Jan Hauspie
Jan Hauspie Voormalig redacteur bij Sport/Voetbalmagazine.

Bij Al Jazira Sports Club maakt hij kennis met het technisch directeurschap, maar diep vanbinnen heeft Walter Meeuws nog een rekening te vereffenen op het veld. ‘Natúúrlijk ambieer ik de job van bondscoach.’

Het is een komen en gaan van clubpersoneel aan de jeugdvelden van Al Jazira Sports Club. Allemaal hebben ze een vraag of een document ter ondertekening voor Butti Mohammed Al Qubeissi, de voorzitter die vanavond, zoals wel vaker, toeziet hoe Nederlandse coaches zijn jonge talenten bijscholen. Mister Butti geeft een slap, klam handje – een handje dat nooit eelt heeft gezien – en laat vervolgens graag zijn kennis van de Belgische sport blijken, ondertussen ook nog vlot omschakelend van het Engels naar het Arabisch, en omgekeerd, in zijn nooit lang zwijgende mobiele telefoon : dat hij een goede klant en vriend is van de befaamde dokter Martens, dat Justine Henin naam schreef op de Dubai Open, dat Mbo Mpenza een goede spits is en zo verder enzovoort.

Wanneer Remco Boere, ex-AA Gent, en Albert Stuivenberg, een paar jaar geleden de verbindingsman tussen Feyenoord en RWD Molenbeek, de training afbreken, test een grijnzende Sigi Meeuws, duidelijk niet onder de indruk van het hoge bezoek, nog gauw zijn krachtige atoomschot. De volgende dag buigt vader Walter zich over een halve kreeft en begint het verhaal van zijn nieuwe Arabische avontuur bij zijn eerste kennismaking met Butti.

Walter Meeuws : “Twee jaar geleden belde Butti me met de vraag of ik hier coach wilde worden. Waarschijnlijk had hij mijn naam doorgespeeld gekregen via zijn connecties, want vergis je niet : die man heeft een ongelooflijk uitgebreid netwerk. Hij belt geregeld met Bruno Metsu, met Rinus Israël ook die hier gewerkt heeft, en hij is een vriend van George Weah, die presidentskandidaat was in Liberia en die nog voor Al Jazira heeft gespeeld. Hij belde me dus en vroeg onder andere naar mijn manier van trainen, want zo is hij : iemand met wie je over alles kunt praten, ook puur tactisch. Hij deed me een voorstel, waarmee ik niet akkoord ging, waarna hij met een nieuw voorstel kwam. Ik was net terug van Qatar, waar ik was ontslagen, maar heb het uiteindelijk toch niet aanvaard.

“Hij is me daarna af en toe blijven bellen. Ik vertelde hem dat ik voor televisie werkte, maar in april hing hij opnieuw aan de lijn en zei : ‘Ik heb een functie voor jou, als technisch directeur, zie je dat zitten ?’ Ik antwoordde dat ik wist dat Sef Vergoossen er werkte, dat ze een goed seizoen hadden gemaakt en dat ze tevreden over hem waren. Hij vertelde dat hij ook op de post van technisch directeur iemand met een naam en een spelersverleden wilde. Na enkele dagen bedenktijd antwoordde ik hem dat het mij wel wat leek. ‘Oké,’ zei hij direct, ‘ik kom naar Parijs, kun jij er morgen ook zijn ?’ Dus ben ik de volgende dag met de trein van Berchem naar Parijs gereisd. Ik had hem nog nooit gezien, maar de ontmoeting viel enorm mee. We babbelden drie uur en gingen uit elkaar met de afspraak dat ik samen met mijn vrouw drie dagen op bezoek zou komen in Abu Dhabi.

“Meestal is het afwachten met zulke mannen of ze terugbellen, maar veertien dagen later : telefoon. ‘Can you come ?’ Liliane en ik zijn hier aangekomen op 16 mei. De hele dag heb ik rondgelopen met de Australische CEO van de club, Don Murray, en gepraat over het contract en de invulling van de taken. Don, een voormalige legerkolonel met jarenlange ervaring in het Midden-Oosten, maakte een enorme indruk. Bleek ook dat het om méér dan alleen maar technisch directeur ging, namelijk head of the football department. We werden thuis uitgenodigd bij Butti, ontmoetten zijn vrouw en kinderen, en uiteindelijk is alles op papier gezet. De derde dag heb ik getekend, twee uur voor onze terugvlucht vertrok.

