Peter t'Kint
Peter t'Kint Redacteur bij Sport/Voetbalmagazine

Aan de nationale ploeg twijfelt hij niet, aan zichzelf des te meer. Philippe Léonard moet in Rotterdam opnieuw het vak leren.

Na een halfuur gewisseld tegen Ajax, negentig minuten sober en onverstoorbaar tegen Bazel, aan de rust eruit tegen FC Twente, negentig minuten uitstekend en foutloos met de Rode Duivels tegen Azerbeidjan, en bij Feyenoord nu al een paar matchen op de bank : op het seizoen van Philippe Léonard (32) valt momenteel geen peil te trekken. Grillig zoals de doorsnee Belgische zomer, terwijl hij net twee goeie gelijkmatige seizoenen bij Standard achter de rug heeft en sereen terugkeerde bij de nationale ploeg. Het duo VandereyckenDemol hééft wat met Léonard : tijdens de drie oefeninterlands eind vorig seizoen bleef hij drie keer negentig minuten op het veld, en ondanks de moeilijke tijden bij Feyenoord kreeg hij ook voor de match tegen Polen hun vertrouwen. “Omdat ze weten wat ze aan me hebben”, zegt hij. “En ik denk dat ik dat vertrouwen nog niet beschaamde. Want geloof me, de dag dat ik faal, zetten ze me daar ook aan de deur.”

Het is dinsdag en grijs in de staalstad Rotterdam, waar Feyenoord langzaam is recht gekrabbeld na de 0-4 tegen Ajax. Het haalde in de drie matchen erna 9 op 9, tegen tegenstanders als Twente, Roda JC en Vitesse, collega’s middenmoters. Van die drie wedstrijden mocht Léonard een halve spelen. Tegen Twente haalde Erwin Koeman hem aan de rust naar de kant. Iets wat hij kan begrijpen, zegt Léonard, zijn prestaties zijn ook niet goed. De international stelt zich op dit moment dan ook veel vragen.

Zoals ? Léonard : “Dit is compleet anders dan wat ik voorheen heb gekend in België of in Frankrijk. Altijd 4-3-3, dat systeem is heilig. Maar ook, en hier ligt het pijnpunt : vaak individuele dekking. Neem die wedstrijd tegen Twente. OrlandoEngelaar begon aan mijn kant, maar trok in balbezit altijd naar binnen. In België of Frankrijk laat je zo’n speler lopen, je houdt je zone afgeschermd en iemand anders pikt hem op. Hier moet je daar zelf achteraan, desnoods helemaal tot aan de overkant. Ik deed dat niet en het publiek begon prompt te fluiten. Ik zweer je : als 50.000 mensen tekeergaan, dan hoor je dat. Dus loop je er de tweede keer toch maar achteraan. Als je dan fysiek niet in orde bent zoals ik nu, ga je dood, echt dood. Want eens in balbezit moet je ook nog eens mee naar voren, de aanval steunen. En omdat je niet zeker bent dat je plaats wordt ingenomen, moet je ook nog eens direct weer achteruit. Fysiek is dat dodelijk. Waarom was ik tegen Bazel wel goed ? Die ploeg evolueerde in 4-4-2 en dat ben ik gewend. Het is tactisch aanpassen.”

‘Ik recupereer moeilijk’

Fysiek is het bijwerken, zegt hij. Léonard : “Het probleem op dit moment is : door de kalender, het feit dat we Europees spelen én de bekerwedstrijden tussenin, hebben we tot eind december om de drie, vier dagen een wedstrijd. Dat ritme kan ik niet aan, ik heb vier maanden niet gevoetbald. Dat merk ik in wedstrijden : ik moet veel te snel naar adem happen. Ik zit nu op de bank, ergens snap ik dat wel. Het zal heel bizar klinken, maar ik ben blij dat het beter is gaan draaien, want nu kan ik trainen in leuker omstandigheden. Ze staan niet meer langs het oefenveld te roepen, er is iets meer sereniteit. Die lange zomer zonder ploeg achtervolgt me nu, dat is duidelijk. Ik ben daarom vorige week elke dag na training nagebleven, op eigen verzoek, om door te werken. Het is ook op eigen verzoek dat ik nu wedstrijden met het tweede elftal speel. Om ritme op te doen.”

