Langzaam maar zeker zet Dominique D’Onofrio Standard naar zijn hand. De altijd onrustige Waalse vaandeldrager liep veertien dagen op wolkjes, maar kreeg zondag onverwacht alweer een opdoffer. Toch ligt de lat hoog. ‘Ons doel is duidelijk : toptwee !’

Een woensdagmiddag op Sclessin. Op het einde van een lang interview met Dominique D’Onofrio, opgevrolijkt door de komst van twee van zijn assistenten, Stéphane Demol en Claudy Dardenne, komt de topper van volgende week woensdag tegen Club Brugge ter sprake. De twee willen zich tot dan niet rijk rekenen. “Ik leef van wedstrijd tot wedstrijd”, blijft de coach nuchter in het optimisme dat rond de twaalf op twaalf ontstond. “Beveren is een heel onberekenbare ploeg.” Vier dagen later blijkt dat ook, een vrij serieus hertimmerd Standard loopt de hele tijd achter de feiten aan en kijkt om iets voor tien tegen een einduitslag van 1-3 aan. D’Onofrio weet meteen dat zijn werk om een cultuur van de zege in de club te slijpen, nog verre van af is.

Wat liep er fout ?

Dominique D’Onofrio : “Van alles. Wij zijn veel te laag gaan spelen en Beveren heeft van de ruimte geprofiteerd. De ploeg moet dat leren, het op die manier aanpakken. Na de voorsprong van Beveren hebben we niet meer kunnen reageren en heeft de ploeg een technisch meesterschap getoond. Maar ik heb ook goeie dingen gezien, na de rust hebben we heel veel kansen afgedwongen. Dit was een wedstrijd die even goed op 3-5 of 4-4 had kunnen eindigen. Het is een klap, maar je moet nu niet alles in vraag stellen. Het doel dat ik me met deze groep stelde, was dit keer klaar zijn bij de eerste wedstrijd. Dat is ons gelukt, omdat de voorbereiding heel goed verliep. Door het laattijdige afhaken van Rapaic zijn we in speciale omstandigheden aan de openingsmatch begonnen, maar we wonnen toch verdiend. Net zoals we al die andere wedstrijden verdiend wonnen, ook al gebeurde dat soms slechts op het einde. Dat is karakter tonen, tot het einde doorgaan. Mentaal staan we veel sterker dan vorig jaar. Het enige wat we effectief nog meer moeten hebben, is de cultuur van de zege. Die missen we hier. Naar mijn gevoel zijn er nog steeds spelers die aan zichzelf twijfelen. Zich afvragen : Wat doen we daar bovenaan, is dat wel onze plaats ?”

Milan Rapaic liet u net voor de start in de steek. In welke mate heeft dat uw plannen doorkruist ?

“Heel veel. Omdat het zo onverwacht kwam, Rapaic was tijdens de voorbereiding een van de meest regelmatige spelers. Niks liet uitschijnen dat hij het wilde afbollen. Ik heb Milan altijd verdedigd tegenover de buitenwereld, die vond dat hij maar bleekjes afstak bij iemand als Conceiçao. Toen ik vergelijkingen hoorde met Prosinecki en verwijten dat hij fin de carrière was en maar wat uitbolde, ben ik daar tegenin gegaan. Ik was blij met Rapaic, heb veel met hem gepraat, hem veel gesteund, omdat zijn inbreng belangrijk was. Hij was een van mijn fundamenten. Persoonlijkheid, evenwicht, talent, klasse. Hij zou in mijn team dit jaar een nog belangrijker rol hebben gekregen.”

Klopt het dat hij bij u een en ander van de in de kleedkamer levende frustraties duidelijk is komen maken en dat de directie hem daarop een boete gaf ? En dat hij daarom vertrok ?

“Helemaal niet. Ik ken dat verhaal, maar ontken het hier. Ik heb geen enkel probleem met hem gehad. Wat de echte reden voor zijn vertrek was, weet alleen hij.”

Er was hem een transfer beloofd, maar hij kreeg die niet.