“Op woensdag waren we terug in België en de volgende ochtend zat ik alweer op het vliegtuig, naar Kopenhagen, om Zuma te scouten. En op vrijdag vloog ik door naar Frankrijk, voor Brest-Lorient en Baky Koné. Hadden ze allemaal direct geregeld. Op 1 juli ben ik echt begonnen. That’s the story (lacht).”

Waarom heb je ja gezegd ?

“Ze lieten me de plannen voor het nieuwe stadion zien, en waar ze met de club naartoe willen. Dat maakte indruk. Ook het feit dat Sef Vergoossen hoofdcoach is. Sef heeft een heel goede naam hier, is een goede trainer ook, iemand met wie je kunt samenwerken. Verder zitten er heel wat Nederlandse coaches in de jeugdopleiding hier. En er was de uitdaging : ik zou héél het voetbaldepartement gaan leiden. Dat had ik nooit eerder gedaan.”

Butti is blijkbaar gek van de Hollandse stijl. Wist hij dat je voor Ajax hebt gevoetbald ?

“Ja hoor, zo is hij ook bij mij terechtgekomen twee jaar geleden : hij polste me vanwege mijn Nederlandse verleden. Dat heeft hij ook getoetst, aan de telefoon. Telefoneren met hem is nooit een zaak van vijf minuten, je bent gauw drie kwartier bezig : over oefenvormen, over tactiek, over hoe ik denk te trainen op de derde man. Ja, héél gedetailleerd : die man maak je geen blaasjes wijs. Butti is heel Europees georiënteerd, de voorzitter van PSG is een vriend. Hij kan ook zo beginnen praten over de spits van Gambia op het WK voor min-17-jarigen. Arsenal zit achter hem aan maar het schijnt dat die jongen hier binnenkort toch een week op stage komt (glimlacht).”

Twee jaar geleden werkte je in Qatar. Wat is er anders nu ?

“In Qatar zat de sjeik er nog korter op. De bedragen die ze er uitgegeven aan spelers zijn buitengewoon hoog. Het is ook niet de coach, maar de voetbalbond die min of meer beslist naar welke clubs de buitenlanders gaan. Sjeik Jassim was de grote baas van Al Ittihad, de ploeg waar ik zat en die ondertussen Al Grafh is geworden. Vorig jaar waren ze kampioen, Metsu zit er nu. Jassim is ook vice-voorzitter van het olympisch comité van Qatar en hij is voorzitter van de Qatar Football Association. De local interference is er véél groter dan in Abu Dhabi. Butti praat met ons, hij heeft zijn ideeën, maar hij zal Sef nooit zeggen wie hij moet opstellen. In Qatar wel, daar moet je volgen als coach. Laveren. Slimme coaches doen dat, degenen die het er lang volhouden.”

Jij bent maar zes maanden gebleven. Niet slim geweest ?

“(Glimlacht.) Neen, niet echt. Butti wil stabiliteit in zijn club. Als je dat vergelijkt met hoe de coaches buitenvliegen in Qatar, Bahrein, Saudi-Arabië en Oman : hier wisselen ze vrijwel nooit midden in het seizoen. Wel erna. Butti wil een stabiele club uitbouwen, ook door de jeugdacademie zo te optimaliseren dat er geregeld twee, drie talenten doorstromen. Het hoofddoel is om tegen 2010 een zelf opgeleid team klaar te stomen.”

Klinkt te mooi om waar te zijn. Waarom doet hij niet zoals de sjeiks in Qatar, die met hun oliedollars de Batistuta’s, Desailly’s en De Boers aantrekken ?

“Het is hier de politiek niet om gearriveerde vedetten te halen. Je mag in de Verenigde Arabische Emiraten maar twee buitenlanders onder contract hebben. Men probeert dat nu wel te versoepelen, maar ondertussen moet je focussen op lokale spelers.”

Je bent hier Rob Baan opgevolgd, ex-Feyenoord en gepokt en gemazeld in deze job. Jij had geen ervaring als technisch directeur.

