In de ziel van spelers kijken. Marc Brys heeft er de mond van vol. ‘Dat er voetballers zijn waar je niet in geraakt, was mijn eerste grote desillusie als trainer.’ Maar ook de Germinal Beerschotcoach zelf schermt zijn eigen ik goed af, zo blijkt.

Geduld is aangewezen voor zij die toegang willen krijgen tot de binnenkant van Marc Brys. Het is graven en vrij snel botsen op een betonnen afweerwand. Meer dan wat gepiep door een aantal gleuven rond zijn ziel, laat hij niet toe. En mensen die trachten ongegeneerd langs een deurtje naar binnen te wandelen, leidt hij – naar eigen zeggen onbewust – vriendelijk doch kordaat snel even om langs de voetbalwereld, waarover hij ook zo graag vertelt, vermoedelijk in de hoop dat ze daar blijven plakken. Het wijst op de plaats die het spelletje in zijn leven inneemt. Maar meer nog op de beschermende reflex die Brys heeft, zowel voor zichzelf als voor de mensen die hem lief zijn. Op het einde van het twee uren durend gesprek beaamt hij het : “Ik geef me niet graag bloot.

“Daarnaast is het ook gek hoe mensen een idee over je krijgen door wat ze lezen. In het begin kon ik me daar ongelooflijk druk in maken, toen gezegd werd : hij is dit, hij is dat. We plaatsen anderen heel graag in een kastje, om onszelf een goed gevoel te geven. Maar als dat wordt neergeschreven, is dat soms vrij hard. Dat staat er en blijft er ook staan. En mensen die je niet kennen, die je nog nooit hebben zien werken, nemen dat beeld, die waas die rond je wordt geweven, over. Als die drie keer hebben gelezen ‘dat is een klootzak’…

“Een paar maanden geleden kreeg ik de meest bizarre en frappante vraag ooit : een journalist vroeg me of ik een softie was. Als mensen al het idee krijgen dat je een softie bent, moet je niet vragen hoe voorzichtig je moet zijn.

“En soms heb ik dan wel eens de neiging om te zeggen : ik wil alleen nog over mijn job zelf praten. Ik ben een publieke figuur wat het voetbal betreft, maar voor de rest moeten ze mij gerust laten. Maar anderzijds denk ik dan : jij komt hiernaartoe met goede bedoelingen, je wil een mooi verhaal maken over de binnenkant van Marc Brys, waarom moet ik dan zo arrogant zijn om te zeggen dat ik daar niet aan meedoe ?” En dus schuiven we de voeten onder de tafel en gaan we bij een lekkere koffie in een rustige omgeving op zoek naar een evenwicht dat beide partijen gelukkig stemt. Pratend over de manier waarop hij zijn beroep uitoefent, geeft hij ook een idee over de mens achter de trainer.

Veel mensen corrigeren het beeld dat van iemand opgehangen wordt in de media, niet met dingen die ze zelf zien. Als tijdens een op tv uitgezonden wedstrijd de commentator zegt dat speler x slecht bezig is, dan is die voor de meeste kijkers ook slecht bezig, zelfs al presteert hij goed. Hangt uw voorzichtigheid omtrent het beeld dat over u gecreëerd wordt, ook daarmee samen ?

Marc Brys : “Goh, als nu iets over mij gezegd of geschreven wordt, voel ik eigenlijk niet meer de behoefte om dat te counteren. Ik denk dan : oké, laat ze dat vinden, ik weet voor mezelf wat ik doe. Maar je maakt wel een terechte opmerking, denk ik. Ik hoor dat bij ons na een wedstrijd ook. Op tv is gezegd : ‘Die was goed.’ En dan laten mensen zich daardoor leiden, maken ze hun eigen analyse niet meer, zelfs collega’s, mensen die ook in het voetbal zitten.

“We doen dat ergens allemaal. Daarom ook : als ik naar een wedstrijd kijk, ook met de spelers, dan gaat de klank uit. Laat je daardoor niet leiden, want je laat je eraan vangen. Probeer dat zo sec mogelijk te zien.

“En dat is tegenover mensen ook zo. Over collega’s, voorzitters of scheidsrechters wordt gefluisterd : ‘Pas op, want die is zus of die is zo.’ Terwijl je niet eens zelf de reflectie hebt mogen maken van : ik heb dit of dat ervaren met die kerel. Probeer je te houden aan je eigen ervaringen. Als ik een beeld heb van een collega is dat omwille van wat ik er zelf van gezien heb, niet omdat ze dit of dat schrijven.

