Fiel Laureys (88) is sinds deze maand met 71 dienstjaren het langst aangesloten lid bij de KBVB en zetelt nog altijd in het bestuur van Lokeren. Een terugblik op zeven decennia wit-zwart-geel.

Fiel Laureys: “Ik ben sinds 21 augustus 1956 verantwoordelijk bestuurslid. Eigenlijk mag ik dit niet al te luidop zeggen, maar ik redde het voetbal in Lokeren. Ik kocht in maart 1962 het terrein voor toenmalig vierdeklasser Racing Lokeren aan 8676,25 euro, door een overschrijvingsbewijs bij notaris Thuysbaert, want Raymond Van den Heuvel – die het nogal groots zag – had een optie bij de familie Van Moer genomen om het veld te kopen en later het bestuur te kunnen hervormen. Ik was een fruithandelaar in citrusvruchten, maar voetbal was mijn passie. Clubs waren toen veelal vzw’s, waar je gemakkelijk 1250 tot 2500 euro per jaar investeerde en verloor (grijnst). Ondertussen bestaat die locatie niet meer, want de stad maakte er later bouwgrond van. Ik had in 1958 op het veld van Racing ook al een kantine laten zetten, nadat ik bij een bezoek aan Sint-Gillis-Waas hoorde hoeveel de uitbating opleverde: 867 euro per match.

“Ik begon pas te voetballen op mijn twaalfde, maar ik was nog niet aangesloten. Twee jaar later brak de oorlog uit. Ik werd in 1943 opgeëist om in Duitsland te gaan werken, maar ik ben nooit gegaan. Anderhalf jaar lang dook ik onder. Wij waren fruitplukkers, maar ik kon terecht bij een werkman in Eksaarde die in dienst was bij mijn vader. Soms trok ik naar het voetbalterrein, om mijn held te zien: Omer Schram, een harde speler die nooit opgaf. Alleen bleek later pas dat hij nooit een aansluitingskaart had getekend. Op zijn 38e werd hij levenslang geschorst voor een brutale fout, nadat hij na een rode kaart van de grootvader van Frank De Bleeckere weigerde te verschijnen voor de tuchtcommissie. Maar Schram speelde in 1943 wel nog in onze kampioensploeg. Ik was voorstopper in het WM-systeem. Eén wedstrijd had ik het geluk om deel uit te maken van de ploeg in de toenmalige tweede klasse, op bezoek bij Daring Club Brussel. Mijn rechtstreekse tegenstander op een modderig veld was international Fernand Buyl. Onze trainer FransVan den Ouden vroeg maar één ding: plak je vast aan hem, geef hem geen meter ruimte. Ik weet niet of ik toen twee goede passen gegeven heb. We verloren met 1-0.”

Ridder Fiel

“Wie twee keer kwam trainen tijdens de week, kreeg daar 100 frank voor, dat is 2,50 euro. Bij een gelijkspel kreeg je 10 euro, winst leverde je 20 euro op. Dat was toen veel geld als je weet dat een arbeider in de vellennijverheid wekelijks maar 5 euro verdiende, in de textielindustrie zelfs maar 4,40 euro, terwijl die gasten per week wel 60 uur klopten.

“Ik ben op mijn 29e met voetballen gestopt, door problemen met mijn beide enkels. Op mijn 31e, in 1956, werd ik al afgevaardigd beheerder. Ik ben sinds 1982 ook ridder in de Orde van Leopold II, voor mijn aandeel in de jeugdwerking. Jeugdwerking blijft voor een club als Lokeren de sleutel voor de toekomst. Ik was zelf het product van een ploegje dat succes had geoogst op een straattoernooi. Dus richtte ik opnieuw zo’n competitie in, schakelde ik met Henri Bauwens een internationale scheidsrechter in, en kocht ik in Gent een mooie beker. Ieder team mocht aantreden met zeven spelers die aangesloten waren bij de Belgische voetbalbond, maar ze moesten vier nieuwe jongens meebrengen. Daardoor had ik direct spelers genoeg. Alleen beschikte ik maar over één terrein. Ik vond een tweede veld langs de steenweg van Lokeren naar Dendermonde. Met mijn werkvolk van de fruithandel legde ik er zelf een kantine aan en werden er kleedkamers gebouwd uit eenvoudige platen. Met de verkoop van drank dekte ik mijn kosten. De club volgde mij. (benadrukt) Ik was de club! Ademar Goeters werd voorzitter, maar hij kwam nooit naar de bestuursvergadering. Ik ging wekelijks bij hem langs. Dat we voluit opteerden voor de jeugd, kwam door de komst van Jozef Staelens als speler-trainer. Hij had bij Berchem Sport gezeten, in het begin van de jaren vijftig het voorbeeld in België qua jeugdopleiding. In ons knapenelftal zat ook Aimé Anthuenis. Ik vond hem te traag. Maar toen hij naar achter kwam, lukte het wel. Aimé geraakte mee tot tweede klasse.”