“Neen, ik ben er zó ingestapt. Ik heb me niet bij Baan geïnformeerd : ik heb hem alleen even ontmoet toen hij in Bahrein kwam scouten voor Leo Beenhakker (bondscoach van Trinidad & Tobago, nvdr). De eerste twee maanden draaide ik werkdagen van zestien, zeventien uur. De CEO geeft wel de grote lijnen aan, maar verder vul je het hier zelf in. Wellicht houden ze in de gaten hoe je dat doet, om dan te beslissen : we gaan met hem door of niet.

“Volgens mij is Butti een projectontwikkelaar, maar is het niet zijn geld dat in het nieuwe stadion gaat. Dat komt van sjeik Mansour, dé grote man in onze club : 32 jaar, maar een van de meest gerespecteerde mensen in de Emiraten. Als die morgen zegt : ‘Meeuws buiten’, dan ligt Meeuws buiten. Ik zie Mansour op de wedstrijden, maar verder heb ik met Butti te maken. Don heeft wel contact met sjeik Mansour, hij wordt geregeld op het paleis uitgenodigd. Ik niet : ik rapporteer aan de CEO.”

Is dit je afscheid van het veld ?

“Dat weet ik niet. Ik ben 54, ik beschouw dit als een logische stap. Als men je zo’n functie aanbiedt, met toch heel veel mogelijkheden en verantwoordelijkheid, dan moet je dit aandurven. Zo bekijk ik het toch.”

Nooit gedacht dat ze je nu misschien nooit meer zullen vragen als coach, terwijl je dat misschien wel nog wil ?

“Dat heb je toch niet in de hand. De voetbalwereld wordt bepaald door externe factoren : die brengen mensen op bepaalde posities. Wat zou ik me dus zorgen maken ? De toekomst kun je niet vatten. Ik doe mijn job en ik doe hem naar behoren. Het is nieuw, interessant, vermoeiend ook, heel arbeidsintensief en totáál anders dan coachen. In het voetbaldepartement van Al Jazira werken 56 fulltimers en 138 parttimers. Ik ben dus verantwoordelijk voor een kleine tweehonderd man, die ik wel niet allemaal zie, maar waarvan ik met ongeveer de helft toch persoonlijk te maken heb. Soms voor de futielste problemen.

“Eigenlijk ben ik technisch directeur én, wat het voetbaldepartement betreft, een soort general manager. Wie in Europa heeft de kans om dat te doen ? Niemand. Ik wel. Zo bekijk ík het toch. Ik leer hoe je een club moet runnen in al haar facetten. Bij welke club in Europa zou ik die kans krijgen ? Vaak is een TD daar nog iemand die men aanstelt om wat advies te geven bij transfers. Dit is veel meer : ik heb te maken met de medische staf, de scouting, de eerste ploeg, alle jeugdploegen, het voetbal in de wijken, de financiële implicaties, de dagelijkse werking… Momenteel zijn we bezig met een nieuwe academie : het is een uitdaging om dat te helpen opstarten.”

In een land dat weinig of niets voorstelt op voetbalgebied.

“Dat stoort me hoegenaamd niet. Je kan TD zijn van een grote club en niets te zeggen hebben. Wat dan ? Dit is een positie met enorm veel verantwoordelijkheid, zij het in een land zonder voetbalgeschiedenis, maar wel in een club met de intentie om naar een hoger niveau te klimmen, met alle moeilijkheden van dien.”

Kom dat maar eens vertellen na het 0-8-verlies van de nationale ploeg tegen Brazilië. We zaten allebei in het stadion. ‘Makkie voor Brazilië’, sms’te je meteen na afloop.

“Sinds ik in het buitenland zit, maak ik dit soort van opmerkingen continu mee. ‘Wat stelt het voor ?’ Maar kom ik terug in België, dan maak ik míj dikwijls de bedenking : wat stelt het híér nog voor ? En dan druk ik me heel beleefd uit. Ik heb met Raja Casablanca de finale van de Afrikaanse Champions League gespeeld. Wat moet ik het me aantrekken als anderen daar geringschattend over doen ? Dat ze zelf eens komen kijken hoe het hier toegaat. Wat ben ik met mensen die een mening uiten over iets wat ze niet kennen ? Ik doe zoiets niet. So what ? (Grimmig lachje.) Toen ik naar Turkije ging, hoorde ik het ook : ‘Je gaat je daar begraven.’ Ik kan je zeggen : het Turkse voetbal stond toen al hoger aangeschreven dan het Belgische.”

