‘Maar als het op werken aankomt, ben ik niet flexibel.’ Slavoljub Muslin moet Lokerens trainer naar de top worden, daarin gesteund door zijn vracht titels en bekers.

Beetje met een grimas in het gezicht toch wel is het dat de spelers van Lokeren die avond de training verlaten. SlavoljubMuslin is er dan ook niet licht over gegaan met het oog op de Intertotowedstrijd van afgelopen weekend. “Had ik zelf mogen kiezen,” zegt hij op aimabele toon, “ik zou beslist hebben : liever geen Intertoto. Maar dat was nu eenmaal al vastgelegd, dus aanvaard ik dat, ook al maakt het de voorbereiding er niet makkelijker op. Ik hoop dat we dat fysiek niet gaan bekopen, ook niet qua blessures.” Want niets minder dan de topvijf is het waar hij Lokeren dit seizoen moet brengen.

In 1981 woonde u in de Uefacup Lokeren-Benfica bij. Wat herinnert u zich nog van het Lokeren van toen ?

Slavoljub Muslin : “Een vriend van mij, Filipovic, die nog bij Club Brugge heeft gespeeld, zat toen bij Benfica, vandaar dat ik naar die wedstrijd ging kijken. Ik speelde toen zelf in Rijsel, waar ik via een bevriende speler als verdedigende middenvelder naartoe kon. Lokeren had een goeie ploeg toen, met Larsen in de spits, en ze haalden blijkbaar goeie resultaten. Maar verder herinner ik me daar niet zoveel meer van, het is lang geleden, hé ( lachje).”

Wat zullen we dit seizoen van Lokeren te zien krijgen ?

“Ik zal proberen met goed voetbal resultaten te halen. Maar dan moet je er natuurlijk ook de spelers voor hebben. Ze zullen mij op de resultaten afrekenen, maar als er ook nog mooi en plezant voetbal bij kan, zal het goed zijn.”

U zegt : “Je moet er de spelers voor hebben.” Hebt u ze ?

“Ja, er is al kwaliteit bij sommige spelers, maar we zoeken nog een echte buteur, niet zomaar een aanvaller, maar iemand die kan scoren. Want daar lag een beetje het probleem van Lokeren vorig seizoen. We beschikken al over een aanvaller met Jukic, die tien, vijftien doelpunten per seizoen moet kunnen maken, die een goeie linker en, niet onbelangrijk tegenwoordig, een goeie vrije trap heeft. En een speler als Tailson heeft het vorige seizoen wel wat gescoord en kan vooruitgang boeken. Dus hopelijk kunnen we efficiënter worden.”

Wat zijn de krachtlijnen van het voetbal dat u voor ogen heeft ?

“We moeten veel in beweging zijn en zo weinig mogelijk de bal bijhouden. Ik bedoel : we moeten zoveel mogelijk met een of twee baltoetsen werken. Daar trainen we nu op, om het spel te versnellen naar voren. Ik heb één wedstrijd en vooral een paar cassettes gezien van Lokeren en ik merkte dat de omschakeling van verdediging naar aanval heel traag verliep. Dat moet sneller dus, met meer beweging, minder baltoetsen.”

Dat klinkt als countervoetbal.

“Ja, uiteraard, maar niet alleen dat natuurlijk. Thuis moet je geen countervoetbal gaan spelen, want dat zal de tegenstander wel doen. Juist daarom hebben we een spits nodig met sprongkracht, die sterk is met het hoofd en in de zestien van de tegenstander het verschil kan maken als we er met de individuele actie niet door komen. Met zo’n speler kunnen we 4-3-3 spelen met twee flanken en een grote sterke centervoor. Maar soms moet je je aanpassen aan de kwaliteiten en de complementariteit van de spelers. Ik heb altijd bij ploegen in de top van de rangschikking gespeeld, ploegen die zich niet aanpasten aan de tegenstander, maar als we met Lokeren een tegenstander ontmoeten die sterker is dan wij, zullen we dat wel doen. Anders moeten zij zich aan ons aanpassen, want ik ga toch uit van een eigen organisatie. Maar ik heb daarbij geen voorkeur voor een bepaald systeem.”