Goede vrienden

“Mijn blik voor jong talent ontwikkelde ik toen we met de knapen de voorwedstrijd speelden voor de eerste ploegen. Op die manier leerde ik Antoine Vanhove van Club Brugge kennen op de markt in Mechelen. Een slimme handelaar, maar net als ik bezeten van voetbal. Bij ons eerste contact was hij nog kaartjesverkoper, op een dag nodigde Antoine me uit voor een wedstrijd op De Klokke tegen Racing White Brussel. Wij deden dus niet alleen commerce samen, maar we werden ook goede vrienden door het voetbal. Toen we na een 2-1-zege tegen Eupen promoveerden naar eerste klasse, op het einde van het seizoen 1973/74 met Jef Jurion als trainer, vierde Antoine met ons mee. We wonnen met een strafschop. Tot op vandaag durf ik nog altijd niet te zeggen hoe we dat fiksten. Het was toevallig scheidsrechter Robert Schaut die voor de tweede keer onze beslissende wedstrijd floot. Weet je dat wij toen met de wagen met 1200 mensen naar de Oostkantons trokken?

“Via Antoine kwam later Rudi Cossey bij ons terecht als speler. Toen we in 1994 verzopen in de schulden, heeft Antoine ons geholpen door ons geld te lenen. Een jaar later namen zij Tjorven De Brul van ons over, maar ze betaalden hem dus eigenlijk een jaar van tevoren. Wij leverden Club ook wel eens een wederdienst met de verkoop van andere spelers: Nzelo Lembi of Koen Schockaert, en met het behoud in het seizoen 1981/82 toen Club dankzij een overwinning tegen ons in eerste klasse bleef. Jurion vertelde me vaak dat eersteklassers in die periode tussenpersonen inschakelden om bepaalde zaken te regelen. Ze vonden dat toen de normaalste zaak van de wereld. René Van Aken heeft ons ook eens bedrogen met de transfer van de Marokkaan Mohamed Timoumi. Een gerenommeerd international met een fantastische linkse voet, maar hij was bijna nooit in Lokeren. Hij werd vaak uitgenodigd bij de Marokkaanse koning, maar als hij eens mee speelde, wonnen we.

“Van wijlen Constant Vanden Stock leerde ik dat een ploeg als Lokeren in de transferperiode nooit meer dan vijf nieuwe spelers mocht halen. Die moeten absoluut voor een meerwaarde zorgen, anders kies je beter voor eigen jongens. Vanden Stock haalde vaak de betere spelers bij de kleine clubs weg, een win-winsituatie voor ons én voor hen. Kijk maar eens na wie ze hier op Daknam voor weinig geld kochten: ze verdienden aan JanKoller 8,68 miljoen euro toen hij werd doorverkocht aan Borussia Dortmund. Ook met Souleymane Youla deden ze in Brussel een goede zaak.”

Titanic

“Ik heb het al vaak gezegd: Lokeren is geen Wase club, we zijn Durmejongens, een club met een toekomst. Zeker met de jonge ploeg waar we over beschikken en de aparte stijl van een gedreven coach als Peter Maes. De bekerwinst van anderhalf jaar geleden kwam op het juiste moment, het gaf als allereerste prijs in de clubgeschiedenis de juiste impuls om aansluiting te vinden bij de Belgische subtop.

