weinig of geen achterstand opliep. Na vier en een halve maand kon ik weer een eerste maal rustig trainen en in mei heb ik zelfs nog vijf play-offmatchen gespeeld – een grote mentale opsteker.”
Waar haalde je de motivatie om terug te knokken?
“Sommigen zeiden me: je hebt alles meegemaakt, waarom wil je het jezelf nog zo moeilijk maken? Waarom niet stoppen? Daarop heb ik me drie vragen gesteld: hoe graag voetbal ik nog? Hoe graag wil ik terugkomen? En: wil ik mijn carrière in schoonheid beëindigen? Het antwoord bleek drie keer positief. Dus ben ik er opnieuw voor gegaan.”
Puzzel
Nadat AEK Athene, in onderling overleg, je contract ontbond, maakte je na een aantal maanden de overstap naar Cercle. Wat vonden ze in IJsland van een transfer naar zo’n kleine club? Excuseer: vereniging.
“Velen stelden zich vragen: is dat wel de juiste zet? Daar valt toch weinig geld te verdienen? Niet onlogisch, gezien mijn palmares. En toegegeven: zonder Arnar Vidarsson was ik nooit naar Brugge gekomen. Hij heeft me overtuigd, me uitgelegd hoe het er hier aan toeging, wie de coach was… En dat stond me wel aan, in tegenstelling tot de voorstellen die ik de weken ervoor gekregen had. Cercle had mij echt nodig en ik zocht een ploeg waar ik direct in de basis kon staan, om op een deftig niveau vlug weer ritme op te doen. Een puzzel die mooi in elkaar paste. Van die keuze heb ik absoluut nog geen spijt.”
Kun je na dit seizoen weer een stap hogerop zetten?
“Ik zou niet weigeren, maar ik vrees dat de Europese topteams allicht niet meer op een 34-jarige spits zitten te wachten. Anderzijds: mocht ik ervan uitgaan dat Cercle mijn eindstation is, zou ik hier niet met de juiste motivatie rondlopen. Toch ben ik, na amper acht wedstrijden, absoluut nog niet bezig met een andere club.
“Ik hoop nu vooral te bewijzen dat ik nog veel in mijn mars heb en wil hier een erfenis achterlaten. Of dat volstaat om een transfer naar een ‘groter’ Europees team te versieren, maakt op zich niet zo veel uit. Even goed blijf ik nog een paar jaar in België, deze competitie is tenslotte geen lachertje. Niet de beste van Europa, maar ik vind het niveau toch vrij hoog.”
Al nagedacht over je voetbalpensioen?
“Af en toe. Ik ben me ervan bewust dat het mooiste dan voorbij zal zijn, maar ook dat nog meer dan de helft van mijn leven voor mij ligt. En daar wil ik het beste van maken. Ik zal heus niet in een zwart gat vallen. Er valt nog zo veel te doen: vooral genieten van meer tijd met mijn gezin en familie. In Barcelona, ja (waar Gudjohnsen een huis heeft, zie kader, nvdr). Mijn vader woont er ook en mijn vrouw wil er absoluut blijven: schitterende stad, mooi weer, relaxed leven… Een terugkeer naar IJsland zien we niet zitten, tenslotte heb ik er zelf slechts een jaar of drie gewoond.”
En professioneel? Wil je in het voetbal blijven?
“Misschien als coach. Vroeger dacht ik alleen aan een job als jeugdtrainer, maar nu ambieer ik meer. T1 bij een grote club? Waarom niet? Spelinzicht is altijd een van mijn grootste kwaliteiten geweest en met onder meer Dick Advocaat, Claudio Ranieri, José Mourinho en Pep Guardiola heb ik onder absolute topcoaches gewerkt, van wie ik een voor een heel veel opgestoken heb.
“Het enige wat me nog doet twijfelen, is dat een trainer tegenwoordig 24 uur per dag met zijn job bezig is. Of ik dat ervoor overheb, moet ik nog beslissen. Ik wil eerst een trainerscursus volgen en zeker nog een paar jaar voetballen. Tijd zat dus.”
Verslavend Barcelona
‘Ik had meer uit mijn carrière kunnen halen’, zei je onlangs. Had je van nóg meer gedroomd dan twee Engelse titels te winnen met Chelsea of de treble met Barcelona?
“Qua prijzen kan ik niet klagen, en hoger dan Barcelona kun je niet raken, maar ik had er, zoals bij Chelsea, wel graag een prominentere rol gespeeld. Iets te vaak zat ik op de bank – zoals tijdens de Champions Leaguefinale in 2009. Een tweeslachtig gevoel: enerzijds had ik zó graag een paar minuten op het veld gestaan, anderzijds was ik al blij dat ik dat kón meemaken. En een basisplaats afdwingen in een van de beste teams ooit – Xavi, Iniesta, Messi, Henry, Eto’o…: niet zo eenvoudig, hé.
