Vier jaar na de eerste enquête schotelde Sport/Voetbal Magazine de profvoetballers uit de eerste klasse opnieuw een uitgebreide vragenlijst voor. Met name over doping en omkoping leverde dat onthullende antwoorden op.

Vier jaar geleden op het einde van het voetbalseizoen peilde Sport/Voetbal Magazine voor het eerst naar hoe profvoetballers in België zich voelen en wat ze vinden van een aantal thema’s die in hun leefwereld aan de orde zijn. In een anonieme enquête, zo bleek toen, is de vrijheid van spreken toch wat groter dan in een interview. De enquête gaf aanleiding tot enige bekentenissen en controverse.

Begin mei kregen alle profspelers uit eerste klasse opnieuw een vragenlijst in de bus. Ongeveer een kwart van hen nam de moeite om zich erdoor te worstelen, antwoorden aan te kruisen en de formulieren terug te sturen naar de redactie. Net als vier jaar geleden werd de respondenten de volledige anonimiteit gegarandeerd. Dat gaf ze in principe de vrijheid om eerlijk voor hun mening uit te komen, zonder vrees voor represailles uit welke hoek dan ook. De antwoorden van 77 voetballers – er reageerden er uiteindelijk nog meer, maar een aantal formulieren arriveerde te laat voor verwerking – leverde de volgende resultaten op.

Doping en omkoping : steevast zijn het de thema’s waarover de wildste geruchten de ronde doen in de voetballerij, vaak echter zonder dat ze hard gemaakt worden door harde cijfers of bewijzen. Ook nu vielen hier de opmerkelijkste antwoorden te rapen. En opnieuw kan de conclusie niet anders zijn dan dat beide fenomenen bestáán.

De Vlaamse Gemeenschap houdt regelmatig dopingcontroles, maar een voetballer loopt er nauwelijks tegen de lamp. Is Antwerpspeler Edwin Ouon, betrapt op het gebruik van anabolica, een uitzondering in het Belgische profvoetbal ? Neen, geven de respondenten in onze enquête toe. Van de 77 bekennen er 6 dat ze al geconfronteerd werden met doping. En 16 (20 procent !) zeggen dat ze weet hebben van doping in het Belgische voetbal. Vier spelers geven toe dat ze zelf al stimulerende middelen gebruikten, en 10 kennen andere voetballers die doping gebruikten. Opvallend : slechts één derde van de voetballers ontving van zijn club een lijst met verboden middelen. Qua gebrek aan voorlichting namens de werkgevers kan dat tellen.

“Ik schrik wel even van die cijfers”, reageert Chris Goossens, clubdokter bij Germinal Beerschot. “Vier die het gebruik van doping toegeven, 5 procent dus : dat cijfer klopt misschien wel een beetje met onze bevindingen. Maar het betekent toch ook dat 95 procent clean is. Stel dat je in een anonieme enquête hetzelfde vraagt aan wielrenners, je zou wel andere cijfers krijgen, denk ik. Maar dat er 10 zijn die andere dopinggebruikers kennen in het voetbal, dát is veel. Zeker voor een sport waar de controles, sinds kort ook in het Franstalige landsgedeelte, altijd onaangekondigd zijn. Misschien moeten we toch eens met de bondstop gaan praten om de spelers te sensibiliseren. De verleiding is soms groot, ook om het achter de rug van de dokter te doen. Tegenwoordig kan je alles via het internet bestellen, en vaak staat daar niet eens bij dat het om een verboden product gaat. We hebben Ouon gehad en die voetballer van Cercle. Ik denk dat spelers nood hebben aan voorlichting.”

Ook op de vraag of ze al werden geconfronteerd met een voorstel tot omkoping, antwoorden vijf respondenten bevestigend. Drie spelers geven toe zelf benaderd te zijn en veertien spelers kennen collega’s die al met zulke oneerbare voorstellen werden benaderd. Maar liefst 48 spelers antwoorden ‘ja’ op de vraag of omkoping in het Belgische voetbal bestaat. Hoe gaan ze daarmee om ? 61 procent zegt dat zij het zouden melden aan een ploegmaat, 62 procent aan de club, bijna 73 procent aan de trainer. Minder dan de helft (slechts 48 procent) zegt dat zij het bevoegde bondsparket op de hoogte zouden brengen.