Alain Pascalou, uw assistent bij Le Mans, verklaarde nochtans dat u een man van de 4-4-2 bent.

“Och, 4-4-2 of een 4-3-3, die een 4-5-1 wordt bij balverlies : ik heb daar geen problemen mee. Rode Ster was, toen ik daar kwam, gewoon met drie en een libero achterin te spelen, daar heb ik een zone van drie van gemaakt in plaats van een libero en twee stoppers die de aanvallers overal volgden. Ik wil maar zeggen : het systeem is niet heilig.”

Na de eerste training verklaarde Roger Lambrecht, weliswaar met enige overdrijving, dat u er na twee oefeningen al in slaagde om te doen wat andere trainers in Lokeren niet lukte : de verdediging tien meter hoger te laten spelen. U schijnt heel veel op tactiek en techniek te trainen.

“Ja, heel veel. Op de eerste training heb ik al meteen de nadruk gelegd op de ruimte tussen de linies en dat je op het juiste moment dichter moet komen. Daarom heb ik ook veel het spel stilgelegd om uitleg te geven. Ik ben aanwezig, quoi, maar op een positieve manier dan wel. Ik leg veel uit, omdat ik niet van straffen hou. Om het spel te spelen zoals ik het wil, met zo weinig mogelijk baltoetsen, moet je natuurlijk ook fysiek heel sterk staan. Maar ik herhaal heel veel technische oefeningen. Want als je technisch niet goed bent, kan je tactisch niets nastreven. Daarnaast zijn er natuurlijk ook de spelers die oplossingen op het veld moeten vinden. Maar er zijn heel duidelijke afspraken : iedereen moet weten wat te doen als we de bal gerecupereerd hebben.”

De Servische en Kroatische trainers die we in België gekend hebben zoals Tomislav Ivic, Luka Peruzovic, zelfs Doj Perazic, laten zich allemaal kenmerken door hun harde discipline. Bent u van dezelfde stijl ?

“Mmmm… neen, toch niet, ook al ben ik wel beïnvloed door dergelijke trainers en ben ik wel heel veeleisend voor al wie met mij werkt : spelers moeten respecteren wat ik zeg. Maar naast het veld wil ik open zijn. Ik probeer voor spelers als een vader te zijn en ik kan mij opofferingen getroosten voor hen als er problemen opduiken, ook als ze mij daar midden in de nacht voor bellen. Ik zal er altijd voor hen staan. Dat hoort bij mijn rol als éducateur en trainer. Maar op het vlak van werk ben ik niet flexibel. Dat heb ik met de voorzitter ook doorgepraat bij mijn komst : hij wou iemand nieuw, iemand die de spelers niet kenden omdat er wat routine in sloop en sommigen zich al op voorhand zeker dachten van een basisplaats. Nu vertrekt iedereen weer van nul en zullen de besten spelen. Jong of oud.”

Wat is discipline voor u ?

“Werken is werken en als ik zeg zó, dan is het ook zó. Ik ben bereid te luisteren, maar evenzeer om aan te tonen dat ík gelijk heb.”

Bent u wel flexibel genoeg ?

“Misschien ben ik te rechtlijnig, ja, dat is waar. Jammer genoeg kom je ook niet altijd mensen tegen die afspraken respecteren. Maar compromissen sluiten is moeilijk in een vak als het mijne. Je moet beslissen, trancher, zoals ze in Frankrijk zeggen. Je moet daarom niet koppig zijn, maar wel een lijn volgen en zo weinig mogelijk naar links of rechts afwijken.”

Wie heeft u als trainer het meest gevormd ?

“De école Nantaise onder andere, al pik je van iedereen, ook spelers als Zidane, wel iets op. Mijn eerste trainer toen ik in 1981 naar Rijsel kwam, was José Arribas, een Portugees. Hij heeft de hele opleiding van Nantes vorm gegeven, een school gebaseerd op intelligent spel, voetbal met veel beweging en weinig baltoetsen.”

