Khalilou Fadiga verliet deze winter Germinal Beerschot. Daarmee zei de Senegalees op zijn 34ste het Belgische voetbal definitief vaarwel. Tijd voor een openhartige terugblik.

Men verwachtte te veel van mij, net of ik alle verdedigers zou dribbelen als zoutzakken. Wie kan dat in België? Bovendien gingen alle vooroordelen me niet in de kouwe kleren zitten. Ja, ik weet dat ik niet veel zeg na een wedstrijd, dat ik weinig spraakzaam ben. Maar wat moet je ook zeggen? Iedereen napraten bij een nederlaag: ‘Het is heel jammer dat we verloren hebben’… en dan verder gaan met ‘Er zijn nog zo veel matchen, we moeten ze één per één aanpakken …?’ Dat is immers de grote dooddoener van elke voetballer! Iemand zou hen eens moeten zeggen dat je er moeilijk drie tegelijk kunt aanpakken … Dat je na drie of vier wedstrijden met de pers praat en een stand van zaken opmaakt, oké. Maar direct na een wedstrijd voor de camera’s gesleept worden, daar hou ik niet van, daar zie ik ook het nut niet van in. Er zijn nochtans spelers die niets liever doen, die ’s ochtends zeggen: ‘Vandaag sta ik in de krant!’ Daar krijgen ze een kick van. Waar ik een kick van krijg, dat is voetbal spelen, de supporters amuseren, naar jazz luisteren en een glas drinken met vrienden.”

Khalilou Fadiga is wat ze ne goeie gast noemen. Een bijzondere persoonlijkheid. Hij laat niemand onverschillig, door zijn grappen, zijn radde tong en het parcours dat hij afgelegd heeft. Van de Parijse volkswijk Goutte d’Or, via ernstige hartproblemen tot de kwartfinale van het WK: het leven van Fadiga heeft veel weg van een Grieks epos ( zie kader). Het laatste hoofdstuk blijkt evenwel een anticlimax. Na een prima periode bij Gent, gekruid met steekpasses en technische hoogstandjes, smaakte zijn verblijf bij Germinal Beerschot als mosterd na de maaltijd. Waar lag de fout? Bij een ploeg die onder Harm van Veldhoven op apegapen lag en pas heropleefde onder Aimé Anthuenis? Of bij de gemakzucht van de Senegalese linkspoot?

“Ik heb me altijd ingezet want ik hou van het spelletje”, antwoordt hij. “Als je weet dat ik me aan het hart heb laten opereren om te kunnen blijven voetballen, dan moet je de vraag naar mijn motivatie eigenlijk nooit meer stellen.”

Surrealistisch

De kritiek in Antwerpen was nochtans hard. Voor velen loste Fadiga de verwachtingen nooit in. Daar kwam dan nog zijn imago bij: moeilijk karakter, koppig, een fuifnummer en tuk op snelle wagens. Een stijl die in het Belgische voetbalwereldje maar matig geapprecieerd wordt.

“Men blijft van mij beweren dat ik een praatjesmaker ben”, zegt hij. “Dat weet ik wel. De laatste maanden heb ik van alles over mij horen vertellen. Dat ik het oefenveld op kwam terwijl ik aan het telefoneren was bijvoorbeeld. Of dat ik van de club een andere auto wilde dan de andere spelers. Allemaal onzin. Toen ik hier aankwam, heb ik gewoon een handige wagen gevraagd, liefst één die niet vol hing met reclame. Zodra ik die had, ben ik nooit meer in mijn Bentley naar de club gereden. Gewoon om geen geroddel uit te lokken. Bij Bolton had Jay-Jay Okocha een Bentley, Kevin Nolan een Aston Martin en zelfs de trainer had een Bentley. Daar viel de mijne niet op. Wanneer je bij Germinal Beerschot in zo’n bak verschijnt, dan stoort dat de andere spelers niet, maar wel iedereen die rond de club hangt. Laat ik het nog eens zeggen: het is niet Germinal Beerschot dat die Bentley betaald heeft.”

Hoewel zijn sportief adviseur Antony Feuillade beweert dat Fadiga’s contract in een goede verstandhouding verbroken werd, blijft toch enige bitterheid hangen. “Toen bepaalde geruchten over mij de ronde deden, heeft niemand van het bestuur dat rechtgezet of mij verdedigd”, zegt Fadiga met spijt. “Men liet de pers maar schrijven dat ik te laat kwam op training. Heeft elke voetballer dat al niet eens voor, dat hij te laat komt? Het werd pas echt surrealistisch toen de persverantwoordelijke van de club me op de offi-ciële website aanviel door te zeggen dat ik me gedroeg als een vedette. Dat is écht niet zo. Toen we naar Azerbeidzjan vertrokken was Jos Van Hout, de materiaalmeester, stomverbaasd omdat ik de sporttassen hielp dragen. Die mens stond daar alleen met 25 tassen. In Engeland moeten de jongeren die dragen. Ricardo Vez Té was Portugees jeugdinternational, maar hij poetste wel mijn schoenen. Dat is een totaal andere mentaliteit. Bij mijn vertrek zei de keeperstrainer van Germinal Beerschot, PierreThyssen, dat ik de aangenaamste voetballer was die hij ooit was tegengekomen en dat de mensen gewoon een verkeerd beeld van mij hebben. Ik was nochtans gewaarschuwd: Lieven Maesschalck ( kinesist en vriend van Fadiga, nvdr) raadde me aan in Engeland te blijven omdat ze me in België tot op de grond zouden afbreken. Hij heeft gelijk gehad, bepaalde journalisten hebben zich flink op mij afgereageerd. Ik liep in de weg, ik liep anders gekleed, ik trok mij nergens wat van aan: misschien irriteerde dat hen?”