Doet het pijn dat Erik Gerets, een generatiegenoot van jou, bij Galatasaray wel bij een Turkse topclub zit ?

“Ik stel het alleen maar vast. Hij is een van de weinige Belgische trainers die het in het buitenland gemaakt heeft : gelukkig voor hem heeft hij de kans gehad. Ik zie ook dat veel jongens kansen krijgen bij hoger genoteerde ploegen. Ik kan alleen maar zeggen : ik ben tien of elf jaar coach geweest in België, heb twee keer de beker gewonnen, de supercup gewonnen, een Europese finale gehaald en toch nooit voor een topclub gewerkt. Terwijl anderen met minder palmares – en ik ben blij voor hen – die kans wel krijgen. Da’s het lot, zeker ? Ik zou óók graag een topploeg trainen, wie niet ? Mij hebben ze de kans niet gegeven, ondanks mijn palmares. Het zal niet aan mij besteed zijn, denk ik dan (lachje). That’s life.”

Dat zeg je wel erg makkelijk. Het stoort je, anders was je er niet over begonnen.

“Ik begin erover omdat jij het anders toch gedaan zou hebben. Ik stel alleen maar vast. Dat mag ik.”

Heb je daarom misschien een streep getrokken onder het trainerschap en gezegd : tijd voor een nieuwe fase in mijn carrière ?

“Neen, totaal niet. Ik sta open voor alles, maar op dit moment heb ik gekozen voor dit omdat het iets nieuws is. Voor mezelf kan dat alleen maar verrijkend zijn. En of ik er later in Europa ooit iets mee ben, weet ik niet. Dat behoort tot de imponderabilia van het voetbal, of hoe zeg je dat ?”

Al Jazira is de derde club van de VAE, na Al Wahda en Al Ain, het speelt voor gemiddeld een paar duizend toeschouwers met uitschieters tot 6 à 7000 in de topduels, maar het bouwt aan een indrukwekkend complex met hotels, shopping malls en een stadion voor 40.000 man. Staat zoveel ambitie niet haaks op de realiteit en de mogelijkheden van dit land ?

“Ik begrijp je, maar ik bekijk het anders : het maakt het juist boeiend en interessant. (lacht) Echt waar, zo bekijk ik het.”

Je bent ruim vier maanden bezig ondertussen. Zeg je nu : dit ligt mij ? Of : ik verlang nog naar het veld ?

“Ik heb ontzettend hard gewerkt in die vier maanden. Soms vraag ik me inderdaad af : ‘Walter, waar moet je je toch allemaal mee bezighouden ?’ Maar ik blijf het nog altijd heel interessant vinden : omdat ik niet werk met twintig, maar met tweehónderd man.”

Wat komt hierna ?

“Ik doe niet aan carrièreplanning. Dat kan je niet in de voetballerij, want nogmaals : het hangt af van externe factoren. Mensen vormen zich een beeld van hoe je bent, ze ventileren dat en zo is het dan, zelfs als de werkelijkheid anders is. Ik spreek uit ervaring : tijdens mijn periode als bondscoach heeft men mij helemaal anders afgeschilderd dan ik was. Deels door mijn fout waarschijnlijk, omdat ik onervaren was in die situatie, maar ook door de fout van anderen die mij nochtans kenden in mijn normale doen, maar die zich toen anders zijn gaan gedragen tegenover mij. Zo is er een beeld van mij gemaakt en wat je daar nadien ook tegen onderneemt : dat beeld ís er. Of je bekers wint en een Europese finale haalt, verandert daar niets meer aan. Hij is zo en hij blijft zo.”

Welk beeld ?

“Daar begin ik zelfs niet meer over. Ik heb er enorm veel energie ingestoken in het verleden, ik weet dat het hopeloos en nutteloos is om erover te praten. Ik doe het niet meer. Ik ben wie ik ben en wat mensen daarover denken : daar kun je toch geen invloed op hebben. Iedereen heeft zijn gedacht over Walter Meeuws. Ik ben daar niet gefrustreerd over, maar…”

Een klein beetje maar.