“Dat kan, maar ik vind dat je daarom geen deur dichtslaat op twee dagen van de start van een nieuwe competitie als je nog een contract voor één seizoen hebt. Zeker als de transferperiode nog een maand duurt en je al 32 bent. Dragutinovic wilde ook weg, maar die heeft niet met deuren geslagen en uiteindelijk is het hem gelukt. Voor hem was het ook een moeilijke zomer, de ene dag was ik zeker dat hij zou vertrekken, op het einde was ik ervan overtuigd dat hij zou blijven, maar uiteindelijk vertrok hij toch. Toch viel er al die tijd niets aan te merken op zijn professioneel gedrag. Neen, die reactie van Rapaic snap ik tot vandaag nog steeds niet.”

Lang leek het erop dat Standard op het elan van de tweede ronde van vorig seizoen kon doorgaan. Met het vertrek van Rapaic, Dragutinovic en Bangoura moest u plots wél verbouwen.

“Een trainer moet altijd bouwen. Ik dacht eerlijk gezegd hetzelfde verdedigende blok te kunnen houden. Vorig seizoen het op één na beste, daar stond iets. Met Drago verlies ik nu ervaring, dat wordt puzzelen. Gelukkig is de club er wel in geslaagd Onyewu te laten bijtekenen. Met veel enthousiasme, omdat hij weet dat hij bij Standard nog kan groeien. Er komt een wereldbeker aan, hij is dankzij deze club international geworden en hij weet dat het voor hem beter is hier nog wat te blijven. Eén jaar, twee jaar, dat weet niemand.”

Waar verliest u met het vertrek van Dragutinovic het meest : op het veld of in de kleedkamer ?

“Overal. Drago en ik hebben er vijf jaar samenwerking opzitten, waren het lang niet altijd eens, maar er was wederzijds respect. Hij heeft me gekend als zesde, vijfde en tweede trainer en als hoofdcoach. Ik heb hem gekend toen hij van Gent kwam en hij een grote stap moest maken. In de kleedkamer was hij een van de sterke figuren, maar hij niet alleen. Nog anderen moeten die rol aankunnen. Sergio zeker, Léonard ook, Runje. Ik zie ook Negouai. Christian heeft in Engeland weinig gespeeld, maar ik voel dat hij op niveau komt. Niet voor een plaats in de verdediging, wel op het middenveld, omdat hij vanuit zijn verleden als spits behoorlijk kan infiltreren. Anders dan Geraerts, die goed infiltreert zonder bal.”

Is de groep solidair genoeg ? Daar hoor je wat verhalen over.

“Ik ken hen en antwoord daar het volgende op : als de groep zo individualistisch zou zijn ingesteld als mensen vertellen, dan haalde hij niet de resultaten van vandaag. Er zijn spanningen, maar zolang die bepaalde grenzen niet overschrijden… Ik ben er zeker van dat er spelers zijn die nooit met elkaar op vakantie zullen gaan, maar dat is overal zo. Er zitten heetgebakerde jongens tussen, maar zo ben ik ook. Zonder die persoonlijkheid hield ik het hier niet vol en zonder die persoonlijkheden in de kleedkamer heb je ook geen winnaarsmentaliteit.”

Mohammed Tchité mocht vorige zomer vertrekken en is nu een revelatie. Verkeerd ingeschat ?

“Neen, je moet alles in zijn context zien. Bangoura was hier toen nog, Roussel ook, er was Kovalenko die zich eind vorig seizoen doorzette én er was sprake van de komst van een andere spits. Dat was te veel concurrentie. Vorig seizoen startte Tchité ook uitstekend, maar toen raakte hij geblesseerd aan de adductoren omdat hij niet gewend was aan onze trainingsmassa. Het kostte veel tijd om terug te keren en toen hij weer fit raakte, lagen de pionnen op hun plaats. Dat heeft hem moreel gekraakt. Zoiets wilden we geen tweede keer meemaken. We geloofden in Tchité, maar hij moest spelen en wij dachten dat het hier niet het geval zou zijn. Daarom wilden we hem, zoals Turaci, voor één jaar uitlenen. Hij was het er niet mee eens en heeft gereageerd zoals het moest, op het terrein. Niks gezegd, hard gewerkt, altijd een van de beteren op training en later in de match. Dus speelt hij. ( Wijst naar het trainingsveld.) Dáár stellen ze de ploeg op.”

