Christian Vandenabeele
Christian Vandenabeele Freelancejournalist

Wat is er van die jongen van Sint-Truiden die nu zo hoog in de topschutterslijst staat en voorheen zelden of nooit mocht meedoen ? ‘Nu weet ik’, zegt Bram Vangeel over zijn geruisloze doorbraak, ‘dat je er zonder extra training niet komt.’

Er zijn spitsen die zich zouden verongelukken om een goal te maken, maar niet zo de linksbuiten van Sint-Truiden. Bram Vangeel (22) glijdt voorbij een tegenstander, staat op de juiste plaats, tikt, knikt of schuift een bal over de doellijn. Achteloos bijna – langs zijn neus weg, op zijn sokken. Nonchalant wordt hij wel eens genoemd. Wanneer, wordt hem wel eens gevraagd, hij eindelijk eens een fatsoenlijke goal zal maken ? Negen had hij er een week geleden al gemaakt, evenveel als zijn generatiegenoot Thomas Buffel in Nederland. Kwam hij in zijn vier voorgaande jaren in de A-kern tekort, dit seizoen is hij zelfs met een gescheurde rechtermeniscus basisspeler.

Vertel, Bram, hoe bestaat het ?!

Bram Vangeel : Telkens als ik de voorbije jaren eens mocht meedoen, was het net niet genoeg. Ik begon altijd met de schrik : kan ik het wel aan ? Ik was zo zenuwachtig dat er niks lukte. Alles viel tegen. Ik kwam tekort. Ook dit seizoen weer was mijn eerste wedstrijd – in La Louvière – geen honderd procent. Ik begon zelfs serieus aan mezelf te twijfelen. Maar in tegenstelling tot andere jaren stond ik de week erna weer in de basis. Tegen Beveren mocht ik voor het eerst in mijn carrière bij de A-kern voor de tweede keer op rij starten, en opeens lukte alles. Toen is het vertrokken. Ik heb daar heel veel vertrouwen uit geput en sedertdien gaat het gewoon heel goed met mij. Het is dus een kwestie van vertrouwen.

Aan je nagels te zien, ben je een nogal zenuwachtig type.

Ja, mijn hele leven al ben ik een serieuze nagelbijter. Thuis zeggen ze dat ik het moet afleren en ik héb ook al geprobeerd om te stoppen, nagel per nagel, maar het lukt me niet. Misschien moet ik het eens proberen met nagellak.

Waarmee de stress nog niet weg zal zijn natuurlijk.

Neen, maar in vergelijking met mijn grootvader destijds schijnt het maar een lichte vorm te zijn. Iedereen kent stress voor de match, denk ik. Misschien ik iets feller, maar niet zo erg dat ik het een probleem vind en dat er iets aan gedaan moet worden. Mijn vriendin is bijvoorbeeld nog veel erger. In examenperiodes heeft zij altijd schrik dat ze niet alles geleerd zal krijgen.

Waar komt jouw stress vandaan ? Faalangst ?

Ja, een beetje toch, denk ik. Nochtans heb ik destijds bij de nationale scholierenploeg van Freddy Heirman geleerd positief te denken in plaats van negatief. Hij vertelde ons dat toen in het vooruitzicht van het Europees kampioenschap, als handig steuntje om van de stress af te geraken. Want zoals je weet, hebben we in België toch een beetje de kwalijke gewoonte iedere keer negatief te denken, hé.

Je staat op nogal wat jeugdfoto’s van Thomas Buffel.

Ja, hij is van ’81, ik van ’80. Bij de kadetten en de scholieren speelden we altijd samen in de nationale ploeg. Ik als linksbuiten, hij achter de spitsen. Thomas was bij de besten, ik mag zeggen dat ik heel goed meedraaide. In een aantal toernooien heb ik veel goals gemaakt. Mijn ouders zijn trouwens nog altijd heel goed bevriend met die van Thomas én met die van Robrecht Deckers, die nu bij MVV speelt. Die band is gebleven, zij spreken nog regelmatig af met elkaar.

Ben je altijd linksbuiten geweest ?