“Maar néén ! Wie waren de kroonprinsen twee, drie jaar geleden ? En waar zijn ze nu ?”

De Emilio Ferrera’s ?

“Wat hadden ze bewezen ? Daarom zeg ik : wie je bent, wordt bepaald door externe factoren. Men zegt : resultaten zijn belangrijk. Ik kan alleen maar zeggen : pak mijn cv en vergelijk.”

Sinds je wegging uit Lierse in 2001, werkte je uitsluitend nog in het buitenland. Bewust ?

“Na Qatar ben ik lang thuis geweest : in heel die periode heb ik geen enkele aanbieding van een Belgische club gehad, terwijl ik er helemaal open voor stond. Maar ik had hier nog maar pas getekend of ik had twee Belgische en drie buitenlandse clubs aan de lijn. Weer de imponderabilia van het voetbal, zeker ?”

Die je niet begrijpt.

“Ik hoef dat niet te begrijpen, ik stel alleen maar vast. Iedereen wist dat ik beschikbaar was. Ik denk dat ik het gewoon moet aanvaarden.”

Het is een apart circuit van Europese trainers, vaak ook minder bekende, dat rondjes draait in Afrika en Azië. Ben je niet bang dat je daar niet meer uit raakt ?

“Waarom bang zijn als je zestien maanden thuis zit en geen enkele aanbieding krijgt ? Trainen in Turkije, Marokko of de Emiraten : voor de meeste mensen is het minderwaardig werk, maar ik vind het verrijkend als mens én als coach. Wat velen kennen van het internet, heb ik ook meegemaakt. Als je in Afrika hebt gewerkt, weet je wat het is om met Afrikaanse spelers te werken in Europa. Ik heb ook kunnen zien hoe de afstand tussen Europa en de zogenaamde minderwaardige voetballanden almaar kleiner wordt. Dus : waarom bang zijn ? Het heeft altijd tegen mij gewerkt dat men mij coach van de nationale ploeg heeft gemaakt toen ik 36 jaar was.”

Achteraf beschouwd…

“… zou ik het nooit gedaan hebben. Ik was nog onbevangen als trainer en dacht dat iedereen aan hetzelfde zeel trok, dat iedereen hetzelfde ideaal had om de nationale ploeg optimaal te laten presteren. Dat is dus niet waar. Ik heb het aan den lijve ondervonden en dat is ten koste gegaan van hoe ik was als mens, hoe ik me kleedde, hoe ik mijn haar kamde. Tot in het ridicule (lachje).

“Van Basten in Nederland, Klinsmann in Duitsland : men begint weer jonge coaches voor een nationale ploeg te zetten, maar we zijn wel 2005 ondertussen. Mocht ik vandaag in dezelfde situatie zitten, het zou helemaal anders zijn.”

Dat klinkt alsof je die schandvlek ooit nog wil uitwissen, om het woord ‘revanche’ niet in de mond te nemen.

“Je moet er alleen de kans toe krijgen. Wat ben ik ermee dat Belgische journalisten mij bellen dat Anthuenis wellicht weggaat en dat ik een van de kandidaten ben om hem op te volgen ? Wat ben ik ermee dat dit al zes weken geleden begonnen is en ik al die tijd hoor dat er met die en die wordt gepraat, maar dat niemand van de federatie mij ook maar één belletje geeft ? Dan weet je toch hoe het zit, neen ? Ik wel. Mijn probleem is blijkbaar dat mijn naam altijd valt, maar dat niemand contact met mij opneemt. Wat stellen al die geruchten dan voor ? Niks. Zo realistisch ben ik wel.

“Als jij me vragen stelt over de nationale ploeg, kan ik alleen maar zeggen : het is een functie die elke coach ambieert, zelfs als je zoals ik nu technisch directeur bent, want zulke facetten horen ook bij de job. Waarom zou ik dus liegen : ik ambieer die job ook. Maar als het er niet van komt, moet ik dan in de put zitten ? Neen. Néén ! Ik kijk met belangstelling uit naar wie het zal worden.”

Michel Preud’homme, doelman toen van de nationale ploeg, zegt goede herinneringen te hebben aan jouw korte periode als bondscoach.