“Weet je, als ik nieuwe mensen leer kennen, probeer ik die altijd in te delen op basis van een heel simplistische, misschien crue afweging. Ik vraag me af : is dat een goed of een slecht mens ? Dat is de enige reflex die ik altijd heb. Daar draait het om. En iemand die positief is ingesteld, laat die maar fouten maken, laat die maar iets doen waardoor hij je af en toe echt de muren doet oplopen of je soms zelfs kwetst. Maar dat is een positieve gast, die doet dat met de juiste bedoelingen, de juiste filosofie. Terwijl slechte mensen je bewust willen pijn doen, je willen kwetsen of altijd zelf beter willen worden van de situatie, niet handelen in functie van iemand of van de groep. Ik, ik, ik, ten koste van andere mensen.

“Ik probeer – en dat is me ingegeven door mijn ouders – een goed mens te zijn. Dat gaat over een aantal normen die je hanteert, ook los van het voetbal. Respect. Eerlijkheid.”

Rode draad

Zijn dat de zaken die centraal staan in uw aanpak ?

“Dat zijn wel dingen waarover ik vóór het seizoen met een spelersgroep praat. Als je het hebt over ‘mijn aanpak’, zeg ik wel : ik heb niet iets als ‘mijn manier van werken’. Verschillende groepen vereisen een verschillende aanpak. Je moet daar flexibel in zijn. Ik heb wel een rode draad, maar ik hou niet van één lijn. Ik probeer twee lijnen uit te zetten waartussen ze zich vrij kunnen bewegen. Je moet werken met wat je aangereikt wordt en mag dat niet negeren door te stellen : ik wil dát doen. Je dient wel voor ogen te houden wat je wenst te bereiken, maar dat kan of moet soms op een andere manier. Dat is voor mij een ervaring die met de tijd is gekomen ; alles iets opener zien.

“Vaak hoor je zeggen dat regels beperkingen zijn. Ze worden ervaren als een belasting, terwijl ze dat net niet zijn. In iedere gemeenschap, in elke groep zijn ze nodig en moeten ze zodanig gesteld worden dat ze juist ieders vrijheid beschermen. Dat is cruciaal. Daarom : twee lijnen.

“En laat ze de grenzen maar eens opzoeken, er misschien zelfs eens overgaan. Dat brengt je bij twee elementen die de sterkte van je team maken : tolerantie en correctie van de eigen groep. Daar moet je naar zoeken, denk ik.”

Iets dat vermoedelijk ook tot uw rode draad behoort is : praten met je spelers. Dat vindt u heel belangrijk.

“Je moet weten welke speler wat nodig heeft. Daarom is het belangrijk hen te doorgronden. En daarom is het ook zo moeilijk om te werken met spelers waar je niet in geraakt. Die heb je ook. Dat was mijn eerste grote desillusie als trainer. Je stapt erin met de misschien utopische gedachte dat je iedereen beter kan maken, dat je in ieders ziel kan geraken en dat lukt niet. Soms omdat ze zich afsluiten, soms omdat het langs weerszijden niet klikt, er een beetje aversie is. Dat is een menselijk fenomeen.

“Maar om goed samen te werken met iemand moet je eigenlijk weten hoe die persoon denkt, weten hoe die in mekaar steekt, weten wat voor hem gevoeligheden zijn, weten waar hij belang aan hecht, waar zijn prioriteiten liggen, wat er op cultureel vlak bekeken… Die kennis zorgt voor een beter contact en daardoor kan die speler een betere progressie boeken.”

De normen waar u het daarnet over had, verklaren die ook waarom u zowel in makkelijke als in moeilijke situaties beschikbaar bent voor journalisten, iets wat niet van elke trainer kan gezegd worden ?

“Ik vind dat een vorm van respect, ja. Als je de beker hebt gewonnen, is dat natuurlijk veel plezanter dan wanneer je tegen acht man net twee punten hebt moeten afgeven, want dan zijn dat zure appels. Maar je moet ook op zulke momenten blijven functioneren.”

U hebt het over de wedstrijd tegen Charleroi, waarin uw ploeg tegen acht man een 1-0-voorsprong in extremis uit handen gaf. Beschrijf eens wat er in u omging in de tijdspanne tussen het laatste fluitsignaal en het moment dat u op die persconferentie verscheen.