Conceiçao is een van de sleutelfiguren in uw ploeg.

“Ongetwijfeld. Persoonlijkheid, dribbel, voorzet, iemand die dingen provoceert, zaken uitlokt. Af en toe gaat hij zelf ook over de schreef in zijn reacties, dat hoort erbij. Soms te veel gezaag tegen de scheidsrechter, volledig mee eens.”

Geniaal, maar hij kostte u vorig seizoen wel het Europese ticket. Eerst door de strafschop in Oostende te missen en vervolgens door zich in de heenwedstrijd van het testduel tegen Genk te laten uitsluiten.

“Dat weet ik, maar ik wil het hem niet aanrekenen. Hij heeft een heel verhit temperament. Dat helpt hem in zijn spel, maar soms lijdt het eronder. Het enige wat ik hem verwijt, zijn de kaarten voor protest. Veel te veel.”

Hebt u hem aanvoerder gemaakt om hem voor zijn verantwoordelijkheid te plaatsen ?

“Hij was al verantwoordelijk. De band heb ik toegekend in samenspraak met wat mensen. Eric Deflandre begreep dat het beter was die af te geven en de keuze viel op Sergio.”

Net voor het afsluiten van de transfermarkt haalde u er nog een spits bij. Waarom ?

“Ik kende Niculae al langer. Een talent, anders hou je het geen vier jaar vol bij Sporting, ook al raakte hij er geblesseerd en werd hij geopereerd. Fysiek is hij nog niet klaar voor negentig minuten, ik schat dat hij aan zestig procent zit. Wel een goalgetter, 24 pas, en eentje die kan voetballen.”

Met Stéphane Demol kreeg u er een bekende tweede man bij, ervaren in het topvoetbal. Helpt dat om dingen tijdens een wedstrijd nog sneller te zien ?

“Een trainer staat uiteindelijk altijd alleen. Het is juist dat Stéphane met zijn ervaring als speler én trainer nog een aantal dingen kan signaleren, maar uiteindelijk moet ik toch de beslissing nemen. Neem de wedstrijd op La Louvière. Ik zie dat we de slag op het middenveld verliezen bij 1-2. Om het evenwicht te herstellen wil ik Assou-Ekotto inbrengen. Maar net als hij klaar staat, maken ze gelijk. Daarop heb ik hem direct teruggetrokken en liet ik Kovalenko invallen. Ik wilde winnen, niet gelijkspelen. Dat was mijn beslissing.”

* * *

Net op dat moment komen Demol en keeperstrainer Claude Dardenne mee aan tafel zitten. Demol pikt meteen in : “Je moet niet denken dat wij beslissen. Wij zeggen wat we denken, maar hij beslist. Het verloop van een wedstrijd is voor de trainer. Ons werk in de week is veel belangrijker.”

D’Onofrio, nu iets scherper : “Weinig mensen hebben gezien dat we zowel in Waregem als op La Louvière tactisch de wedstrijd wonnen. Alleen is het moeilijk om dat te aanvaarden van een D’Onofrio.”

Kom nu.

D’Onofrio : “( De toon stijgt. De Mol knikt, D’Onofrio vraagt de aandacht.) “Het klopt, en het is geen toeval.”

Bent u tevreden over het spelniveau ?

D’Onofrio : “Neen. In alle delen van de ploeg kan het beter. Mémé Tchité presteert goed, maar kan nog beter. Het ergste wat we nu kunnen doen, is ons te slapen leggen.”

Demol : “Artistiek is het nog lang niet, academisch evenmin, maar we halen wel resultaten. We zijn die zeges telkens gaan zoeken en mikken op de topdrie, neen, op de toptwee. En dan is efficiëntie ook een onderdeel van het spel.”

D’Onofrio : “Verlies je met academisch voetbal, dan is het hier crisis. ( Zucht.) Vorig jaar stonden we op een bepaald moment met 1-0 achter in Bochum. Europees. Iedereen keek naar mij. Ik kon Bangoura inbrengen, maar die had de hele week op training niks getoond. Dus breng ik Curbelo in en stuur ik Onyewu voorin. Die gasten van Bochum waren compleet van slag en Curbelo scoort. ( Klopt hard op tafel.) Zelfs toen waren er mensen die me verweten dat ik Bangoura niet had ingebracht, ondanks de kwalificatie.”