Geen box-to-box

“Ik weet dat iedereen zijn mening over mij heeft, over mijn manier van spelen, mijn verleden. Sportieve kritiek heb ik altijd geaccepteerd, maar wie zegt dat ik een slechte voetballer ben, die liegt. Bovendien heb ik zelf ook een mening en heb ik misschien wel iets zinnigs te vertellen. In het dagelijks leven probeer ik onbevooroordeeld te zijn. Als ik een Chinees zie, denk ik niet: die zal wel een restaurant hebben. Maar ik ben ook niet iemand die met onbekenden meteen handjes schudt. Zo zit ik niet ineen.”

Fadiga spreekt recht voor de raap, zoals hij dat altijd heeft gedaan. Zijn stijl verschilt ook van de doorsneevoetballer die van R&B, blingbling en PlayStation houdt. Op zijn duplexappartementje, niet ver van de Antwerpse Meir, liggen een fotoalbum en wat boeken, hangen enkele kunstwerken aan de muur en vult de ruimte zich met jazz. “Ik moet aan andere dingen dan voetbal kunnen denken, vrienden uitnodigen, naar concerten gaan. Als het dat is wat ze onder een fuifnummer verstaan, wel ja …”

Fadiga is vooral met zijn toekomst bezig en die ligt voor een stukje in het kabinet van Maesschalck: fietsen, massage enzovoort. “Je voelt dat Khalilou goed in zijn vel zit”, zegt Maesschalck. “Welk niveau hij nog zal aankunnen, dat hangt van hemzelf af. Hij blijft een goede voetballer en een grote persoonlijkheid. Heel wat spelers vragen me hoe het met hem gaat.”

Hoe ziet Fadiga zelf zijn fin de carrière? “Ik wil nog één avontuur,” zegt hij, “maar dat wordt niet gemakkelijk. Ik had geen zin om naar Griekenland te gaan of in de Engelse tweede klasse tegen de degradatie te vechten. Qatar? Ik zal de voor- en nadelen afwegen, maar ik ben ervan overtuigd dat ik nog mooie dingen kan laten zien. Kijk maar wat Pippo Inzaghi op zijn 35ste nog kan. Carlo Ancelotti zei het onlangs nog: ‘Milan moet geen jongeren hebben die als een kip zonder kop rondlopen, maar wel oude vossen die weten waar ze moeten staan.’ En dat is geen kwestie van training. Clarence Seedorf traint maar één keer per week, maar hij staat er, en hoe. Fernando Hierro trainde nooit bij Bolton, hij fietste en zwom alleen wat. Toen ik bij Germinal Beerschot kwam, mocht ik direct beginnen met een bosloop. Ik heb nooit zoveel in het bos gezeten als tijdens mijn verblijf in Antwerpen. Alleen in België heb ik twee dagen voor een wedstrijd nog twee keer per dag moeten trainen. En dan verweten ze me dat ik niet genoegliep … Van Veldhoven zette me op het middenveld op een plaats waar ik veel moest lopen. Waarom hij dat deed, weet ik niet. Box-to-box is niks voor mij. Ik huldig het principe van de Franse trainer Guy Roux: ‘De bal is toch altijd sneller dan de man.’ Bij Auxerre legde men dan ook de nadruk op balbezit.”

Geniale invallen

Heeft hij er spijt van dat hij teruggekeerd is naar België? “Helemaal niet. Het is hier goed leven, de mensen zijn vriendelijk. Jammer genoeg blijven de vriendelijke mensen op de achtergrond. Nu ja, op het sportieve vlak is het niet veel soeps – op Standard na, de enige ploeg die deftig voetbalt. Ik ben redelijk pessimistisch over de toekomst van het Belgische voetbal. Lapwerk volstaat niet, er is een complete ommekeer nodig. Men zou dat moeten overlaten aan mensen als Marc Degryse, niet aan dokters of advocaten. En men zou moeten investeren in opleiding, dat gebeurt momenteel niet.”

Een comeback met een staande ovatie van het Gentse publiek, een lob vanuit de middencirkel die op de lat viel (tegen Standard), en een fantasietje in de bekerfinale dat ook op de paal uitstierf, dat zijn de hoogtepunten van 2008, het jaar van zijn terugkeer naar België. Niet genoeg volgens sommigen. Geniale invallen om duimen en vingers van af te likken volgens anderen. Erik Gerets zei over hem: “Fadiga is een verrijking voor het voetbal.” Misschien heeft België daar niet genoeg van genoten? S

door thomas bricmont – beelden: fred guerdin (reporters)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content