“Wat je dan doet, is iets dat je voor jezelf houdt. Maar het is niet zo heldhaftig als ik het wil laten doorschemeren. Ik heb mezelf echt wel de vraag gesteld : ga ik dat wel doen, die persconferentie ?

“Natúúrlijk heb ik eraan gedacht om direct weg te gaan. Dat was de gemakkelijkste oplossing : in mijn auto stappen, naar huis gaan, mezelf twee dagen afsluiten tot de storm gaan liggen was – de woensdag zou het geen nieuwswaarde meer gehad hebben.

“Ik bedacht toen : nee, ik moet die mensen met respect behandelen, máár… ik moet ook eerlijk blijven. Als ik naar die persconferentie ga, moet ik daar ook vertellen dat ik enorm ontgoocheld ben, want dat is… Ik heb ook overwogen om te zeggen : ‘1-1 tegen Charleroi, is dat zo slecht ? Dat is een goede ploeg. ‘ Je kunt je daar een uitweg in bouwen. Maar ik wens dan geen façade op te trekken.

“Het is wel logisch dat je al die opties even overweegt. Dat is voetbal trouwens ook hé. Voetbal is opties. En de beste spelers kiezen de beste opties. In deze situatie had ik er ook enkele.

“Ik wou mezelf niet verloochenen. Dat was net zo na mijn ontslag een dik jaar geleden. Iedereen vroeg me : waarom ben je niet rancuneus ? Maar de voorzitter heeft op dat moment voor zijn club gekozen. En ik zit zelf de hele tijd tegen mijn spelers te zeggen : het collectieve is belangrijker dan het individu. Als je dan zelf geslachtofferd wordt, moet je niet plots zeggen : ‘ Eej !'”

Te egoïstisch

Nu hebt u er, net als vorig jaar, opnieuw woelige maanden opzitten. Snakt u soms niet naar uw vorige job, die vermoedelijk toch wat rustiger was ?

“Dit is enorm opslorpend, ook moeilijk te lossen. Geen job van acht tot vier, die je van je afwerpt als je thuiskomt. Maar ik maal daar niet om. Ik ben een gelukkig man. Ik heb een schat van een vrouw, twee schitterende kinderen. Ik ben gezond. En ik oefen nu het beroep uit dat ik het liefste doe van allemaal. Dit is mijn ding, hierin voel ik me thuis, mijn domein. Het is in de eerste klasse ook allemaal zoals ik het me had voorgesteld.

“Maar soms word je er wel eens mee geconfronteerd dat je een heel egocentrische keuze hebt gemaakt, hetzij via een schoolrapport, hetzij via een situatie waarin er verdriet is, waarbij je beseft dat je een deel gemist hebt.”

Hoe gaat u daarmee om ?

“Dat is confronterend, want je gezin, dat blijft het allerbelangrijkste. Als ik ooit – ik hoop natuurlijk van niet – een keuze zou moeten maken tussen de twee, is er geen twijfel.”

Het was een egocentrische keuze, u zegt het zelf.

( onmiddellijk) “Enórm. Ik besef dat ook. Mijn vrouw schiet er niet veel mee op dat ik het besef, maar ik besef het wel. Het is enorm egoïstisch.”

Te egoïstisch misschien.

“Heel die keuze is te egoïstisch. Het is geen keuze met het oog op het gezin. Een puur individualistische keuze, voor jezelf, omdat je het graag doet. Gelukkig kan mijn vrouw daar goed in meedenken, is ze tolerant op dat gebied. Als je iemand graag ziet, wens je die ook alle voorspoed en alle geluk toe. Je wenst dat die persoon zich goed voelt en wil die een dergelijke kans zeker niet onthouden.

“Ik besef dat dit niet de meest fortuinlijke keuze is voor het gezin, maar ik beperk het. Als ik naar feestjes moet gaan, probeer ik er altijd voor te zorgen dat we samen kunnen gaan. Ik onthoud me ook van drank- of braspartijen na een training of een wedstrijd. Ik probeer het niet nog meer belastend te maken dan het al is. Uit respect. Uit liefde. Ik heb daar ook geen behoefte aan. Als je dat er nog gaat bijdoen, wordt het helemaal… Iedereen zoekt er zijn eigen ding in.”

KRISTOF DE RYCK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content