In de enquête werd ook gevraagd of de recente gerechtelijke veroordeling van Coen Burg en Marc Cox de spelers afschrikt. Bijna de helft van de respondenten zegt dat het risico van een eventuele juridische veroordeling hen niét voorzichtiger maakt. “Toegeven benaderd te zijn is één ding,” reageert bondsprocureur René Verstringhe, “de vraag is door wie en óf ze er ook op ingingen. Hier blijkt toch weer duidelijk dat je het niet kan tegenhouden dat duistere figuren spelers benaderen. Het enige wat wij kunnen doen, is blijven vragen om het toch maar te melden. Spelers die dat doen, lopen geen enkel risico en krijgen van ons de garantie dat alles wordt onderzocht. Door ervaren mensen, die ondanks een aantal beperkingen – we hebben nu eenmaal niet de middelen waarover het gerecht beschikt – toch goed werk verrichten. Niet vergeten ook dat de zaak van Cox en Burg aan het licht kwam in een heel andere zaak over drugshandel en via een telefoontap. Voorwaarde is ook dat spelers bij hun verklaringen blijven. Al te vaak lezen we iets en als we de speler dan om duidelijkheid vragen, zegt hij plots dat hij het allemaal zo niet had bedoeld. De laatste in de rij was Enzo Scifo.”

Elk jaar, zegt Verstringhe nog, krijgt hij diverse dossiers op zijn bureau, maar niet uit eerste klasse. Dat een mogelijke correctionele straf niet aanzet tot meer voorzichtigheid, verbaast Verstringhe niet op dit moment. “De tijd tussen de feiten en de uitspraak van de rechter is te groot. Mocht je via snelrecht mensen sneller veroordeeld krijgen, dan zou het afschrikeffect groter zijn omdat alles nog vers in het geheugen ligt. Toch ben ik blij dat de rechtbank zulke forse straffen uitsprak, omdat ik er tóch van uitga dat het afschrikkend wekt. In het verleden stonden we machteloos tegen zulke duistere figuren, omdat ze niet aangesloten zijn bij de voetbalbond. Daardoor kunnen wij hen eigenlijk niet straffen. Nu kunnen we die zaken wel aan het gerecht doorspelen.”

Voetballers, zo leert de enquête verder, zijn tevreden werknemers. Ongeveer driekwart van de respondenten vindt dat hun club goed geleid wordt, en evenveel zijn er te spreken over hun contact met de directie. Bijna 70 procent vindt dat hun club hen respecteert, wat zich ook vertaalt in clubliefde, waarvan bijna 85 procent van zichzelf beweert dat zij ze hebben. Ruim 90 procent vindt dat hun club voldoende financiële middelen heeft om een plaats in eerste klasse op te eisen. Boekt de club vooruitgang ten opzichte van de anderen ? Ja, vindt 74 procent, en 85 procent onderschrijft de ambities van zijn werkgever. Commercieel, zo vinden twee voetballers op drie, werken de clubs goed, alleen qua merchandising kan het volgens 38 procent nog iets beter. Op de vraag of hun club zich voldoende inspanningen getroost voor de supporters, antwoordt 70 procent positief.

Bijna 90 procent vindt dat buitenlandse spelers goed worden opgevangen in België. Opvallend in dat verband is dat ruim 84 procent vindt dat het gedaan moet zijn met het Engels als voertaal in de kleedkamers. Anderstalige spelers, is hun mening, moeten verplicht worden de landstaal aan te leren. Overigens worden er bedenkingen gemaakt bij de omvang van de kernen : 53 procent vindt dat die te groot zijn. Anderzijds vindt ruim 80 procent dat de A-kern waartoe zij behoren “een goeie groep” is, en scoren de stellingen ‘ik heb speelvreugde’ en ‘de sfeer in de kleedkamer is goed’ ook hoog (meer dan 85 procent gaat ermee akkoord).

Kortom, de Belgische prof is zeker niet ongelukkig, al zegt één respondent op drie wel dat hij in het elftal op een positie staat, waar hij liever niet wordt uitgespeeld. Vier spelers op tien vinden ook dat hun club te veel transfereert en te weinig kansen geeft aan de eigen jeugd, hoewel driekwart vindt dat de jeugdopleiding in hun club best wel goed is. Opvallend : één prof op drie zegt dat zijn club geen voltijdse jeugdcoördinator heeft.