Het probleem, zegt hij als ervaren dertiger, is dat hij niet op die ervaring kan spelen, op zijn plaatsing, vanwege die tactische aanpak. Léonard : “Wie voortdurend achter zijn man moet lopen, kan niet doseren. Eens in balbezit mis ik de luciditeit voor een goeie voortzetting … Ik recupereer moeizaam. Bij de nationale ploeg is het heel anders. Tien dagen geleden zei ik het nog tegen mijn vriendin : vivement dat het weer zover is, weer even naar de Rode Duivels en even weg van de kritiek in de Nederlandse pers. Ik krijg er een fris hoofd van, daar kan ik wél terugvallen op mijn ervaring, mijn spel.”

Hij benadrukt : dit is geen kritiek op Feyenoord en de aanpak van trainer Erwin Koeman. Het is aan hem, zegt hij, om zich aan te passen aan het Nederlandse spel, aan hun voetbal. Léonard : “Ik ga nu van de ontmoeting met de andere Belgen die in Nederland voetballen gebruikmaken om hen tips te vragen. Ik leer in Nederland echt bij, kijkend vanaf de bank. Het kan niet dat ik plots slecht ben geworden en het kan ook niet dat ik plots fysiek op ben. Maar ik twijfel wél. Ik wil de supporters niet teleurstellen, evenmin als de mensen van de club die mij de kans hebben gegeven. Ik ben ook niet tevreden met mezelf. De mensen verwachten meer van mij, maar fysiek kan ik het nu niet brengen. De supporters vragen zich terecht af : als hij negentig minuten met België kan spelen, waarom dan niet hier ? Maar het is zo anders. ( denkt na) Misschien is een centrale positie voor mij op dit moment beter, maar ik denk dat men me haalde voor de linkerflank. De trainer zegt dat hij mijn kwaliteiten kent, dat die geen probleem zijn. ( rustig) Ik heb nog november en december, we spelen tot quasi de laatste dag van het jaar. Dan kunnen we mijn fysieke situatie pas echt eerlijk evalueren. Ben ik dan nog geen honderd procent, dan hebben we blijkbaar een probleem. Tot die tijd werk ik keihard om me te verbeteren. Ik wil niemand teleurstellen.”

Houdt hij rekening met een vertrek, hij tekende in Rotterdam trouwens maar voor één jaar, met een optie op een tweede ? Léonard : “Dat zeg ik niet, dat ik wil vertrekken. Ik ga nog even de tijd nemen om terug te keren op mijn oude niveau. Maar ik stel me nu een pak vragen. Ik ben niet gerust, speel niet bevrijd. Ik snap het gewoon niet.”

Aan de stad ligt het niet. Léonard : “Neen, ik vind de stad mooi, voel me hier goed. Vond een leuk appartement in de stad, mijn verloofde is tevreden, ze wilde haar Engels oefenen, hier krijgt ze volop de kans. ( grijns) Naast het voetbal gaat het uitstekend. Ik leer wat Nederlands bij, begrijp al goed wat ze zeggen en probeer het zelf ook wat te spreken. Er zijn wat Franstaligen in de ploeg én wat Belgen. Als ik iets niet snap, kunnen zij vertalen.”

Soms komt het hem nog goed uit dat hij niet alles begrijpt. Bijvoorbeeld wat er in de krant over hem staat. Léonard vraagt : “Wat bedoelen ze daarmee ? Perspectief : geen ?” Wat in de kleedkamer wordt geschreeuwd, ontgaat hem vaak. Hij heeft het ook niet zo begrepen op die roepcultuur. Léonard : “In de vestiaire is het wennen. ( grijns) Ik zit daar vooral rustig te wezen. Vroeger vroegen ze me wel eens om mijn mening en als ik die dan gaf, recht voor de raap, viel dat niet altijd in goeie aarde. Hier kan ik me achter de taal wegsteken. Iedereen lijkt hier te roepen, van de trainer op de bank, tot de jeugdspeler in de kern. Naar leeftijd of rang kijken ze écht niet.”

Sereniteit in Brussel

Heel anders vergaat het Philippe Léonard als international. Hij knikt : “Ik kreeg onlangs EmileMpenza aan de lijn en die keek ook al uit naar een nieuwe ontmoeting met de Rode Duivels. Zijn relatie met de nationale ploeg kennende, wil dat wat zeggen. We zijn als groep naar mekaar gegroeid, de sfeer is heel goed, we lachen veel maar werken hard. De trainingen zijn heel gevarieerd, soms zelfs met kleine balletjes. Ook voor mij, met mijn speciale relatie tegenover de nationale ploeg, is het een verademing om naar Brussel te komen.”