“(Koeltjes.) Da’s tof, hé. That’s it, want als Michel Preud’homme echt aan mij denkt, zou hij al lang contact hebben opgenomen. Gewoon een telefoontje, verder weg is Abu Dhabi niet. Mijn telefoon ligt altijd open.”

Het Noorse Tromsø deed je onlangs een voorstel, maar je stuurde hen wandelen met de woorden dat je tot juni 2007 onder contract ligt. Stel dat Preud’homme belt, is dat ook je antwoord ?

“(Zonder aarzelen.) Neen. Omdat bonds- coach iets helemaal anders is dan club- coach. Het is toch de ambitie van elke coach ? Ik zou er dus een gesprek over hebben, na eerst hier Butti te hebben ingelicht. Bondscoach is het allerinteressantste : je kan de beste spelers selecteren, en je kan naar een EK of WK toe werken. Het is het grootste platform dat je als coach kan bereiken. Wie zou dat niet willen ? Wie zegt dat het hem niet interesseert, verkoopt lulkoek. Ik ben dus geïnteresseerd, maar ik ben ook realistisch.”

Hoe kijk je terug op je trainerscarrière ?

“Qua resultaten moet ik tevreden zijn. Bij de nationale ploeg zat ik met de erfenis van Guy Thys : die was te zwaar, vooral omdat Guy er nog bij zat. Ik heb wel mee de kwalificatie voor het WK 1990 in Italië afgedwongen. De beslissende wedstrijd tegen Portugal wonnen we met 3-0, met een van de beste prestaties van de nationale ploeg sinds jaren. Twee jaar later won ik de beker met Antwerp en nog een jaar later haalde ik de finale van de Europacup voor bekerwinnaars. Ik ben de laatste trainer die dat met een Belgische club heeft gerealiseerd : als ik er ooit het bijltje bij neerleg en onder de grond lig, wordt dat zeker nog opgerakeld. Daarna, met Lommel, heb ik tot de laatste speeldag om een Europees ticket gestreden en heb ik Intertoto gehaald. Lierse : twee jaar Europees gespeeld, de beker gewonnen, de supercup gewonnen en wekenlang eerste gestaan met volgens iedereen prachtig voetbal. Ik heb jonge jongens als Cavens, Hoefkens, Somers en Daems mee helpen doorstromen, en ik heb Huysegems op 16 jaar in de eerste ploeg gegooid. Dan ben ik naar het buitenland gegaan, naar Gençlerbirligi : dat was pech, omdat de ambities niet overeenstemden met het spelersmateriaal en men aanmerkingen had op Youla en Daems, die nadien wel zijn uitgegroeid tot heel waardevolle spelers. Met Cassablanca haalde ik de bekerfinale en de Champions Leaguefinale.

“De vraag zal altijd blijven bestaan en ik stel ze níét uit frustratie : waarom, met deze resultaten, heb ik nooit een kans gekregen bij een Belgische topclub ? Ik had graag geweten wat ik daar had kunnen neerzetten. De stap naar de nationale ploeg vroeg in mijn carrière is een foute stap geweest die altijd is blijven doorwerken. Vermoed ik, want ik zie anders niet in waarom ik niet de kans heb gekregen die anderen wel hebben gekregen. Maar wat kan ik eraan doen ? Niks. Het hoogste wat je kunt bereiken als coach, is de nationale ploeg. Het op één na hoogste : een topploeg, waar dan ook. En de derde etage is : bij een subtopper werken op een manier dat topploegen of nationale keuzeheren je een kans geven. Aan dat laatste heb ik voldaan.

“In België volstaat dat blijkbaar niet. Raja heeft de voorbije jaren misschien al zes of zeven keer geïnformeerd of ik terugkom. Ik hoef het eigenlijk niet te zeggen, want het lijkt alsof ik me ermee wil verdedigen, maar als hun supporters een poppoll organiseren, kom ik er steevast als eerste uit. Sigi houdt dat allemaal bij.”

Hij vindt het alvast niet erg dat zijn vader de wereld rondreist : hij volgt je overal en heeft nu in Abu Dhabi zelfs een verblijfsvergunning van drie jaar op zak.

“Hij probeert als tennisleraar aan de slag te gaan. Vorige maand – hij was er pas – speelde hij direct de finale van een toernooi. Van dat prijzengeld kan hij zijn eerste maanden rondkomen.”