Minder tevreden is de Belgische profvoetballer vooral over de omstandigheden waarin hij zijn beroep moet uitoefenen. Goede trainingsvelden ? 57 procent vindt dat hun club ze niet heeft. Een professioneel medisch kabinet ? Is er niet, zegt 41 procent. Een eigen fitnessruimte ? Niet aanwezig, geeft de helft toe. En maar een klein kwart zegt over indoorfaciliteiten te beschikken. De stelling dat hun club voldoende investeert in accommodatie, wordt dan ook slechts door 45 procent onderschreven.

Het voetbal verkeert in tijden van besparingen. Er zijn nauwelijks betaalde transfers en wie toe is aan een contractverlenging, krijgt te horen dat hij moet inleveren. Hoeveel ?, vroegen wij ons af. En : hoeveel eigenlijk bedraagt het gemiddelde loon van de Belgische profvoetballer ? Sinds het arrest-Bosman (15 december 1995) weerklonk de jammerklacht van veel clubleiders dat de spelerslonen de pan uitswingden. Klopt dat ? Weinigen die graag in hun portemonnee laten kijken, maar beschermd door de anonimiteit van de enquête waren de meesten er toch toe bereid (zie kaderstuk).

Twee op drie respondenten zeggen dat ze genoeg verdienen. Anderzijds vindt slechts iets minder dan de helft (48 procent) dat de stijgende salarisspiraal een halt mocht worden toegeroepen. Eén speler op drie gaat wel akkoord met de stelling dat inleveren normaal is, want dat de lonen overdreven waren. Toch zegt de helft er niet voor bevreesd te zijn dat zij ook zelf in de praktijk zullen moeten inleveren.

Aan de spelers die dit voorjaar een nieuw contract tekenden, vroegen wij om aan te geven of ze daarbij opslag kregen, dan wel moesten inleveren. Van de 35 spelers in dat geval antwoordt 42 procent dat zij opslag kregen, 40 procent dat zij evenveel verdienen als voorheen, en slechts 17 procent dat zij vanaf komend seizoen minder gaan verdienen. Al bij al blijkt de schade dus nog mee te vallen voor de spelers.

We gingen nog verder en vroegen de laatste categorie hoeveel ze precies hebben moeten inleveren. De helft antwoordt dat het gaat om minder dan 20 procent. Een kwart zegt dat ze 20 tot 49 procent minder verdienen, en twee spelers geven toe dat ze volgend seizoen voor minder dan de helft van vorig seizoen gaan voetballen.

In de ons omringende landen worden veel profs bedreigd met werkloosheid. Hoezeer is de Belgische prof hierom bekommerd ? 55 procent zegt dat hij er niet bang voor is, maar 35 procent geeft wel toe dat hij erom bezorgd is dat hun partner straks ook uit werken zal moeten gaan om rond te komen. Opvallend is dat slechts 5 procent van de respondenten vindt dat profvoetbal in België onhoudbaar is en we terug zouden moeten naar semi-professioneel voetbal.

Betalen clubs regelmatig ? Ja, zeggen de spelers. Slechts 14 procent zegt dat hun club achterop ligt met het uitbetalen van het loon, en slechts 12 procent heeft nog pensioengeld te goed. Eveneens slechts 12 procent gaat akkoord met de stelling dat de club haar afspraken over betalingen niet of onvoldoende nakomt.

Heeft het te maken met het licentiesysteem ? Wellicht. Wat vinden de spelers daar trouwens van ? Bijna 90 procent vindt het een goed systeem, twee spelers op drie vinden zelfs dat het niet ver genoeg gaat. Opvallend : bijna 95 procent pleit voor het invoeren van een bankwaarborg zodat de uitbetaling van de lonen vooraf gegarandeerd is. Bijna 99 procent vindt dat er nog een betere controle van de boekhouding moet komen.

door Peter T’Kint

55 procent van de spelers vreest de werkloosheid niet.85 procent van de spelers zegt dat zij clubliefde hebben.

Volgens 62 procent van de spelers bestaat omkoping.Ondanks het risico op juridische vervolging, springen spelers niet voorzichtiger om met omkoping.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content