Neen. Toen in de nationale ploeg wel, maar bij Sint-Truiden was ik in die tijd linksmidden. Eigenlijk heb ik zowat overal gespeeld al, behalve aan de rechterkant. Bij Bolderberg en bij Hasselt ben ik zelfs nog voorstopper geweest. Dat ging vrij goed, wegens mijn snelheid en mijn gestalte toen – ik was toen een grote, weet je, de grootste zelfs. Het is Poll Peeters die mij voor het eerst centraal in de spits heeft gezet, bij de Uefa’s, in 4-4-2, rond een jongen die goed een bal kon vasthouden. Dat jaar klikte werkelijk alles. We werden kampioen van België en ik maakt er 23. Ook in de A-ploeg heeft men mij een paar keer centraal voorin opgesteld. Het is toen dat het – zogezegd – is opgevallen dat ik kracht tekort kwam.

Zogezegd ? Was het dan niet zo ?

Misschien wel. Een betonblok als Désiré ( Mbonabucya, nvdr) bén ik natuurlijk niet, maar kan ik daarom niet als centrumspits dienen ? Ik denk dat ik het misschien nog wel aan kan, maar tot nu toe gaat het goed op linksbuiten.

De twijfel, de schrik is er gewoon een beetje ingeslopen toen ik bij de eerste ploeg kwam. De vraag die mij steeds bezighield, was : kan ik het aan of niet ? Ik was 17 jaar en opeens zat ik – onder Poll Peeters – bij grote ervaren jongens als Voets en Dierickx. Dat was een grote stap voor nog een snotneus als ik toen. In die periode heb ik ontdekt dat ik te weinig kracht had. In bepaalde fasen werd ik te gemakkelijk opzij gezet, ik verloor gewoon vaker de bal. De eerste twee seizoenen voelde ik dat heel fel. Bij de jeugd en ook wel bij de reserven ging het makkelijker op snelheid en op techniek – hoewel ik nu ook weer niet dé grote technicus ben.

Heeft je dan nooit iemand gezegd dat je aan je lichaam moest werken ?

Ja, mijn vader nog het meest, maar dan is het : och, zaag toch niet… ik zal het wel doen, volgende week misschien. Je moet het meestal toch eerst zelf ervaren, hé, dat het noodzakelijk is. In mijn derde jaar in de A-kern ben ik in de vakanties twee tot drie keer per week gaan fitnessen, en dit seizoen heb ik echt het gevoel : ze duwen mij niet meer om. Ik herinner mij een training dat er ineens iemand keihard tegen mij liep en ik ervan schrok dat ik bleef rechtstaan. Toen had ik door : ik heb er serieus aan gewerkt en eigenlijk helpt het wel. De man van de fitnesszaal waar ik ga, begeleidt motorcrossers en mountainbikers. Hij zegt altijd : fitnessen is als eten en drinken : als je het een tijdje niet doet, verlies je kracht. Tegen Charleroi spring ik warempel boven iemand van bijna twee meter uit, ik schrok van mezelf toen ik de beelden zag. Hoe meer je op je benen traint, hoe hoger je springt, zeggen ze mij dan. Vandaar dus. Al win ik ook wel relatief veel kopduels, denk ik, omdat mijn timing meestal goed is in vergelijking met veel andere voetballers.

Hoeveel bedraagt je vetpercentage ondertussen ?

Vorig jaar 8 op een bepaald moment, momenteel 10 en in het begin van het seizoen 12 ( lacht). Dat is nog altijd het hoogste van de ploeg, maar ik heb gehoord dat er in andere ploegen zijn die in de twintig hebben.

Flauw excuus, Bram.

Je hebt gelijk, ik moet naar mezelf kijken, maar het is niet altijd makkelijk voor mij. Een Peter Delorge kan eten wat hij wil zonder dat er een grammetje bijkomt en ik mag bijna niks eten. Ik moet toegeven dat ik het soms wel moeilijk heb als daar een chocolaatje ligt : zou ik het nemen of niet ? Cola of limonade doet natuurlijk ook heel veel. Ik heb nu water en Spa bruis leren drinken, en ik vind het wel lekker, eerlijk gezegd. Alleen als ik mij eens echt zwak voel, zal ik nog wel eens een glas cola drinken. Maar thuis hebben we geen frisdranken meer.

Ocharme toch. Hebben we het hier over topsport ?

Ik weet het ( lacht), voetballers hebben een achterstand op dat vlak. Ik heb LO gestudeerd en vaak kreeg ik het verwijt : ik ben een volleyballer, ik train 20 uur per week en jullie 10 uur en…

… toch verdienen jullie veel meer.