U heeft in het verleden een paar keer met topspelers gewerkt, welke aanpassing vergt het om nu, met alle respect gezegd, Lokeren te moeten trainen ?

“’t Is niet hetzelfde niveau, dat is waar. Maar hier zitten ook spelers met kwaliteiten en ik zal hetzelfde programma volgen dat ik elders ook volgde. Alleen zal ik misschien op bepaalde punten minder veeleisend moeten zijn. Ik bedoel : Joegoslavische voetballers staan bekend als veel technischer door hun opleiding. Ik zal bekijken of ik hier vanuit mijn ervaring de jeugdtrainers ook iets bij kan brengen – waarmee ik niet gezegd wil hebben dat hier nu niet goed gewerkt zou worden. Maar je probeert toch altijd zo hoog mogelijk te mikken. Een speler als Zidane bijvoorbeeld bedacht bij Bordeaux op het veld oplossingen die voordien niet eens bestonden.”

Daar, bij Bordeaux, werd u ontslagen drie maanden voor de ploeg de Uefacupfinale speelde tegen Bayern München. Ze hadden u misschien beter gehouden, want ze verloren die finale.

“( Lacht.) Ik weet het niet. Het was een jaar met veel problemen. Ze verkochten negen spelers en ze namen er maar één in de plaats, die dan nog een auto-ongeval kreeg in de loop van het seizoen. We zaten met een kern van vijftien, zestien spelers en wat jongeren. On s’est vidé dans les matches. We raakten ver in de Uefacup, maar in de competitie betaalden we dat. De voorbereiding was kort geweest door de Intertoto. Zidane, Lizarazu en Dugarry waren international geworden en vertrokken. Bovendien kwam de voorzitter zich wat bemoeien met wat ik als mijn domein beschouw : het opstellen van de ploeg en doen met de spelers wat ik wil.”

Dat was blijkbaar ook al het probleem bij Metalurh Donetsk.

“We zagen de dingen niet op dezelfde manier en men hield zich niet aan wat we bij het begin van het seizoen hadden afgesproken. Ik leg iedereen bij het begin uit wat ik van hem verlang – wanneer we trainen, hoe vaak we trainen, hoe ik een speler wil zien voetballen – en dan vraag ik of ze daarmee akkoord gaan. Van het moment dat ze akkoord gaan, werken we verder. We haalden in Donetsk de beste resultaten uit de geschiedenis van de club : aan de winterstop hadden we maar twee keer verloren en stonden we op drie punten van Dynamo Kiev en op vier van Shakhtar Donetsk. Toch vond iemand het nodig vijf spelers te laten komen, waaronder Mendoza, zonder te vragen wie ik wilde. Bovendien wilden ze ook nog eens dat die allevijf speelden en dat we toch nog resultaten haalden. Het was dus beter dat we uit elkaar gingen, vond ik.”

Na Brest en Pau, waar u respectievelijk vier en drie jaar trainer was, bent u bij Bordeaux, Lens, Le Mans, Casablanca, Levski Sofia, Rode Ster en Metalurh telkens na amper één of twee seizoenen vertrokken. Werd u het slachtoffer van uw eigen rechtlijnigheid ?

“Ach, soms klikt het niet en is het beter te stoppen, soms haalde ik geen resultaten of haalde ik wel resultaten, maar kreeg ik daarna geen middelen meer. Bij Sofia bijvoorbeeld won ik de beker en de titel, maar verkochten ze de beste spelers en wilden ze toch nog Champions League spelen.”

Welke van uw vorige clubs zou u graag toch nog eens trainen ?