Als Justine Henin begin volgend jaar deelneemt aan de Dubai Open, is hij waarschijnlijk haar sparringpartner. Hoe komt het dat jij niet de Lei Clijsters van Sigi Meeuws bent geworden ?

“Dat is eigenlijk mijn fout geweest. Sigi was een ontzettend goede leerling en zat een jaar vooruit op school. Bij ons thuis hadden we een tennisveld waar we geregeld kleine toernooitjes op speelden met vrienden. Als vier-, vijfjarig jongetje stond hij er al bij met zijn racketje. Puur op zijn intrinsieke talent, zonder veel training, wat later ook zijn probleem is gebleken, is hij nadien uitgegroeid tot een van de betere jeugdspelers in België. In de Leopoldclub in Brussel heb je een officieus Belgisch kampioenschap voor elf- en twaalfjarigen : de Bormanbeker. Daar stond hij altijd in de finale met Xavier Malisse. Malisse is een jaar jonger : de ene keer won hij, de andere keer Sigi. Op de jeugdtoernooien kwamen we ook geregeld Kim en Elke tegen : Kim is een jaar of vier jonger, geloof ik.

“Toen Sigi twaalf was, zat hij al in zijn eerste middelbaar bij de jezuïeten in Turnhout. Van Ivo Van Aken kreeg ik toen de vraag of Sigi naar de tennisacademie in Wilrijk wilde komen, om daar samen met Malisse te trainen en elkaar beter te maken. We hebben toen beslist om het niet te doen, omdat hij zo’n goede leerling was. Overigens voetbalde Sigi ook redelijk goed : op zijn zestien jaar stond hij in de eerste ploeg van Gierle. Voetballen was voor hem een stuk compensatie voor het tennis, waar hij er altijd alleen voor stond en waar altijd van hem werd verwacht dat hij zou winnen : in het voetbal kan je zelfs winnen als je minder speelt. Door zijn sterke persoonlijkheid heeft hij ook wel wat problemen gekend met trainers (lachje).”

Je twee dochters en je kleinkinderen zijn pas twee weken op bezoek geweest. Hoe was dat ?

“Vermoeiend : met al dat volk op het appartement schoot mijn siësta er zowat elke dag bij in (lacht). Nee, heel prettig, vooral om Louis terug te zien. In België pasten Liliane en ik drie dagen per week op hem omdat Vanessa en haar man allebei werken.

“Toen ik hier tekende, had hij al een beetje een gezwollen buik, maar niet in die mate dat het verontrustend was. Terug in België, de laatste week van mei, zijn we toch naar de dokter gegaan en daar viel de diagnose : Willemstumor, iets wat voorkomt bij kinderen onder vijf jaar. Hij had een gezwel van veertien centimeter op een van zijn nieren. Ze hebben hem direct vier weken chemo gegeven en eind juni, toen de tumor kleiner geworden was, is hij geopereerd en hebben ze die nier weggenomen. Dat was op 28 juni, twee dagen voor ik naar Abu Dhabi vertrok.”

Heb je dan niet overwogen om Al Jazira te laten voor wat het was en thuis bij je familie te blijven ?

“Tja… (zwijgt). Dat was een heel moeilijke beslissing (zet zijn bril af en verbijt de tranen). Net op dat moment kwam er ook een Belgische club – de naam doet er niet toe : ze hebben een trainer nu en die doet het goed – waarna mijn vrouw toch zei : ‘Doe dát dan’, maar het contract was getekend en ik ben altijd iemand geweest die zijn verbintenissen respecteert, hoe moeilijk het ook is. Ik wist ook dat de operatie geslaagd was en dat er geen verdere complicaties waren, hoewel hij nog voor een nieuwe zware chemokuur stond in juli. Ik wist ondertussen ook dat de trainingskampen met Al Jazira in Europa waren, waardoor ik op 20 juli terug kon zijn en hem toch geregeld kon zien.