Precies. En ik moet toegeven : eigenlijk is het niet normaal, de bedragen die in het voetbal betaald worden – zij het dat het ondertussen toch al wat minder is geworden, schijnt het. We hadden op school ook een wielrenner, die nu trouwens pas prof is geworden : Ruud Verbaekel. Dan zei die : ik ga vandaag effe rustig trainen, vijf uurkes op de fiets zitten. Die lette dus ook nog veel feller op zijn voeding.

Zullen we het misschien eens over je rechtervoet hebben ?

Misschien beter niet ( lacht). Grapje, hoor, want mijn rechter is echt wel al serieus verbeterd tegenover het eerste jaar dat ik prof was. Ik dacht ook altijd dat ik niet kon koppen, maar ik heb er dit seizoen zowaar al drie, vier binnengekopt. Is me dat schrikken, zeg ( lacht).

Ben je niet een beetje te week voor de echte top ?

Ik ben het geweest. Soms heb ik wel eens spijt dat ik die eerste jaren niet iets meer doorgebeten heb, zeker als ik zie wat er aan de top betaald wordt. Misschien moet ik nóg harder worden, maar een snookerbal in de goal koppen zoals Sandjon vroeger bij Ekeren deed, zal ik toch nooit doen, hoor, en ik zal mij waarschijnlijk ook nooit zo compleet kunnen afpeigeren zoals ik wel wat spelers gekend heb. Maar de laatste twee jaar ben ik toch extra gaan trainen en fitnessen én er sterker van geworden. Ik heb geleerd dat als je niks extra doet, je er niet komt.

Sedert het excuus dat je nog studeerde, is weggevallen ?

Ja. Vorig seizoen waren mijn studies regentaat LO achter de rug en moest ik vast in de ploeg komen, maar… ik dacht dat het makkelijker zou gaan. Toen pas ben ik echt hard beginnen werken aan mijn algemene spierontwikkeling. In Leuven kreeg ik ook nog te horen dat ik een algemeen lenigheidgebrek had. Nu zit ik na de training met Marcos Pereira, Thomas Caers en Dusan Belic meestal nog wat extra te rekken. Al is het maar vijf à tien minuten per dag, na een tijd zie je het verschil. Vroeger kon ik nooit met de vingertoppen aan mijn tenen en nu dus wel.

Bram toch. Had je nog gezegd met de handpalmen plat op de grond.

Normaal zou dat moeten kunnen, ja, maar ik denk dat bijna geen enkele Belgische voetballer dat kan. Die denkt : zo gaat het ook wel, hé ( lacht). Dat is wel een gebrek van onze mentaliteit, vind ik.

Wat moeten we nog meer weten van de Belg Bram Van Geel ?

Wat bijna niemand weet, is dat ik een gehandicapte broer heb. Vroeger had ik problemen om daarover te praten, ik dacht altijd : wat zullen de mensen daarvan denken ?

Lucht je hart, Bram.

Door een fout van de dokter kort na de geboorte kreeg mijn broer even te weinig zuurstof in de hersenen en is zijn hele linkerkant daardoor motorisch minder ontwikkeld. Hij kan lezen noch schrijven, heeft eigenlijk het niveau van een zevenjarige. Kim is 27 jaar ondertussen, hoewel de dokters ons gezegd hadden dat hij maar 19 zou worden. Maar hij is ik-weet-niet-hoe-sterk. Toen hij een jaar of zestien was, moest hij aan zijn tanden geopereerd worden en dat was zeer tegen zijn zin. Hoewel ze hem vooraf al platgespoten hadden, waren er nog elf man nodig om hem tijdens de operatie vast te houden. Nu zien we wel dat het stilletjes aan bergaf met hem begint te gaan. Hoe minder hij in beweging is, hoe sneller de aftakeling. Daarom gaat mijn moeder met hem fitnessen.

Hebben je ouders van die dokter geen schadevergoeding geëist ?

Neen. Om het geld was het hen niet te doen, ook een schadevergoeding zou mijn broer niet genezen hebben. In plaats van negatieve energie te steken in een proces, kan je beter positieve energie in zijn opvoeding steken, oordeelden zij.

Hoe ervaar je het leven met een mindervalide broer ?