“Ik ben eens teruggekeerd naar Rode Ster Belgrado, waar ik speler was en al eens trainer was geweest in 1999. Dat was mon choix du coeur. In drie jaar heb ik drie titels en twee bekers gewonnen, maar de situatie liet niet toe er iets duurzaams neer te zetten. Er waren problemen met de financiën en het management. Partizan heeft de omschakeling beter gemaakt. Zij speelden in de Champions League en de Uefacup, terwijl Rode Ster daar niet in slaagde, hoewel ze nochtans voordien wel Europees kampioen waren. Bij mijn terugkeer, in 2003, wou ik teammanager worden, naar Engels model. Ik ben erin geslaagd resultaten te halen in alles wat daaronder zat, maar eens ik hogerop zaken wou veranderen om er sportief beter van te worden, hebben ze mij dat niet toegestaan. Maar Rode Ster betekent nog altijd alles voor mij. Het is mijn leven ( lachje). Als kind al droomde ik van die club en ik heb die dromen kunnen waarmaken als speler en als trainer.”

Lokeren begint straks aan de competitie tegen het Genk van Nenad Stojanovic, met wie u heeft gewerkt bij Rode Ster en die misschien wel kandidaat-topschutter is.

“Ik hoop het voor hem. Maar dat hij er dan niet op de eerste speeldag aan begint, hé ( lacht). Hij is als topschutter uit de Bosnische competitie naar Rode Ster gekomen, maar ik wou zijn manier van spelen wat veranderen. In Bosnië zat hij bij een kleine ploeg die helemaal in dienst van hem speelde. Bij Rode Ster moest hij toch collectiever leren denken, dat heeft een aanpassingsperiode gevergd.”

Uw vader is een Kroaat, uw moeder een Servische en zelf heeft u ook nog eens een halve Franse nationaliteit. Waar voelt u zich het meest thuis ?

“Ik ben kosmopoliet, al ben ik meer beïnvloed door mijn moeders kant omdat ik in Belgrado heb gewoond, terwijl mijn vader van de Adriatische kust afkomstig was. Ik voel me dus meer Serviër. Raar, want toen ik naar Frankrijk vertrok, was ik nog Joegoslaaf ( grijnst). Nadien pas is het land uiteengevallen. Mijn vrouw is ook Servische, haar moeder daarentegen is dan weer Kroatische en haar vader Serviër. Mijn ene zoon is, een jaar voor ik naar Frankrijk ging, geboren in Belgrado, mijn andere in Brest. De oudste is 25 en volgt in Amerika, in Phoenix, een mastersopleiding voor internationale handel en de jongste is in Frankrijk afgestudeerd en voetbalt. Hij heeft voor een jaar bij Monaco getekend. Met mijn vrouw woon ik tussen Nice en Cannes, maar ik zocht weer een uitdaging.”

U bent 52 en u heeft inmiddels een palmares opgebouwd : zou u toch niet liever een sympathiek clubje trainen in de buurt van Nice of anders een echte Europese topper ?

“Och, in het leven kan je niet altijd alles verklaren. Ik had contacten in Frankrijk en eerlijk gezegd, toen meneer Lambrecht en meneer Verhoost mij contacteerden, zei mij dat niet echt veel. Als het nu Club Brugge of Anderlecht was geweest, ja, waarom niet, maar Lokeren zei me niks. Ik ben gewoon eens komen luisteren en ik leerde een familiale club kennen, met een voorzitter van wie iedereen mij zegt dat hij moeilijk is, maar ik vond hem attachant. Le courant est passé entre nous. Het deed me denken aan een club en een voorzitter met wie ik vroeger al had gewerkt bij Brest. Over een jaar zullen we verder zien of het mij en hem bevalt. Ik kreeg er zin in door de extrasportieve problemen die ik vorig jaar kende, door de moeilijke menselijke relaties in Donetsk. Dat is een uitputtend seizoen geweest. Dus ik hoop dat ik hier in Lokeren weer harmonie kan vinden.”

Succes daarmee.

door Raoul De Groote en Frédéric Vanheule

‘Als je technisch niet goed bent, kan je tactisch niets nastreven.’

‘Ik hoop in Lokeren weer harmonie te vinden.’

‘Compromissen sluiten is moeilijk in een vak als het mijne.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content