“Ik maakte nog de tijd mee van voorzitter Etienne Rogiers in het begin van de jaren tachtig. Die was bijzonder ambitieus. Hij wilde een schip bouwen zoals de Titanic. Er waren voor hem geen limieten, er werd gegoocheld met hoge sommen geld. Hij had een bureau in het Oostblok, waar andere normen en waarden golden. Rogiers liet Lokeren uit zijn hand leven. Mensen stonden op straat te wachten tot hij een café binnenstapte om iets te gaan drinken. Dan was het gratis. Waar Lokeren Europees kwam, was het feest: op Benfica, op Nantes. Journalisten gingen toen graag met ons mee, ze werden goed verzorgd en we kregen veel aandacht in de pers. Met vierhonderd supporters trokken we in 1980 naar Moskou, voor het Europese duel tegen Dinamo. Voor 250 euro ging je van maandag tot zaterdag mee, alles inbegrepen. De controles op de luchthaven waren daar bijzonder streng. Een supporter had enorm veel saucissen mee. Die werden allemaal doorgesneden. Men dacht dat er iets verdachts inzat. Ook onze rekenmachines moesten we allemaal afgeven. Ik had een koffer met kousen mee. De meegereisde journalisten gebruikten die als betaalmiddel voor een telefoonlijn met de redacties in België. We werden in het seizoen 1980/81 pas in de kwartfinales van de UEFA Cup uitgeschakeld door het Nederlandse AZ.”

Barcelona

“Als je me vraagt naar het mooiste moment uit die zeventig jaar, moet ik niet lang nadenken: onze uitmatch naar Barcelona in het seizoen 1976/77 in de tweede ronde van de UEFA Cup. Het Barcelona met Johan Cruijff als speler. Alsof je aan geen lief geraakt, en plots met Miss World mag trouwen. Mijn dochter en een paar kleinkinderen wonen trouwens in Barcelona, vorig jaar werd ik door de burgemeester daar uitgenodigd op het trainingscentrum van Barça. Voorzitter Rogiers was er in 1876 niet bij in Barcelona, hij bezocht een vriend, een Canadese kolonel, in Formentera. Maar hij maakte dat ruimschoots goed door bij de terugwedstrijd een banket voor tachtig personen te geven in het Park Hotel. Onze Catalaanse vrienden, een beetje koel en gierig ingesteld, waren behoorlijk onder de indruk. Rogiers had veel vertrouwen in mij. Met hem deed ik in het buitenland de transfers, maar zodra het over geld ging, ging ik discreet naar buiten. Rogiers had altijd veel cash op zak. Hij keek niet op een premie meer of minder. Lokeren haalde toen veel spelers die we zonder Rogiers nooit hadden kunnen halen. Neem nu Preben Elkjaer Larsen. We hadden toen een manageraangeworven, Aloys Derycker van Beerschot. Na een paar jaar profvoetbal stelden we vast dat wij, bestuurders met een drukke job, te weinig tijd hadden en iemand nodig hadden die de hele dag op de club kon zijn en die goed lag bij de pers. Op een dag kwam hij terug nadat hij Larsen met de Deense beloften had zien spelen. ‘Ik heb een tweede Cruijff gezien’, riep hij uit. We zijn toen naar Keulen gereden om die transfer af te ronden. Larsen kende een rampzalige start. Hij woonde recht tegenover mijn dochter. Ik heb toen ‘ons’ Liliane gevraagd om die gast een beetje op te vangen. Gelukkig leerde Larsen toen een meisje kennen, de dochter van een bevriende fruithandelaar. Een kapster, zij werkte niet op maandag. Dus kon hij de avond en de dag na de wedstrijd heel de tijd met dat meisje zijn. Ze zijn nog altijd samen.”

Liefhebber

“Sinds Roger Lambrecht de club runt, is Lokeren schuldenvrij, zijn wij een club met een kas. Lambrecht, een oud-speler van Standaard Lokeren, kwam als voorzitter van de socioclub bij Lokeren. Een mecenas mag je hem niet noemen: bij een transfer neemt hij zijn geld wel terug. Maar Lambrecht is al dikwijls bedrogen. Hij liet zich vaak omringen door onbetrouwbare mensen, zoals Willy Verhoost, die er ooit voor zorgde dat MéméTchité hier niet tekende. Een voetbalclub is zoals bij de indianen: die hebben een totem nodig om rond te dansen. Goeters, Rogiers en Lambrecht, dat waren totems. Ik niet. Daarom werd ik nooit voorzitter. Nu heb ik de indruk dat Marc Vanmaele en Willy Reynders het beste voor hebben met Lokeren. Maar waar onze club over tien jaar staat, zal alleen afhangen van Lambrecht. Hij is en blijft de baas. In mijn tijd was de club een mand zonder bodem, nu staat er toch weer een mooie basis.”

DOOR GEERT FOUTRÉ & FRÉDÉRIC VANHEULE

” De club volgde mij nagenoeg blindelings, ik was de club!”

” Voorzitter Etienne Rogiers had altijd veel cash op zak.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content