Je gaat veel dingen relativeren, eigenlijk is heel je leven anders. Je hebt met hem een band zoals het met niemand anders mogelijk is, denk ik. Heel speciaal. Ik vind het schitterend. Ik zou hem niet kunnen missen. Iederéén is gek van hem, ook vrienden van de lagere school die destijds bij ons thuis kwamen waren dat. Kim is altijd aan het spelen, hé, gelukkig met kleine dingen, met mensen vooral. Ik heb hem misschien nog maar één of twee keer ongelukkig gezien. Dikwijls praat hij ook luidop tegen zichzelf, precies alsof er een tweede ik bij hem is. Zo van : kijk, daar is een mooie auto, Kimmeke, zie je dat. Iederéén praat wel eens met zichzelf, denk ik, alleen doet hij het luidop.

Wat er helaas ook bij hoort, zijn om de vier maanden epilepsieaanvallen van, zo te zien, onbeschrijflijke pijnen in zijn rechterpols en in zijn hoofd. Veel mensen hebben het nog niet gezien, zelfs nog maar weinig familieleden, maar wie er al eens bij was, deinst serieus terug van de schrik, moet ik zeggen. Voor mijn moeder is het heel zwaar natuurlijk. Tot vijf jaar geleden was zij zeg maar 24 uur op 24 met hem bezig, maar toen zij hartritmestoornissen kreeg, besloten mijn ouders hem tijdens de week in een home in Stokkem te plaatsen. Ze zitten er met tien samen, negen die voor Genk supporteren en hij die dan zijn broertje van Sint-Truiden moet verdedigen. De kleine, noemt hij mij, hé ( lacht).

Ben je je dankzij je mindervalide broer niet meer dan iemand anders bewust van het belang van een gezond lichaam en van de mogelijkheden om het te ontwikkelen ?

Ja, al zou ik het eigenlijk nog meer moeten zijn. Ik ben dankbaar dat mijn lichaam gezond is, maar ik moet nóg meer beseffen wat er mogelijk is als je er dag na dag aan werkt.

Waar kan die instelling STVV dit seizoen brengen ?

Heel ver. We bewezen en ervoeren nu toch al herhaaldelijk dat we een ploeg hebben om heel hoog te eindigen, maar het beste is echt van match tot match te leven.

Is de beker na de uitschakeling van Anderlecht en Brugge het belangrijkste geworden ?

Ja, het is zeker het hoofddoel, maar ik denk dat we ook nog wel zo hoog mogelijk willen eindigen.

Ook zo overtuigd van jezelf ondertussen als van de kwaliteit van de ploeg ? Is Bram Van Geel nu vertrokken voor een mooie carrière in eerste klasse ?

Ik heb er vertrouwen in, hoewel ik ook iets heb van : ’t kan ook weer rap gedaan zijn. Een blessure is tenslotte snel gebeurd. Zie Frank Geraerts bij ons, in zijn eerste wedstrijd nog wel. Zie de beenbreuk van mijn vader destijds ook, weliswaar niet op zo’n hoog niveau, maar toch. Naar het schijnt was hij ook zo’n dribbelaartje. Maar hij gaf te weinig zijn bal af en uiteindelijk is hem dat fataal geworden, ook omdat de beunbreuk fout werd hersteld.

Ook dat nog.

Ja, maar dat relativeer je allemaal als je ziet dat er mensen zijn die nog veel ergere tegenslagen hebben gekend. Tot nu toe heb ik het toch gemaakt in eerste klasse, wat dan weer een geluk is wat veel andere mensen niet gehad hebben. Al weet ik dat ik er elke dag voor moet werken om het te laten voortduren. Als ik het mezelf hoor zeggen, weet ik het precies nog beter dat ik er nog meer aan moet werken ( lacht). Ik weet ook dat ik vroeger soms te veel nadacht. Ik moet nog meer gewoon leven en minder nadenken. Zoals we het met Sint-Truiden doen.

Zoals voor doel, Bram.

Op gevoel, ja, want als je dáár begint na te denken, is het te laat. Voor de goal heb ik die twijfel precies niet. Eigenlijk heb ik wel een beetje een neus voor goals, ja, maar ik durf het niet te zeggen uit schrik dat ik dan met mijn geluk ga spelen en dat het morgen gedaan zal zijn. Misschien dat de Belg in mij wel iets van de mentaliteit van de Hollanders kan leren ( lacht).

door Christian Vandenabeele

‘Leven met een gehandicapte broer doet je veel dingen relativeren.’

‘In de nationale jeugdploegen heb ik altijd samengespeeld met Thomas Buffel.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content