Demol : “Jullie hebben Goethals nog gekend. Die hield vast aan zijn basis, een speler mocht de hele week amper hebben getraind, in het weekend speelde hij. Ik zeg niet dat Dominique de nieuwe generatie is, maar hij houdt in elk geval rekening met wat de spelers op training doen. De dag voor een wedstrijd trainen we in theorie met de basiself, maar het is al gebeurd dat hij alsnog bijstuurt als iets niet lukt.”

D’Onofrio : “Alleen moeten we nog vooruitgang boeken in die cultuur van de zege. Een tegenstander moet zuchtend constateren dat mijn ploeg niet te kloppen is. Op de tribunes zou je dat ook moeten merken. Juve heeft dat, Anderlecht soms, Brugge vorig jaar ook, zeker thuis. Alleen vergeten mensen dat het enorm zwaar is om altijd te moeten opboksen tegen ploegen die vooral verdedigen.”

Daarvoor hebt u wel genoeg sleutels. Snelheid, diepgang, kopbalsterke jongens…

D’Onofrio : “Maar neen… de lange bal, dat is ook een sleutel. ( Windt zich weer op.) Als Anderlecht de lange bal speelt, heel vaak de laatste tijd, zegt men daar niks op. ‘Snel diepte zoeken’ noemen ze dat. Als wij het doen, heet het : ‘Standard kan alleen de lange bal hanteren.’ ( De tafel krijgt nu forse klappen.)”

Demol : ” Merde, dat is weer negatief. Als Anderlecht of Brugge hun tegenstander uit verband kunnen spelen, lijkt iedereen daar blij om, maar nu Standard het ook lijkt te kunnen… Merde alors, ze hebben ook sleutels. ( De stemming stijgt nu naar het zenith.)

D’Onofrio : “( Vol vuur.) Merde, ja. Alle trainers hebben sleutels, sommige gebruiken ze, anderen niet.”

Waarom bent u vorige zomer gestopt ?

D’Onofrio : “Ik was ervan overtuigd dat Erik Gerets kwam. Het was zijn jaar. Gerets vroeg me zelfs zijn assistent te worden, maar dat heb ik geweigerd. Een D’Onofrio in de staf, dat kon niet werken. Dat gebrek aan geloofwaardigheid. Ik heb geen geloofwaardigheid. Of toch, ze is al groter dan in het begin, gelukkig. ( Begint nu echt wel heel hard op de tafel te kloppen.) Na zeven jaar. Zeven, waarvan het vierde als hoofdcoach. En waar sta ik vergeleken bij de anderen ? Er zijn nog steeds veel mensen die aan me twijfelen.”

Minder en minder.

“( Klopt op de tafel.) Daar zeg je het. Minder en minder ! Van de honderd zijn we inmiddels misschien gezakt naar tachtig, zeventig of vijftig. Stéphane heeft meer geloofwaardigheid dan ik.”

Stop, of we beginnen nog te denken dat u een complex heeft.

“Neen, dan was ik na drie maanden al gestopt. Het ís zo. Voor de buitenwereld toch. In het voetbal is dat respect van de collega’s er wel. Gelukkig.”

Volgende week woensdag komt Club Brugge naar Sclessin. Is dat de eerste grote test van het seizoen ?

“Dat is onzin. Het is de eerste grote afspraak, geen grote test. Onderdeel van de cultuur van de zege die ik hier wil inbrengen, is dat je elke week vanaf nul begint. Je moet genieten van een zege, maar de week erna weer vol aan de bak. Maar, en ik denk dat het Stéphane is die onlangs de opmerking maakte : op Standard werken is heel moeilijk. Dat zal dit seizoen niet anders zijn.”

door Pierre Bilic en Peter T’Kint

‘We hebben nog steeds spelers die zich afvragen : ‘Wat doen we hier, is dit wel onze plaats ?’ Dat moet eruit.’

‘Gerets wilde mij als assistent, maar dat heb ik geweigerd.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content