“Liliane is uiteindelijk op 30 juni met mij mee naar Abu Dhabi vertrokken, zij het met grote tegenzin en alleen om het appartement wat in orde te brengen. Twee dagen later al is ze teruggekeerd, waarna ze de hele zomer in Gierle is gebleven om Louis mee op te vangen. Dus ik zat hier alleen, in een nieuwe functie, met lange werkdagen. Dat was hard, maar soit…

“Toen ik terug in België was de 20ste juli, was ik blij dat hij goed hersteld was, want wat die jongen al heeft meegemaakt, grenst aan het ongelooflijke. Die kracht, die macht : een echte véchter, hoe klein hij ook is. Hoe hij met die tweede chemobehandeling is omgegaan, dat was gewoon fantastisch : altijd maar moeten overgeven en toch niet wenen. Ongelooflijk hoe sterk zo’n klein manneke kan zijn, al zie je het nog wel aan zijn gezichtje, aan zijn lichaam ook dat het hem heeft getekend. En tóch is het een vrolijk bazeke (glimlacht).

“Het leven is grillig. Ik vind mijn job boeiend en interessant, maar als we het veertien dagen eerder hadden geweten van Louis, wat kon, dan had ik hier nu niet gezeten.”

Vreugde en verdriet lagen dicht bij elkaar : je jongste dochter, Tamara, die in München woont, beviel in diezelfde periode van haar tweede kind.

“Ze is bevallen op 14 juli, van een meisje : Ruby Ella. Victor is vijf. Toen ik voor het trainingskamp naar Europa kwam, heb ik mijn vlucht via München geregeld, waar ik dan die kleine heb gezien… (krijgt het weer moeilijk). Ik ben twee dagen gebleven en ben dan doorgereisd naar België, waar Louis lag af te zien. Had het gekund, ik was daar in zijn plaats gaan liggen. Best heel emotioneel allemaal, maar zo is het leven. Er zit nog altijd een katheter in zijn lichaampje ingeplant, waar ze het infuus inbrengen als hij op onderzoek moet. Dat mag er, denk ik, volgend jaar uit. Momenteel is alles goed : het genezingspercentage bedraagt bijna 99 procent. Daar kan je je aan vasthouden, al blijft de kans bestaan dat het ooit terugkomt, maar dan in de longen.

“Voor mij is dit nog maar eens een bewijs dat je het leven niet in de hand hebt. Het helpt me nog meer alles te relativeren.”

De mens wikt, maar God beschikt.

“Misschien wel. Ik ben altijd realistisch geweest. Als ze je voor de nationale ploeg komen vragen terwijl je nog maar een half jaar coach bent, is dat een eer, maar dan moet je ook het geluk hebben dat de factoren aanwezig zijn die jou optimaal laten presteren. In mijn geval waren die er niet. Of beter : er zijn bewust omstandigheden gecreëerd om mij níet te laten functioneren. Ooit heeft een student zijn eindwerk gemaakt over de invloed van alle mogelijke factoren op mijn functioneren : de conclusie was dat ik afgeschoten ben, bewust. Iedereen weet dat Rik De Saedeleer mij tijdens de wedstrijd tegen Luxemburg van de eerste tot de laatste minuut heeft afgemaakt. Een opgezet plan, nooit eerder vertoond. Uiteindelijk heb ik het nog lang uitgehouden : in december woonde ik de groepsloting bij in Italië, we speelden nog gelijk in Griekenland en 0-0 thuis tegen Zweden. Dat was eind februari. Toen was het over : de volgende dag moest ik naar Brussel komen.

“Ik wil niet aanmatigend klinken, maar ik heb op die leeftijd lessen gekregen waar je anders tien jaar over doet. Ik herinner me dat Sigi in die periode ergens een voetbalwedstrijdje speelde. Na afloop kom ik in de kantine, waar zo’n man of honderd vijftig zit. Ik doe die deur open en plots wordt het stil en draaien al die gezichten in mijn richting. Ooit meegemaakt ? Ik wel. Ik verzeker je : zoiets tekent een mens.” l

JAN HAUSPIE

‘IK LEER HOE JE EEN CLUB MOET RUNNEN IN AL HAAR FACETTEN. WAAR IN EUROPA ZOU IK DIE KANS KRIJGEN ?’

‘TRAINEN IN TURKIJE, MAROKKO OF DE EMIRATEN : IK VIND HET VERRIJKEND ALS MENS éN ALS COACH.’

‘DE ZIEKTE VAN ONZE KLEINZOON LOUIS HELPT ME NOG MEER ALLES TE RELATIVEREN.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content