Dat heeft ook te maken met zijn gewijzigde mentaliteit, geeft hij toe. Léonard : “Ik trek me van punten of beoordelingen niks meer aan en ga ook niet meer roepen zoals vroeger als ik op de bank moet starten. Ik probeer nu uit alles plezier te halen. Die sereniteit helpt me. Vier keer startte ik onder Vandereycken, vier keer trok ik mijn plan. Links of centraal, het maakt me niks uit, ik speel in dienst van de ploeg.”

Hij omschrijft het als een bevrijd gevoel, iets wat hij in Rotterdam nog niet vond. Léonard trekt parallellen met Daniël Van Buyten : “Die kreeg ook met de jaren dat bevrijde gevoel, hij geeft steeds meer de indruk zekerder van zijn stuk te zijn. Ik denk dat een van onze sterke punten de verdediging moet worden. Wie niks incasseert, heeft al minstens een punt. Daniël zit volgens mij nog niet aan zijn plafond. Het contract dat hij bij Bayern tekende, zal hem nog sterker maken en daar zal de nationale ploeg nog meer van profiteren.”

Voorin is er nog geen sereniteit, geeft Léonard toe. “We krijgen kansen, maar maken ze onvoldoende af. Soms door overhaasting, door gebrek aan geduld. Ik probeer dat Emile in te prenten, dat hij rustig moet blijven en niet overhaast moet reageren als hij een kans mist. Ik denk niet dat hij het ritme in Qatar verloor. De laatste keer waren we tien dagen samen, zijn snelheid is er nog. Gelukkig begrijpt hij nu dat de nationale ploeg voor hem belangrijk is. Tegen Servië had hij een ondankbare job, alleen voorin, maar hij heeft het goed gedaan, vind ik, hard gewerkt. Dat bewijst dat de fysiek er is.”

Zijn conclusie is positief : België heeft wel degelijk goeie spitsen. Léonard : ” Dembele is snel en stevig, jammer dat we hem nu moeten missen. Maar Luigi ( Pieroni, nvdr) is er ook nog. Hij moet wel de ballen aangereikt krijgen in de rechthoek, dat is een andere stijl van voetballen. De wedstrijd tegen Azerbeidjan was er eentje voor hem geweest, denk ik. Je moet hem niet diep sturen, je moet ballen voor de goal brengen. Dan zal hij wel scoren, zoals bij Auxerre. Maar ook hij heeft rust nodig, dat iemand zegt : we rekenen op je, die twee, drie kansen komen er toch. Blijf rustig, je krijgt vertrouwen, forceer niks.”

Wil België nog een kans maken, dan wordt het duel tegen Polen wel cruciaal. Léonard : “We mogen zeker niet verliezen. Polen is een rare ploeg. Tegen Portugal speelden ze een superwedstrijd, daar veegden ze echt de tegenstand van de mat. Maar tegen de Finnen was het weer heel wisselvallig. Bij wijlen supergoed, maar met momenten ook catastrofaal slecht. Joonas ( Kolkka, Fins international van Feyenoord, nvdr) bevestigde dat beeld. Een gebrek aan standvastigheid, heel grillige ploeg.”

De interland tegen Azerbeidjan was Léonards eerste officiële dit seizoen. Tot dan had hij geen minuut met het eerste van Feyenoord gespeeld. Was hij niet bang, gezien zijn gebrek aan ritme ? Léonard : “Neen. Ik wist dat ik centraal zou spelen, niet op de flank, en daar zijn de inspanningen heel anders. Ik wist ook dat het ‘maar’ tegen Azerbeidjan was. Niet dat ik hen onderschatte, maar je speelt toch geen negentig minuten tegen Cristiano Ronaldo. Ik was wel wat gespannen, geef ik toe. De spelers van Feyenoord waren ook super verrast dat ik zonder spelen geselecteerd werd. Men had me vooraf ook gevraagd, of ik daar niet tegenop zag, tegen centraal te voetballen. Ik vind van niet, het is niet ongewoon en je beschikt zelden over al je spelers. Er zijn altijd wel geblesseerden. De laatste keer Thomas Vermaelen, nu weer VincentKompany. Een brede kern is noodzakelijk. Ik vind : we mogen nu vooral niet beginnen twijfelen. Niet denken dat we minder zijn. ( grijns) Dat probeer ik mezelf hier ook voor te houden.”

PETER T’KINT

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content