“Als ik zeg dat er meer inzat, gaat het vooral over de periode na Barcelona. Ik wou absoluut spelen en trok naar Monaco, maar ik heb er nooit geaard. Een kille club, zonder toeschouwers, alles werd er zo veel mooier voorgesteld dan het was. Ook de manier van voetballen lag me niet, totaal anders dan het tiki-taka in Barcelona. Een stad die ook voetbal ademt. En dat werkt verslavend, ja.
“Eigenlijk heb ik sinds 2010 alleen tijdens een korte uitleenbeurt aan Tottenham nog even van het voetbal genoten. Voor de rest waren het drie verloren seizoenen, geplaagd ook door blessures, met als anticlimax die beenbreuk.”
Hebben al die jaren topvoetbal je veel veranderd?
“Ik kan alles veel makkelijker relativeren. De emotionele pieken en dalen zijn uitgevlakt. Ik ben ook veel rustiger nu, terwijl ik als jonge kerel op én naast het veld, in het uitgaan en zo, met duizend kilometer per uur door het leven ging. Nu is het goed als het motortje blijft draaien. (lacht)
“Vroeger leefde ik, zoals veel jonge voetballers, in een afgesloten, oppervlakkige wereld, waar het vooral gaat om merkkleren, chique wagens… Uiterlijk vertoon dat totaal onbelangrijk is, maar je bent jong, je speelt bij een topclub, je verdient een pak geld en dus ga je daarin mee. Ik ben nooit een autoliefhebber geweest, maar toch moest ik zo’n sportkarretje hebben.
“Die periode is achter de rug. Ik ben nu zelfs perfect tevreden met de wagen van de vereniging (een Volvo, nvdr) – zolang ik er maar mee op mijn bestemming raak. Ik geniet wel nog altijd van het leven, maar tot op een bepaald niveau, want je moet tenslotte elke week laten zien waarom je goed betaald wordt. Het gaat erom dat je je talent respecteert en je er wat mee doet. Dat heb ik in de loop der jaren geleerd. Niet plots of door een of andere gebeurtenis, gewoon vanzelf: door ouder te worden, kinderen te krijgen, te beseffen dat je wereld niet zo beperkt hoeft te zijn. Al til ik nu ook niet zó zwaar aan die jeugdzonden, iedereen doet in zijn jonge jaren wel eens zotte dingen. Als voetballer is dat alleen iets extremer.”
In 2003 heb je, zo gaf je toen toe in een Engelse krant, in vijf maanden zelfs eens een half miljoen euro verbrast in casino’s.
“Zoals ik zei: alles ging een beetje te snel. Je gaat een keer te veel op stap, je drinkt wat te veel, je laat je gaan in het gokken… Alleen jammer dat dat verhaal zo werd opgeblazen. Ik had dat interview toegestaan omdat die krant met het nieuws wilde uitpakken dat ik veel in casino’s gezien werd. ‘Zo kun je jonge spelers waarschuwen voor diezelfde valstrik’, hielden ze me voor, maar uiteindelijk werd ik afgeschilderd als een zware gokverslaafde, terwijl ik dat nooit toegegeven heb en er nooit een echt probleem geweest is. Maar voor ik het besefte was het plots wereldnieuws. Eigenlijk is het lachwekkend dat we het er, negen jaar later, nog over moeten hebben.
“Ik kan alleen maar benadrukken dat ik nu meer volwassen ben, en ook geleerd heb om te gaan met een leven waarin niet alles meer om mezelf draait, maar om mijn familie die me in al die jaren zo hard gesteund heeft. Natuurlijk zou ik graag hebben dat mijn kinderen naar België komen (zie kader, nvdr), maar zij voelen zich beter in Barcelona en dus pas ík me nu aan.”
Niet makkelijk?
“Neen, want van jongs af ben ik het anders gewoon geweest: enig kind, en dus rotverwend. Daardoor word je automatisch egocentrisch, zéker als later het succes en de aandacht zich opstapelen. Mijn vriendin en mijn omgeving moesten zich schikken naar míjn wensen, naar míjn carrière. Ik trok me van niemand iets aan. Als ik wilde rusten, deed ik dat gewoon.
“Misschien moet je zo zijn als je wil slagen als topvoetballer, maar nu ben ik toch veranderd. Vrienden zullen misschien zeggen dat ik nog een beetje verwend ben, maar niet meer dat ze mij als een grote egoïst zien. Dénk ik toch…” (lacht)
DOOR JONAS CRETEUR – BEELDEN IMAGEGLOBE/CHRISTOPHE KETELS
“Vroeger ging alles een beetje te snel. Je gaat een keer te veel op stap, je drinkt wat te veel, je laat je gaan in het gokken… Maar een echt probleem heb ik nooit gehad.”
“Mocht ik ervan uitgaan dat Cercle mijn eindstation is, zou ik hier niet met de juiste motivatie rondlopen.”
“Voor geen enkele wedstrijd in België ben ik nog zenuwachtig. Met alle respect, maar ik heb grotere matchen gespeeld.”
“Op topniveau kan iedereen goed sjotten, maar het is net die spontane reactie, vanuit het onderbewustzijn, die het verschil maakt.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier